5.2.1 Stichting of vereniging
De stichting is evenals de vereniging een samenwerkingsverband waarbij de deelnemers daaraan geen winstrechten kunnen ontlenen. Beide rechtspersonen trachten met een daartoe bestemd vermogen een bepaald doel te realiseren.
Vanuit het samenwerkingsverband bezien is het grote verschil tussen de stichting en de vereniging dat bij deze laatste de leden betrokken zijn bij de verwerkelijking van het doel. Denk daarbij aan sportverenigingen, toneelverenigingen, muziekverenigingen enzovoorts. De stichting daarentegen kent geen leden (art. 2:285) en is daarom zeer geschikt voor die samenwerkingsverbanden waarbij de deelnemers niet rechtstreeks persoonlijk in hun doen en laten zijn betrokken bij het samenwerkingsverband. Dat zegt niets over de financiële en actieve inhoudelijke betrokkenheid, want die kan bij deelnemers aan een stichting even groot of zelfs groter zijn. Vanwege het ontbreken van een algemene vergadering kan het bestuur van een stichting doorgaans meer slagvaardig optreden dan het bestuur van een vereniging die in veel gevallen de algemene vergadering in de besluitvorming moet betrekken.
Indien de deelnemers aan het samenwerkingsverband geen rechten en verplichtingen dienen te krijgen die zijn toegekend aan leden en aan een algemene vergadering – al dan niet in beperkte mate – dan is de vereniging geen alternatief.
5.2.2 Stichting en vennootschap
De stichting kent geen verplichte kapitaalstorting. Bij de personenvennootschappen en de kapitaalvennootschappen geschiedt de kapitaalinbreng of andere inbreng om vermogensrechtelijk voordeel te behalen en dat voordeel te verdelen tussen de inbrengers. Anders dan bij de kapitaalvennootschappen kent de oprichting van een stichting geen preventief overheidstoezicht. De wet onderwerpt de stichting aan het toezicht van het Openbaar Ministerie. Sinds 1 juli 2011 is ook voor de stichting het repressief overheidstoezicht ingevoerd door koppeling van diverse registers (Wet van 7 juli 2010, Stb. 2010, 280). De Wet Toezicht en Bestuur Rechtspersonen (‘WBTR’, Stb. 2020, 507) is op 1 juli 2021 in werking getreden en bevat aanvullingen en verduidelijkingen van de regeling voor bestuur en toezicht bij onder andere de stichting. Een stichting kan weliswaar een onderneming drijven, maar het daarmee te behalen voordeel mag niet worden uitgekeerd aan de deelnemers. Het hierna te bespreken uitkeringsverbod is een wezenskenmerk van de stichting (zie onderdeel 5.3.1.2). Om een verantwoorde keuze te maken, zal de behandelaar moeten nagaan of de samenwerking gericht is op het behalen van winst ter verdeling onder de deelnemers aan het samenwerkingsverband. Het betalen van onkostenvergoedingen en/of salaris is overigens niet te beschouwen als het verdelen van winst. Bij certificering ontlenen de certificaathouders hun recht op uitkeringen op de certificaten aan de certificeringsvoorwaarden en niet aan een besluit van de stichting zelf, ook al is de stichting wel partij bij de certificering. Dergelijke uitkeringen vormen geen overtreding van het uitkeringsverbod.
5.2.3 Stichting en beleggingsclub
Het uitkeringsverbod maakt de stichting niet geschikt als samenwerkingsvorm voor een beleggingsclub, waar het doel juist is het verdelen van de voordelen respectievelijk nadelen van beleggingen onder de deelnemers.
Voor een beleggingsfonds kwalificeren zich andere samenwerkingsvormen zoals de maatschap, de coöperatie of het fonds voor gemene rekening.
5.2.4 Stichting en doelvermogen
Een doelvermogen is een entiteit met of zonder rechtspersoonlijkheid. Er zijn verschillende soorten doelvermogens. Een liefdadigheidsinstelling (veelal een het algemeen nut beogende instelling ANBI) is een doelvermogen, evenals de Sociaal belang behartigende instelling (SBBI). Zie voor de fiscale behandeling van ANBI’s hoofdstuk 21, onderdeel 21.2.1.3.4. De nog steeds niet ingevoerde familiestichting en het wel fiscaal gereguleerde afgezonderde particuliere vermogen zijn ook doelvermogens.
Doelvermogens worden regelmatig in de vorm van een stichting georganiseerd, dus met rechtspersoonlijkheid. In de internationale estate planning wordt de Nederlandse stichting regelmatig gebruikt voor afgezonderde particuliere vermogens (Dutch Foundation). Met een dergelijk doelvermogen wordt meer dan een bijkomstig particulier belang beoogd. Dit soort stichtingen richten zich juist daarentegen op de behartiging van particuliere belangen. In verband met het uitkeringsverbod zal de behandelaar zich steeds goed voor ogen moeten houden dat vermogen eenmaal in de stichting niet of slechts in bijzondere omstandigheden daaruit kan worden gehaald ten behoeve van de deelnemers. De Dutch foundation is om die reden doorgaans slechts een schakel vanwege zeggenschap en geen houder van het doelvermogen.
5.2.5 De bij testament opgerichte stichting
Deze stichting moet voldoen aan dezelfde vereisten als een bij leven opgerichte stichting, met dien verstande dat de akte van oprichting een testament is en de oprichting pas tot stond komt als het testament door het overlijden van de testateur-oprichter onherroepelijk wordt (zie nader Handboek Familievermogensrecht, onderdeel 10.13 alwaar een model is te vinden).
5.2.6 Incident: samenwerkingsverband voldoet niet aan de rechtsvorm van de stichting
Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn indien het samenwerkingsverband de facto leden kent. Deelnemers die rechten hebben zoals leden die op grond van de rechtsvorm voor een vereniging hebben. Dit is verboden (art. 2:285), zodat de rechtbank de stichting zal ontbinden (art. 2:21 lid 1 letter c), indien de statuten niet zijn aangepast binnen de door de rechtbank gestelde termijn (art. 2:21 lid 2). De ontbinding wordt uitgesproken op verzoek van een belanghebbende of het openbaar ministerie.
5.2.7 Bijzondere fiscale status
Stichtingen kunnen een bijzonder fiscale status hebben. Wij onderscheiden drie verschillende regelingen:
1. De algemeen nut beogende instellingen (ANBI): instellingen die zich nagenoeg geheel inzetten voor het algemeen belang. Hiervoor gelden specifieke voorwaarden, waaronder voorwaarden die aan de statuten worden gesteld. Zo moet de instelling geen winst beogen en volledig gericht zijn op het algemeen nut, onder andere blijkende uit de statutaire doelstelling en de voorgenomen activiteiten. De instelling moet met nagenoeg geheel van al haar activiteiten (90%) het algemeen belang dienen.
Dergelijke instellingen kunnen na aanwijzing op aanvraag van de instelling door de Belastingdienst als ANBI gebruikmaken van bepaalde belastingvoordelen zoals bij erven, schenken en energiebelasting. Voor donateurs van culturele ANBI’s geldt een extra giftenaftrek.
2. De sociaal belang behartigende instellingen (SBBI): dit zijn instellingen die in de eerste plaats de individuele belangen van leden of een kleine doelgroep behartigen, maar ook een maatschappelijke waarde hebben. Dat is zo als de activiteiten van de organisatie bijdragen aan:
– de individuele ontplooiing van uw leden;
– de samenhang van de samenleving;
– een gezondere samenleving.
Men denke aan zangkoor, dansgroep, muziekvereniging, harmonievereniging, sportorganisatie, jeugdgroep, buurtvereniging, hobbyclub, kindervakantiekamp, jeugdvakantieweek, speeltuin, kinderboerderij, gilde, personeelsvereniging, ouderenvereniging, lokale scoutinggroep, amateurtoneelvereniging en -theatergroep.
Dergelijke instellingen hoeven geen schenkbelasting of erfbelasting te betalen.
3. De steunstichting SBBI: deze is een stichting die speciaal is opgericht om geld in te zamelen ter ondersteuning van een jubileum van een SBBI op het gebied van sport en muziek; om die stichting aan te merken als steunstichting SBBI moet ze voldoen aan de voorwaarden én bij de Belastingdienst zijn aangemeld. Een stichting kan maximaal in 1 kalenderjaar aangemerkt worden als een steunstichting SBBI. Voor donateurs van steunstichtingen SBBI geldt een eenmalige giftenaftrek voor de inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting over het jaar dat de stichting is aangewezen als steunstichting SBBI.
Zie voor nadere informatie: https://www.belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/bldcontentnl/belastingdienst/zakelijk/bijzondere_regelingen/goede_doelen/
Omdat met name voor de ANBI-status eisen worden gesteld aan de statuten, zijn die in het model meegenomen en worden die hierna nader toegelicht.
In verband met het vorenstaande wordt nog gewezen op de mogelijkheid dat de stichting met een ANBI-status een keurmerk Goede Doelen kan aanvragen bij het Centraal Bureau Fondsenwerving (CBF, zie: https://www.cbf.nl/). Kleine goede doelen kunnen het CBF-certificaat aanvragen.