De statuten dienen de bestemming van het overschot na vereffening (het batig saldo) te bevatten dan wel de wijze waarop die bestemming wordt vastgesteld. De statuten kunnen vanwege het uitkeringsverbod niet bepalen, dat het batig saldo toekomt aan oprichters en/of leden van organen van de stichting, tenzij die uitkeringen een ideële of sociale strekking hebben. Het batig saldo bestaat doorgaans uit gelden, maar het kan tevens ook uit zaken bestaan, zoals kantoormeubilair, computers en zelfs onroerend goed. In de regel worden die goederen echter door de vereffenaar te gelde gemaakt voordat de vereffening wordt gesloten. Het is van belang in de statuten een goede regeling omtrent de bestemming van het batig saldo op te nemen. Indien blijkt dat de feitelijke uitoefening van de statutaire regeling niet mogelijk blijkt, dan is de vereffenaar verplicht het batig saldo uit te keren aan de Staat, die het zo veel mogelijk overeenkomstig het doel van de stichting besteedt (art. 2:23b).
Voor de ANBI status moet in de statuten worden bepaald dat een eventueel batig saldo van de ontbonden stichting na vereffening wordt besteed overeenkomstig het doel van de stichting, te bepalen door het bestuur en dient te worden besteed ten behoeve van een algemeen nut beogende instelling of van een buitenlandse instelling die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen nut beoogt.
De stichting die op het tijdstip van de ontbinding geen baten meer heeft, houdt op te bestaan met de ontbinding (art. 2:19 lid 4). Dat oordeel (van het bestuur) kan overigens door de rechter worden getoetst (HR 27 januari 1995, NJ 1995, 579). Zijn er geen baten meer dan heeft er ook geen vereffening plaats. Niet zelden zijn voor de ontbinding de bestaande vorderingen geïnd en de openstaande schulden betaald en is bij gelegenheid van de ontbinding het batig saldo voor zover daarvan sprake is bestemd. In de praktijk wordt dit ook wel de ‘turbovereffening’ genoemd.
Het achterwege laten van vereffening terwijl er baten zijn, is in beginsel onrechtmatig jegens crediteuren (zie Handboek Stichting en Vereniging (2015), nr. 24.15 over het falen van vereffenaars).
Indien er wel baten zijn op het tijdstip van de ontbinding, dan moet er worden vereffend en blijft de stichting bestaan voor zover dat nodig is voor de vereffening van het stichtingsvermogen (art. 2:19 lid 5). Eerst bij het einde van de vereffening houdt de stichting op te bestaan (zie voor de vereffening zelf Dijk/Van der Ploeg, 2013, nr. 14.4.3 e.v., Huizink, Rechtspersonen, aant. op art. 19).
Vgl. voor ontbinding en vereffening ook uitgebreid hoofdstuk 13.