17.3.1 In welke situaties is een aandeelhoudersovereenkomst van belang?
Naast de wet vormen de statuten van een BV (samen met eventuele reglementen en besluiten) de basis van de samenwerking tussen de aandeelhouders. Als aanvulling hierop wordt dikwijls door de aandeelhouders een overeenkomst gesloten waarin zij die samenwerking nader vorm geven. Dit gebeurt met name wanneer sprake is van een beperkt aantal aandeelhouders, die daadwerkelijk en nauw betrokken zijn bij de vennootschap. Aandeelhoudersovereenkomsten zijn ook gebruikelijk bij private equity-investeringen.
De statuten worden beheerst door het vennootschapsrecht en de aandeelhoudersovereenkomst door het verbintenissenrecht; bij strijd tussen beide prevaleren de statuten. Art. 2:25 bepaalt dat de bepalingen van Boek 2 BW van dwingend recht zijn, tenzij uit de wet anders blijkt, zodat de statuten aan meer voorschriften van dwingendrechtelijke aard dienen te voldoen dan de aandeelhoudersovereenkomst, die aan het vrijere regime van Boek 6 BW is onderworpen.
Statutaire bepalingen die niet toegestane afwijkingen van de wet inhouden zijn nietig.
Overigens heeft de Ondernemingskamer in het arrest Broadnet geoordeeld dat in voorkomende gevallen (in casu ging het om een joint venture overeenkomst waarbij onder meer een grote minderheidsaandeelhouder was betrokken) ook de vennootschap overeenkomstig de aan de aandeelhoudersovereenkomst ten grondslag liggende bedoeling dient te handelen (Hof Amsterdam 8 mei 2002, JOR 2002, 112). Ook uit andere uitspraken blijkt dat een aandeelhoudersovereenkomst of joint venture overeenkomst ‘vennootschapsrechtelijk’ doorwerking kan hebben op basis van art. 2:8 (redelijkheid en billijkheid). Zie ook OK 20 mei 1999, JOR 2000, 72, Cromwild/Versatel en Hof Den Haag 7 augustus 2008, JOR 2008, 262, Ramsley. In het Cancun-arrest (HR 14 april 2014, JOR 2014/290) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat (in ieder geval) bij een joint venture vennootschap het belang van de vennootschap mede wordt bepaald door de aard en inhoud van de tussen de aandeelhouders overeengekomen samenwerking. Deze aard en inhoud van een joint venture vennootschap waarin de aandeelhouders een gelijkwaardig aandeel hebben, kunnen meebrengen dat (ook) het vennootschapsbelang is gebaat bij continuering van evenwichtige verhoudingen tussen de aandeelhouders (r.o. 4.2.1). Rechtbank Den Haag achtte, zij het in zeer bijzondere omstandigheden, zelfs een commissaris gebonden aan een aandeelhoudersovereenkomst (1 augustus 2012, JOR 2012/286, F.A.M. Holding/Vanka-Kawat). Handelen in strijd met de aandeelhoudersovereenkomst kan via de redelijkheid en de billijkheid van artikel 2:8 BW leiden tot vernietiging van besluiten van de vennootschap (art. 2:15 BW). Hof Amsterdam 13 januari 2015, JOR 2014/157 (Kekk/Delfino) en Rechtbank Zeeland-West-Brabant 13 maart 2019, JOR 2019/181 (Smits Groep).
17.3.2 Geldigheid van een aandeelhoudersovereenkomst
Voor aandeelhoudersovereenkomsten gelden dezelfde regels omtrent geldigheid als voor andere overeenkomsten. Zij mogen naar inhoud of strekking niet in strijd zijn met de openbare orde, de goede zeden of een dwingende wetsbepaling, dit alles op straffe van nietigheid (art. 3:40). De bepaling dat een aandeelhouder zijn aandelen nooit zal mogen overdragen is in strijd met de mogelijkheid tot verhandelbaarheid van vermogensbestanddelen en daarmee in strijd met de openbare orde.
De overeenkomst komt tot stand doordat wilsovereenstemming tussen de partijen bestaat (art. 3:33). Voor aandeelhoudersovereenkomsten gelden geen formele vereisten zoals een schriftelijk stuk, maar uiteraard verdient het aanbeveling de afspraken, bij voorkeur in overleg met adviseurs, schriftelijk vast te leggen.
17.3.2.1 Verhouding tussen aandeelhoudersovereenkomst en statuten
De art. 2:177 en art. 2:178 geven de minimumeisen waaraan de statuten moeten voldoen. De statuten bevatten de naam, zetel en doel van de vennootschap, (alsmede voor de NV het bedrag van het maatschappelijk kapitaal), het aantal en het bedrag van de aandelen en op grond van art. 2:134/244 BW een ontstentenis- en beletregeling (indien een Raad van Commissarissen is ingesteld is een dergelijke regeling ook voor dat orgaan vereist). In de praktijk bevatten statuten altijd een gedetailleerdere regeling dan de minimumvoorschriften. Dit kan een zeer uitgebreide regeling zijn, die geen verdere aanvullingen behoeft. Anderzijds kunnen de oprichters ervoor kiezen een beperkte regeling in de statuten op te nemen en een groot aantal zaken in de aandeelhoudersovereenkomst op te nemen, en deze te voorzien van een aantal overwegingen die tot de samenwerking hebben geleid. Dergelijke overwegingen ‘kleuren’ de samenwerking, hetgeen relevant kan zijn voor de toets of naar ‘redelijkheid en billijkheid’ wordt gehandeld. Het hangt van de omstandigheden af waaraan de voorkeur moet worden gegeven.
Voordelen van een uitgebreide regeling in de statuten zijn (zie ook onderdeel 17.2.1.1):
– De statuten zijn bindend, ook voor toekomstige aandeelhouders en voor de vennootschap;
– Statutaire regelingen hebben goederenrechtelijke werking, bijvoorbeeld een overdracht in strijd met een statutaire beperking is nietig. Als aandelen worden overgedragen in strijd met een regeling in een overeenkomst levert dat wanprestatie jegens de andere aandeelhouders/contractspartijen op, maar de overdracht is in beginsel geldig;
– Op overtreding van statutaire verplichtingen kunnen vennootschappelijke sancties worden gesteld, zoals opschorting van het stemrecht. Op overtreding van een aandeelhoudersovereenkomst kan de overeenkomst alleen vermogensrechtelijke sancties stellen, zoals het verbeuren van een boete;
– Statuten worden uitgelegd op basis van het CAO-criterium (voor de uitleg van de bepalingen van een regeling waar derden bij betrokken zijn, zoals een collectieve arbeidsovereenkomst en dus ook statuten, zijn de bewoordingen daarvan, gelezen in het licht van de gehele tekst van die overeenkomst, in beginsel van doorslaggevende betekenis). Zie HR 13 maart 1981, NJ 1981, 635. In zijn arrest van 20 februari 2004, NJ 2005/493 (DSM/Fox) heeft de Hoge Raad dit standpunt genuanceerd: ‘Tussen beide normen bestaat geen tegenstelling, maar een vloeiende overgang.’ (r.o. 4.4.) Naarmate de samenwerking meer persoonlijk en kleinschalig vorm heeft gekregen, kan meer accent op de wederzijdse partijbedoeling komen te liggen. Zie ook HR 1 november 2019 en met name de noot van Ten Berg in JOR 2020/2 (Apotheek Eemnes).
Voordelen van een beknopte regeling in de statuten met aanvulling in een aandeelhoudersovereenkomst zijn:
– In tegenstelling tot statuten, die bij notariële akte tot stand komen en worden gewijzigd is een aandeelhoudersovereenkomst vormvrij, hetgeen kan schelen in tijd en kosten, zowel bij de totstandkoming als bij latere wijzigingen;
– Een overeenkomst is niet openbaar, statuten liggen bij handelsregister;
– In een aandeelhoudersovereenkomst kunnen regelingen worden getroffen die in strijd zijn met dwingend recht, alsmede regelingen die zich niet lenen voor statutaire bepalingen, onder meer omtrent de uitoefening van het stemrecht, prijsbepalingsclausules (denk bijvoorbeeld aan ‘good-leaver’- en ‘bad-leaver’-regelingen), concurrentiebedingen en het maken van een rechtskeuze bij internationale samenwerkingen;
– Een aandeelhoudersovereenkomst wordt uitgelegd op basis van de Haviltex-norm (de bewoordingen staan bij uitleg voorop).
Een aspect dat kan worden gezien als voordeel van zowel statuten als een aandeelhoudersovereenkomst, afhankelijk van de omstandigheden, is het feit dat een aandeelhoudersovereenkomst alleen kan worden gewijzigd met medewerking van alle aandeelhouders, terwijl voor statutenwijziging een meerderheidsbesluit nodig is, eventueel – afhankelijk van de statutaire regeling – met een versterkte meerderheid.
17.3.3 Inhoud van een aandeelhoudersovereenkomst
Iedere vennootschap is naar aard en (aandeelhouders)structuur anders. Daarom kan geen (standaard) aandeelhoudersovereenkomst worden opgesteld, die in alle voorkomende gevallen kan worden gebruikt. Zie ook onderdeel 17.2.1.4.
Wel kan in het algemeen worden aangeven welke onderwerpen van belang zijn. Allereerst zal vastgesteld moeten worden wie de partijen zijn en met name ook of men de vennootschap als zodanig ook gebonden wil achten om mee te werken, voor zover van toepassing. Veel voorkomende onderwerpen die men regelt zijn (in willekeurige volgorde) de volgende:
– Wie zijn partijen? Zijn de moedervennootschappen van de aandeelhouders ook partij? Wordt de joint venture-vennootschap (na oprichting) zelf ook partij bij de overeenkomst?
– Doel van de samenwerking (joint venture). Een (concept) business plan zou eventueel als onderdeel (bijlage) bij de overeenkomst kunnen worden gevoegd. Ook de ontwerpstatuten worden veelal aan de overeenkomst gehecht.
– De financiering van de vennootschap: welke bedragen dienen de aandeelhouders op hun aandelen te storten, bij oprichting en bij latere emissies en onder welke voorwaarden? Welke deel is nominaal of agio? Is er een inbreng in natura (activa, knowhow)? Ook kunnen afspraken worden gemaakt omtrent het aantrekken van vreemd vermogen, al dan niet via aandeelhoudersleningen of leningen van externe financiers.
– Het dividendbeleid. De aandeelhouders spreken af welk percentage van de winst zij zullen uitkeren en welk percentage wordt toegevoegd aan de reserves. Dit vaststellen van een solvabiliteitsratio en pay-out beleid is met name van belang gedurende de aanlooptijd.
– Een verbod voor aandeelhouders om hun aandelen gedurende een bepaalde periode (bijvoorbeeld de aanloopfase) aan te bieden (‘Lockup’).
– De verplichting tot aanbieding en overdracht van de aandelen aan de andere aandeelhouders in bepaalde gevallen. Hierbij kan men denken aan de situatie dat een aandeelhouder natuurlijk persoon arbeidsongeschikt raakt of een bepaalde kwaliteit verliest of de situatie dat de zeggenschap in een aandeelhouder-rechtspersoon in andere handen komt (change of control).
Dat laatste kan zich voordoen als de aandeelhouders van de vennootschap-werkmaatschappij personal holdings zijn. Als de aandelen in een personal holding worden overgedragen verandert het aandeelhoudersbestand van de werkmaatschappij niet, maar kan de uiteindelijke zeggenschap in deze laatste vennootschap wel wijzigen. Voor dat geval kan de aandeelhoudersovereenkomst bepalen, dat bij wijziging van de zeggenschap of het overdragen van de aandelen in een vennootschap-aandeelhouder, de aandelen in de werkmaatschappij moeten worden aangeboden aan de andere aandeelhouder(s).
Hiertegenover staat veelal de verplichting van de andere aandeelhouder(s) om in dergelijke situaties de aandelen over te nemen, maar een dergelijke regeling is niet noodzakelijk.
– De wijze van vaststelling van de koopsom van de aandelen. Partijen kunnen een prijsbepalingsclausule opnemen (bijvoorbeeld volgens de discounted cash-flow methode of op basis van, al dan niet zichtbare intrinsieke waarde). Ook is dit de plaats voor ‘good-leaver’- en ‘bad-leaver’-regelingen.
Als de aandeelhouders niet (meer) bereid of in staat zijn de waarde van de over te dragen aandelen onderling te bepalen kan dit geschieden door een expert; de aandeelhoudersovereenkomst kan dan bepalen op welke wijze die expert wordt benoemd en volgens welke maatstaven de expert te werk zal gaan. Ook kan een regeling omtrent een mogelijke betaling in termijnen (met rente) worden opgenomen.
– De besluitvorming in de algemene vergadering van aandeelhouders.
Zie hieromtrent uitgebreider onderdeel 17.3.4.
– Bepalingen met betrekking tot het bestuur en de eventuele raad van commissarissen van de vennootschap, zoals de wijze van benoeming en ontslag en de hoogte van de (eventuele) beloning. Soms is de contractuele regeling een aanvulling op een statutaire regeling, bijvoorbeeld een bepaling waarbij iedere aandeelhouder een aparte soort aandelen houdt, waaraan bindende voordrachtsrechten zijn gekoppeld.
– Een concurrentiebeding en/of een relatiebeding. Dit is van belang in situaties waarin de aandeelhouders eigen activiteiten hebben. De aandeelhouders verplichten zich dan om met hun activiteiten niet in concurrentie met de vennootschap te treden, noch om in dienst te treden bij een concurrent van de vennootschap. Aan een concurrentiebeding zijn meestal boetebepalingen gekoppeld.
– De duur van de aandeelhoudersovereenkomst (bepaalde of onbepaalde tijd) en de wijze van beëindiging van de aandeelhoudersovereenkomst, met een opzegtermijn.
– De mogelijkheid van overdracht van de rechten en de verplichtingen uit de overeenkomst. Het is aan te bevelen hieraan een kettingbeding toe te voegen, inhoudende dat de verplichtingen uit de overeenkomst aan opvolgende aandeelhouders worden opgelegd.
– Een boetebeding, inhoudende verbeurte van een vast bedrag per overtreding van een van de bepalingen van de overeenkomst.
– De relatie tussen de statuten en de aandeelhoudersovereenkomst. Veelal zal men willen bepalen dat de laatste voorgaat in geval van onderlinge strijdigheid.
– Arbitrageregelingen. Als de aandelen gelijk over de aandeelhouders zijn verdeeld (twee aandeelhouders die ieder 50% van de aandelen houden, of vier aandeelhouders met 25%) kan een impasse met betrekking tot de besluitvorming ontstaan. Voor een dergelijk geval kan een geschillenregeling worden opgenomen, inhoudende dat geschillen zullen worden beslecht door een of meer arbiters conform een arbitragereglement (bijvoorbeeld NAI).
– In internationale verhoudingen zal een rechtskeuze gemaakt moeten worden. Bij een Nederlandse BV zal Nederlands recht voor de hand liggen (Lex Societatis).
17.3.3.1 Term sheet
Overeenkomsten (en dus ook die tussen aandeelhouders) worden (met name in internationale verhoudingen) ook wel vastgelegd in een term sheet (letterlijk: lijst van voorwaarden). Een term sheet is bindend tussen partijen en dus niet een vrijblijvende voorovereenkomst of intentieverklaring.
Een term sheet heeft de vorm van een tabel, waarin in de linkerkolom de kernpunten worden genoemd, die in de rechterkolom worden uitgewerkt.
Een term sheet kan ook de betekenis hebben van een ‘stappenplan’, waarin puntsgewijs de hoofdzaken van een overeenkomst worden vastgelegd, die in een verder traject nader worden uitgewerkt.
17.3.4 Stemovereenkomsten
In onderdeel 17.3.3 is aan de orde gekomen dat aandeelhouders in aanvulling op de statuten een overeenkomst kunnen sluiten waarin zij hun onderlinge verhouding nader regelen, onder meer met betrekking tot de uitoefening van het stemrecht op de aandelen. Een stemovereenkomst is een aandeelhoudersovereenkomst die uitsluitend het gebruik van het stemrecht regelt.
Hoewel aandeel en stemrecht onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden (tenzij sprake is van een stemrechtloos aandeel op basis van de wet en statuten), zijn stemovereenkomsten in beginsel geldig.
In het Distilleerderij Melchers-arrest van 13 november 1959 (NJ 1960, 472) oordeelde de Hoge Raad dat aan een aandeelhouder in het hem verleende stemrecht een eigen recht is gegeven om zijn belang in de vennootschap te dienen en dat het de aandeelhouder in beginsel vrijstaat om naar goeddunken gebruik te maken van zijn bevoegdheid om de algemene vergadering bij te wonen, het stemrecht in de algemene vergadering uit te oefenen, en om te besluiten op een bepaalde wijze te stemmen voordat hij weet wat ter vergadering door anderen zal worden aangevoerd.
Een argument voor de geoorloofdheid van de stemovereenkomst is dat deze geen gevolgen heeft voor de geldigheid van een stem in de algemene vergadering. Een stem die wordt uitgebracht in afwijking van de stemovereenkomst kan wanprestatie opleveren, maar is in beginsel vennootschapsrechtelijk geldig. De wettelijke en statutaire regels aangaande het uitbrengen van een stem gaan voor.
Of in een concreet geval sprake is van wanprestatie hangt er mede van af of zich na het sluiten van de overeenkomst omstandigheden hebben voorgedaan op grond waarvan van de aandeelhouder niet kan worden verlangd dat hij volgens de stemovereenkomst handelt.
Om nakoming van de stemovereenkomst zo veel mogelijk te verzekeren nemen partijen in de stemovereenkomst boetebedingen op, inhoudende verbeurte van een vast bedrag per overtreding van een van de bepalingen van de overeenkomst, bij voorkeur te combineren met een kettingbeding, inhoudende dat bij een aandelenoverdracht de verplichtingen uit de overeenkomst aan opvolgende aandeelhouders worden opgelegd.
De grens van de bevoegdheid om zijn eigen belang te dienen ligt voor de aandeelhouder bij art. 2:8. Op grond van dit artikel dienen de bij een rechtspersoon betrokkenen (dus niet alleen de organen, maar ook de aandeelhouders) zich jegens elkaar te gedragen overeenkomstig de eisen van redelijkheid en billijkheid (zie ook onderdeel 17.3.1).
Bij stemovereenkomsten kan men denken aan onder meer de volgende bepalingen:
– De afspraak dat bepaalde besluiten, eventueel in afwijking van de statuten, alleen met algemene stemmen of een bepaalde gekwalificeerde meerderheid met quorum kunnen worden genomen. Dit kunnen zijn besluiten tot uitgifte van aandelen, afstand of beperking van het voorkeursrecht, statutenwijziging, fusie en splitsing.
– De afspraak dat de aandeelhouders steeds zo zullen stemmen dat (soms beurtelings) door hen voorgedragen kandidaten tot bestuurder (en/of commissaris) worden benoemd. Zonder een dergelijke afspraak zouden de aandeelhouders de benoeming van elkaars kandidaat steeds kunnen tegenhouden. Dit is met name bij een joint venture in de vorm van een NV van belang; voor een dergelijke situatie bij de BV geeft art. 2:242 de oplossing.
– De afspraak om bij staken van stemmen te stemmen overeenkomstig (bindend) advies van een derde.
Hetgeen hiervoor in onderdeel 17.3.2 is opgemerkt over de geldigheid van aandeelhoudersovereenkomsten geldt uiteraard ook voor stemovereenkomsten. Zulke afspraken kunnen nietig of vernietigbaar zijn. De grenzen van de betamelijkheid worden overschreden bijvoorbeeld als de aandeelhouders zich vastleggen steeds te stemmen volgens de instructies van één van hen of van bestuurders, commissarissen of derden of als een stemovereenkomst structureel strijdig is met het belang van de vennootschap.
17.3.4.1 Sancties op niet-nakoming
Indien een aandeelhouder stemt voor een besluit dat in strijd is met de aandeelhoudersovereenkomst pleegt hij wanprestatie jegens zijn mede-aandeelhouder(s). De uitgebrachte stem en daarmee het besluit zijn hierdoor niet ongeldig.
Als gezegd kunnen partijen worden aangemoedigd hun verplichtingen uit een aandeelhoudersovereenkomst na te komen door een boetebeding, dat inhoudt dat bij iedere overtreding een bepaald bedrag aan de andere aandeelhouder(s) moet worden betaald. Ter verzekering van de betaling van een mogelijke boete kan over en weer op de aandelen een pandrecht worden gevestigd ten behoeve van de andere aandeelhouders. De statuten van de vennootschap moeten dan de vestiging van een pandrecht op aandelen toelaten (art. 2:198 lid 1).
Net als bij iedere overeenkomst staan op schending van een aandeelhoudersovereenkomst de sancties van ontbinding en (in geval van toerekenbare tekortkoming) schadevergoeding.
Het is in de praktijk niet eenvoudig vast te stellen waaruit de schade van de medeaandeelhouders bestaat. In het arrest Poot-ABP (HR 2 december 1994, NJ 1995, 288) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat niet voor vergoeding in aanmerking komt afgeleide schade, dat wil zeggen de waardevermindering van aandelen doordat de vennootschap schade lijdt. Het ligt op de weg van de vennootschap om een actie in te stellen om haar schade vergoed te krijgen. Als die vordering (op grond van wanprestatie of onrechtmatige daad) wordt toegewezen hebben de aandelen weer hun oorspronkelijke waarde.
Als aandeelhouders hun onderlinge verhouding vorm hebben gegeven door een aandeelhoudersovereenkomst bepaalt deze overeenkomst mede de gang van zaken binnen de vennootschap, zie onder meer onderdeel 17.3.1 en OK 20 mei 1999, JOR 2000, 72, Cromwild/Versatel. In het kader van een enquêteprocedure kunnen hooglopende conflicten tussen aandeelhouders, maar ook wanprestatie onder een aandeelhoudersovereenkomst wanbeleid vormen.
17.3.5 Certificering
In beginsel zijn ieder aandeel in een vennootschap financiele en zeggenschapsrechten verbonden. Tot de rechten uit de eerste categorie behoren het recht op dividend en het recht op uitkering van een evenredig deel van het saldo na ontbinding (art. 2:23b). Tot de zeggenschapsrechten, ook wel vergaderrechten genoemd (zie art. 2:227 lid 1), behoren het stemrecht in de algemene vergadering van aandeelhouders, het recht om een algemene vergadering van aandeelhouders bijeen te roepen (art. 2:220) en het recht om daar het woord te voeren (art. 2:227).
In de praktijk bestaat soms de behoefte om de financiële rechten en het stemrecht op aandelen van elkaar te scheiden. Dat kan worden bereikt door middel van certificering van aandelen. Zie over dit onderwerp ook onderdeel 6.6.
Daarnaast kunnen ook stemrechtloze aandelen worden gecreëerd (zie art. 2:228 lid 5). Aan dergelijke aandelen zijn wel altijd ‘vergaderrechten’ verbonden (zie art. 2:227 lid 1), hetgeen bij certificaten van aandelen alleen het geval is indien deze rechten krachtens de statuten zijn toegekend.
Reden voor certificering kan zijn het voorkomen van geschillen bij familiebedrijven, waar sommige aandeelhouders niet en andere wel deel uitmaken van de ondernemingsleiding. De eersten zullen geneigd zijn zoveel mogelijk winst uit te keren, terwijl de laatsten mogelijk winst willen reserveren. Op verschillende wijzen kan er voor worden gezorgd dat de eerste groep een financieel belang in de vennootschap behoudt en tegelijk wordt voorkomen dat zij de meerderheid van de stemmen in de algemene vergadering van aandeelhouders heeft. Dit kan geschieden door certificering of door het uitgeven van aandelen zonder stemrecht. Dat laatste is alleen mogelijk bij een BV.
Bij beurs-NV’s wordt certificering wel gebruikt als beschermingsmaatregel tegen ongewenste aandeelhouders. Onder meer ABN AMRO heeft voor deze bescherming gekozen.
In geval van certificering worden de aandelen overgedragen aan (veelal) een Stichting Administratiekantoor die daarvoor certificaten aan de (voormalige) aandeelhouders uitgeeft. Het stemrecht komt bij (het bestuur van) de stichting, de vermogenswaarden (en dus ook het risico) gaan over op de certificaathouders. De stichting betaalt de ontvangen uitkeringen onmiddellijk door aan de certificaathouders. Certificering is fiscaal transparant, mits aan de vereiste fiscale voorwaarden wordt voldaan (zie Resolutie 23 maart 1962, nr. B2/3678, BNB 1962/07 en Besluit van 23 november 2006, nr. CPP 2006/2674 M, BNB 2007/69 en Besluit van 4 september 2012, nr. BLK 2012/101 M, geactualiseerd in het Besluit van 22 maart 2018).
Het bestuur van de stichting kan worden gevormd door de oprichter(s) of vertegenwoordigers van de diverse belangengroepen aangevuld met een of meer onafhankelijke derden. Bij het stemmen op de aandelen moet het bestuur van de stichting (conform de doelstelling van de stichting en de fiduciaire rechtsverhouding) rekening houden met de belangen van zowel de certificaathouders als de vennootschap.
Certificering is een voorbeeld van het scheiden van economische en juridische eigendom: de een is juridisch eigenaar (rechthebbende) en een ander draagt de risico’s van vermindering of vermeerdering van waarde.
Certificaten kunnen zijn volledig royeerbaar, beperkt royeerbaar of niet royeerbaar. Royeerbare certificaten worden op wens van de certificaathouder omgewisseld tegen de onderliggende aandelen; bij niet royeerbare certificaten is dat niet mogelijk door de certificaathouder(s). Daarnaast zijn beperkt royeerbare certificaten onder bepaalde voorwaarden in te wisselen, bijvoorbeeld op grond van een besluit genomen met een gekwalificeerde meerderheid van de vergadering van certificaathouders.
Bij de NV kan daarnaast een indeling worden gemaakt in certificaten die met en die zonder medewerking van de vennootschap zijn uitgegeven. Van ‘medewerking van de vennootschap’ – een niet geheel duidelijk begrip – kan sprake zijn, als de vennootschap de kosten van de certificering betaalt of de vennootschap het initiatief heeft genomen tot certificering.
De BV kent niet deze indeling maar die in certificaten waaraan al dan niet vergaderrecht is verbonden. Art. 2:227 lid 1 definieert het vergaderrecht als het recht om, in persoon of bij schriftelijk gevolmachtigde, de algemene vergadering bij te wonen en daar het woord te voeren. Statutair bepaald kan worden of aan certificaathouders vergaderrechten toekomen of niet (art. 2:227 lid 2).
Art. 2:227 lid 4 bepaalt dat een besluit tot statutenwijziging, dat tot gevolg heeft dat het vergaderrecht aan een of meer certificaten wordt ontnomen, slechts kan worden genomen met instemming van de betrokken certificaathouders.
Certificaathouders hebben (ongeacht of er medewerking aan de uitgifte is geweest of niet dan wel of zij vergaderrecht hebben) de bevoegdheid om een verzoek tot het houden van een enquête in te dienen, bij een NV of BV met een geplaatst kapitaal van maximaal € 22,5 miljoen indien zij alleen of met anderen ten minste 10% van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigen of rechthebbenden zijn op een bedrag aan certificaten tot een nominale waarde van € 225.000,- of zoveel minder als de statuten bepalen; en bij een NV of BV met een geplaatst kapitaal van meer dan € 22,5 miljoen indien zij alleen of met anderen ten minste een honderdste gedeelte van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigen of als de certificaten aan de Euronext worden verhandeld, die ten minste een waarde vertegenwoordigen van € 20 miljoen of zoveel minder als de statuten bepalen (zie art. 2:346 lid 1 sub b en c).
Voorts kunnen certificaathouders onder omstandigheden inzage in de bescheiden van de rechtspersoon vragen (art. 2:24).
Daarnaast komt aan de houders met vergaderrechten (BV) en van met medewerking van de vennootschap (NV) uitgegeven certificaten een aantal bevoegdheden toe, waaronder het recht op inzage in de jaarrekening (art. 2:102) en de notulen van de algemene vergadering van aandeelhouders en het recht die vergadering bij te wonen en daarin het woord te voeren (art. 2:117).
Als gezegd kan een BV, naast certificaten, ook stemrechtloze aandelen uitgeven. Hieraan kan behoefte bestaan wanneer aandelen zijn toegekend in het kader van werknemersparticipaties of aan externe kredietverstrekkers zoals banken. In die gevallen wordt gedeeld in de winst zonder dat directe invloed op de besluitvorming in de vennootschap nodig of wenselijk wordt geacht. Aan stemrechtloze aandelen zijn wel vergader- en winstrechten verbonden. Bovendien moet ten minste één aandeel met stemrecht worden gehouden door een ander dan de BV, om ervoor te zorgen dat er altijd één externe stemgerechtigde is om besluiten in de algemene vergadering van aandeelhouders te nemen.
17.3.5.1 Administratievoorwaarden
Het certificaat is een vorderingsrecht van de certificaathouder jegens de Stichting Administratiekantoor. Dit recht wordt nader ‘ingekleurd’ door de administratievoorwaarden of certificeringsvoorwaarden.
Deze voorwaarden regelen de rechten en plichten van de Stichting Administratiekantoor en de certificaathouder ten opzichte van elkaar. Het staat partijen vrij deze voorwaarden naar eigen idee in te richten; in het algemeen komen in ieder geval aan de orde doorbetaling van dividenden en andere uitkeringen, mogelijkheid van royement, bevoegdheden van de vergadering van certificaathouders, al dan niet medewerking van de vennootschap (bij de NV) en overdracht van de certificaten.
Meestal wordt bepaald dat een certificaathouder die zijn certificaten wil overdragen deze eerst moet aanbieden aan de overige certificaathouders overeenkomstig de blokkeringsregeling, die ook voor overdracht van de onderliggende aandelen geldt (zie ook de voorwaarden van de fiscale Resolutie: onderdeel 17.3.5).