8.7.1 Vertegenwoordiging van de maatschap
Op vertegenwoordiging van de (stille en openbare) maatschap zijn de regels die gelden voor volmacht (art. 3:60 BW en verder) van toepassing. Uit art. 7A:1679 volgt dat een maat slechts bevoegd is om namens de maatschap te handelen indien hem daartoe volmacht is verleend door de overige maten. Deze vertegenwoordigingsbevoegdheid kan zijn gegeven in het vennootschapscontract, maar ook kan het zo zijn dat een maat zijn vertegenwoordigingsbevoegdheid ontleent aan een later verstrekte, afzonderlijke volmacht (uitdrukkelijk of stilzwijgend verleend, art. 3:69 lid 1). Indien de maat heeft gehandeld namens de maatschap op basis van een volmacht, dan is de maatschap gebonden. Ingeval een maat namens de maatschap heeft gehandeld zonder dat hij hiertoe een volmacht had ontvangen, is de maatschap in beginsel niet gebonden. De maat was in dat geval niet bevoegd de maatschap te vertegenwoordigen. De hoofdregel van niet-gebondenheid leidt uitzondering ingeval een van de volgende vier gevallen zich voordoet. De overige maten hebben de toerekenbare schijn van volmacht opgewekt (art. 3:61 lid 2). Voorts is de maatschap toch gebonden als sprake is van zaakwaarneming (art. 6:198). De maat heeft zich op redelijke grond ingelaten met het belang van iemand anders, de maatschap. Ten derde kan de gebondenheid van de maatschap ontstaan op grond van art. 7A:1680: de zaak heeft ten voordele van de vennootschap gestrekt. Dit noemt men ook wel baattrekking. Uit het door de Hoge Raad gewezen arrest inzake Dieselgarage II (HR 13 juni 1958, NJ 1958/352) blijkt dat beoordeeld moet worden of de transactie uiteindelijk voordelig blijkt te zijn geweest voor de vennootschap. In het arrest ging het om een overeenkomst van geldlening die door de vennootschap was aangegaan. De vennootschap had op grond van deze overeenkomst gelden ter beschikking gekregen. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof terecht had onderzocht of de gelden door de vennootschap op een voordelige wijze waren besteed. Dit was niet het geval en dus was van gebondenheid van de vennootschap op basis van baattrekking geen sprake. Ten slotte kan de maatschap gebonden worden door bekrachtiging (art. 3:69 lid 1). De overige maten kunnen het helemaal eens zijn met de handeling die de onbevoegde maat heeft verricht. Zij kunnen dan tot bekrachtiging overgaan en op zo de binding van de maatschap bewerkstelligen.
Ingeval de maatschap gebonden is aan een namens haar door een maat verrichte rechtshandeling, kan de maatschap worden aangesproken tot de prestatie waartoe de rechtshandeling verplicht. Daarnaast kunnen de maten ieder voor een gelijk deel worden aangesproken (art. 7A:1680). Aansprakelijkheid voor gelijke delen geldt voor deelbare prestaties (geldsom/koopprijs). Als de prestatie ondeelbaar is, liggen de zaken anders: in dat geval zijn de maten hoofdelijk, dat wil zeggen voor het geheel verbonden (art. 6:6 lid 2).
Ingeval de maatschap niet gebonden is aan de overeenkomst (er is geen toereikende volmacht verleend en er is geen sprake van toerekenbare schijn, zaakwaarneming, baattrekking of bekrachtiging), dan is de onbevoegd handelende maat zelf gebonden aan de rechtshandeling die hij met een derde heeft verricht (art. 7A:1681).
8.7.2 Vertegenwoordiging van de vennootschap onder firma (VOF) en de commanditaire vennootschap
Uit art. 17 WvK volgt dat iedere vennoot in beginsel bevoegd is om namens de vennootschap te handelen. Hierop bestaan drie uitzonderingen. Ten eerste kan in het vennootschapscontract zijn bepaald dat een vennoot van vertegenwoordigingsbevoegdheid is uitgesloten (17 lid 1 WvK). Ten tweede is een vennoot niet bevoegd om doeloverschrijdende handelingen te verrichten (art. 17 WvK). Indien een vennoot een doeloverschrijdende handeling verricht, dan is de vennootschap hieraan in beginsel niet gebonden. Voorwaarde is wel dat de vennootschap is ingeschreven in het handelsregister. Wanneer verzuimd is om de vennootschap onder firma in te schrijven in het handelsregister dan kan jegens derden geen beroep worden gedaan op doeloverschrijding. Zelfs niet als de derde op de hoogte is van de doelomschrijving. Dit volgt uit art. 29 WvK. Zolang een vennootschap onder firma niet is ingeschreven in het handelsregister heeft dat een vergaande consequentie: de vennootschap onder firma wordt ten aanzien van derden aangemerkt als te zijn aangegaan als algemeen voor alle zaken. De vennoten worden geacht over een volledige vertegenwoordigingsbevoegdheid te beschikken jegens derden. Deze regel geldt zelfs voor derden te kwader trouw, die wisten van de werkelijke stand van zaken bij de vennootschap onder firma.
Ten slotte kunnen in de vennootschapsovereenkomst beperkingen op de vertegenwoordigingsbevoegdheid worden aangebracht. In de vennootschapsovereenkomst kan de individuele vertegenwoordigingsbevoegdheid worden beperkt. Hierin kan bijvoorbeeld zijn bepaald dat vennoten slechts gezamenlijk vertegenwoordigingsbevoegd zijn. Deze beperking kan, mits hiervan inschrijving is gedaan in het handelsregister, worden ingeroepen jegens de wederpartij. De omvang van de vertegenwoordigingsbevoegdheid kan voorts worden beperkt door andere bepalingen die zijn opgenomen in de vennootschapsovereenkomst (zogenoemde zakelijke beperkingen), bijvoorbeeld dat een bepaalde vennoot slechts tot een beperkt bedrag vertegenwoordigingsbevoegd is. Voorwaarde is wel dat de beperking in het handelsregister openbaar gemaakt is (art. 18 Hregw). De vennootschap kan zich hierop jegens de wederpartij beroepen. De vennoot die zijn bevoegdheid overschreden heeft, kan door de wederpartij voor de geleden schade worden aangesproken. Op dit punt wijkt de regeling voor vertegenwoordiging van de vennootschap onder firma/commanditaire vennootschap af van de vertegenwoordigingsregeling die geldt voor de NV en BV. Beperking van de vertegenwoordigingsbevoegdheid van bestuurders vergt bij de NV en BV immers een wettelijke basis.
Ingeval de vennootschap vertegenwoordigd is door een daartoe onbevoegde vennoot kan de vennootschap evenals geldt bij vertegenwoordiging van de maatschap door een daartoe onbevoegde maat toch gebonden worden aan de rechtshandeling in de volgende vier gevallen: er is sprake van toerekenbare schijn; zaakwaarneming; baattrekking of bekrachtiging (zie onderdeel 8.7.1). Ingeval de vennootschap onder firma uiteindelijk gebonden is aan een namens haar aangegane rechtshandeling, dan zijn de vennoten ieder hoofdelijk voor het geheel aansprakelijk (art. 18 WvK).
Voor de beherende vennoten van een commanditaire vennootschap gelden de bepalingen die op vennoten van een vennootschap onder firma toepassing zijn (art. 19 WvK). Op grond van art. 17 WvK is iedere beherend vennoot die daarvan niet is uitgesloten vertegenwoordigingsbevoegd. De beherende vennoten zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de verbintenissen van de vennootschap (art. 18 WvK),
Voor de commanditaire vennoten geldt een apart regime. Hun naam mag niet in de naam van de vennootschap worden gebezigd (art. 20 WvK). Zij mogen voorts geen daden van beheer verrichten of in de zaken van de vennootschap werkzaam zijn. (art. 20 WvK). De commanditaire vennoten mogen niet naar buiten treden omdat anders jegens derden de indruk zou worden gewekt dat zij beherend vennoot zijn en zij derhalve kunnen worden aangesproken voor de verbintenissen van de commanditaire vennootschap. De commanditaire vennoten zijn niet bevoegd om de commanditaire vennootschap te vertegenwoordigen (art. 20 WvK) en zij zijn in beginsel ook niet aansprakelijk voor schulden van de vennootschap. De commanditaire vennoot mag zelfs niet op grond van een volmacht voor de vennootschap optreden. Overtreedt de commanditaire vennoot één van de verboden van art. 20 WvK: gedraagt hij zich als een beherend vennoot, zijn naam in de firmanaam wordt gebezigd of wanneer hij daden van beheer verricht, wordt hij aansprakelijk voor alle schulden van de vennootschap (art. WvK).