3.8.1 Verhaal algemeen
Terwijl de aansprakelijkheid en de draagplicht van vennoten zien op hun externe en interne rechtsverhoudingen, betreft het verhaal(srecht) de rechtspositie van de vennootschapscrediteuren. Het verhaal ziet op de mogelijkheid voor een crediteur om bij niet-nakoming door een debiteur (de vennootschap) diens vermogen te gelde te kunnen maken om zich uit de opbrengst te kunnen voldoen. Dit te gelde maken kan voortvloeien uit de executie van goederen van de schuldenaar of door diens faillissement aan te vragen.
Een schuldeiser kan zijn vordering op alle goederen van zijn schuldenaar verhalen, tenzij de wet of een overeenkomst anders bepaalt (art. 3:276). Daarbij hebben schuldeisers (van een schuldenaar) onderling een gelijk recht om uit de hiervoor bedoelde opbrengst te worden voldaan, naar evenredigheid van ieders vordering, behoudens de door de wet erkende redenen van voorrang (art. 3:277 lid 1). Bij deze voorrang kan worden gedacht aan pand en hypotheek.
Op vorenbedoelde ‘paritas creditorum’ bestaan voor het verhaalsrecht op goederen van een gemeenschap afwijkende regels (zie titel 3.7 BW). Hierbij moet worden bedacht dat de gemeenschap van een vennootschap als een bijzondere gemeenschap in de zin van art. 3:189 wordt beschouwd, oftewel als een gemeenschap die goederen en schulden kan omvatten. De tot de (vennootschappelijke) gemeenschap behorende schulden kunnen op de goederen van deze gemeenschap worden verhaald (art. 3:192). In deze bepaling komt het bestaan van een zogenoemd afgescheiden vermogen naar voren, waarop gemeenschapsschuldeisers zich met voorrang boven privéschuldeisers van de deelgenoten kunnen verhalen.
3.8.2 Verhaal bij de vennootschap onder firma
Bij de vennootschap onder firma zijn de vennoten hoofdelijk aansprakelijk voor de verbintenissen van de vennootschap, zo bepaalt art. 18 WvK. Indien nakoming van een vennootschappelijke schuld uitblijft, kan de schuldeiser zich verhalen op de goederen die tot de vennootschappelijke gemeenschap behoren, ook al zijn na het ontstaan van de schulden vennoten uitgetreden, toegetreden of opgevolgd. De vennootschap onder firma kent derhalve een afgescheiden vermogen waarop de zogenoemde zaakscrediteuren zich met voorrang boven privécrediteuren van de vennoten kunnen verhalen. De zaakscrediteuren ondervinden bij de uitwinning van de vennootschappelijke goederen ter voldoening van hun vorderingen slechts concurrentie van andere zaakscrediteuren; tussen hen bestaat de paritas creditorum (art. 3:277 lid 1). Eigen schulden van de vennoten kunnen namelijk niet op de vennootschappelijke gemeenschap worden verhaald. Pas na ontbinding, vereffening en verdeling kunnen privéschuldeisers van een vennoot zich verhalen op het (voormalige) aandeel van de betrokken vennoot in de gemeenschap en op de daartoe behorende goederen.
Het verhaal door de zaakscrediteuren op de tot de vennootschap behorende goederen (als gevolg van de hoofdelijke aansprakelijkheid van de vennoten) impliceert niet noodzakelijk dat de desbetreffende schuld in de verhouding tot hun gerechtigdheid tot de vennootschappelijke gemeenschap door de vennoten gedragen zal (moeten) worden. Dit kan in hun onderlinge verhouding tot verrekenvorderingen tussen de vennoten leiden. Mocht een vennoot een schuld van de vennootschap ten laste van eigen vermogen voldoen, dan verkrijgt hij een regresvordering ten laste van het vennootschappelijke vermogen.
3.8.3 Verhaal bij de maatschap
Bij de maatschap zijn de vennoten voor gelijke delen verbonden voor vennootschapsverbintenissen die een deelbare prestatie betreffen (art. 7A:1680), tenzij met de derde (wederpartij) is overeengekomen dat de aansprakelijkheid hoofdelijk dan wel voor ongelijke delen bestaat. Voor de maatschap is de aansprakelijkheid voor gelijke delen derhalve de hoofdregel, maar kan hoofdelijke aansprakelijkheid zich eveneens bij een dergelijke vennootschap voordoen. Voor het ontstaan van (voor rekening van de vennootschap komende) rechtsbetrekkingen met derden dient de handelende, besturende vennoot over een volmacht van zijn medevennoten te beschikken (art. 7A:1679). Ontbreekt een toereikende volmacht, dan verbindt deze vennoot in beginsel alleen zichzelf (ook al zou hij ‘in naam van de vennootschap’ handelen). Omdat de hierdoor ontstane rechtsbetrekking geen zaaksschuld oplevert (behoudens in geval van de zogenoemde baattrekking als bedoeld in art. 7A:1681), is verhaal van de zaakscrediteuren op de vennootschappelijke gemeenschap niet mogelijk; slechts het eigen vermogen van de handelende vennoot kan worden uitgewonnen. Hetzelfde gaat op indien een toereikende volmacht van een of meer medevennoten ontbreekt. Een tot de vennootschappelijke gemeenschap behorende schuld kan in beginsel niet ontstaan. De gemeenschappelijke goederen kunnen niet tot verhaal dienen; daarvoor komt slechts het eigen vermogen van de handelende vennoot en de eventuele volmachtgevers in aanmerking.
Indien een toereikende volmacht van alle medevennoten beschikbaar is, kan de handelende vennoot een verbintenis van de vennootschap doen ontstaan. Mocht nakoming van deze verbintenis uitblijven, dan kan de schuldeiser zich verhalen op de goederen die tot de vennootschappelijke gemeenschap behoren, al zijn na het ontstaan van de schulden vennoten uitgetreden, toegetreden of opgevolgd. De (in dit geval openbare) maatschap kent derhalve (evenals de vennootschap onder firma) een afgescheiden vermogen waarop de zogenoemde zaakscrediteuren zich met voorrang boven privécrediteuren kunnen verhalen (zie bijv. HR 15 maart 2013, JOR 2013/133). De zaakscrediteuren ondervinden bij de uitwinning van de vennootschappelijke goederen ter voldoening van hun vorderingen slechts concurrentie van andere zaakscrediteuren; tussen hen bestaat de paritas creditorum (art. 3:277 lid 1). Eigen schulden van de vennoten kunnen namelijk niet op de vennootschappelijke gemeenschap worden verhaald. Pas na ontbinding, vereffening en verdeling kunnen privéschuldeisers van een vennoot zich verhalen op het aandeel van de betrokken vennoot in de gemeenschap en op de daartoe behorende goederen.
Het verhaal door de zaakscrediteuren op de tot de vennootschap behorende goederen impliceert niet noodzakelijk dat de desbetreffende schuld in de verhouding tot hun gerechtigdheid tot de vennootschappelijke gemeenschap door de vennoten gedragen zal worden. Dit kan in hun onderlinge verhouding tot verrekenvorderingen tussen de vennoten leiden. Mocht een vennoot een schuld van de vennootschap ten laste van eigen vermogen voldoen, dan verkrijgt hij een regresvordering ten laste van het vennootschappelijke vermogen.
3.8.4 Verhaal bij de commanditaire vennootschap
Bij de commanditaire vennootschap zijn de gewone vennoten hoofdelijk aansprakelijk voor de verbintenissen van de vennootschap, zo blijkt uit art. 19 WvK. Ieder van deze vennoten kan derhalve voor het geheel worden aangesproken. Indien nakoming van een vennootschappelijke schuld uitblijft, kan de schuldeiser zich verhalen op de goederen die tot de vennootschappelijke gemeenschap behoren, ook al zijn na het ontstaan van de schulden (gewone en/of commanditaire) vennoten uitgetreden, toegetreden of opgevolgd.
Het wezenskenmerk van de commanditaire vennootschap is de aanwezigheid van commanditaire vennoten; deze vennoten zijn niet verbonden voor de verbintenissen van de vennootschap (art. 19 WvK). Wordt een vennootschappelijke verplichting niet nagekomen, dan zal de desbetreffende crediteur daarvoor derhalve de gewone vennoten dienen aan te spreken (en niet de commanditaire vennoten). Deze schuldeiser kan zich vervolgens met voorrang boven privécrediteuren van de vennoten verhalen op de vennootschappelijke gemeenschap (als afgescheiden vermogen), met inbegrip van het aandeel daarin van de niet-aansprakelijke, maar wel draagplichtige commanditaire vennoten (zie in dit verband art. 21 WvK). Overigens blijft deze bevoorrechte verhaalspositie na de ontbinding van de vennootschap voortbestaan. De zaakscrediteuren ondervinden bij de uitwinning van de vennootschappelijke goederen ter voldoening van hun vorderingen slechts concurrentie van andere zaakscrediteuren; tussen hen bestaat de paritas creditorum (art. 3:277 lid 1). Eigen schulden van de vennoten kunnen namelijk niet op de vennootschappelijke gemeenschap worden verhaald. Pas na ontbinding, vereffening en verdeling kunnen privéschuldeisers van een vennoot zich verhalen op het aandeel van de betrokken vennoot in de gemeenschap en op de daartoe behorende goederen.
Het verhaal door de zaakscrediteuren op de tot de vennootschap behorende goederen (als gevolg van de hoofdelijke aansprakelijkheid van de gewone vennoten) impliceert niet noodzakelijk dat de desbetreffende schuld in de verhouding tot hun gerechtigdheid tot de vennootschappelijke gemeenschap door de vennoten gedragen zal worden, al was het maar omdat de commanditaire vennoten mede draagplichtig zijn. Een en ander kan in hun onderlinge verhouding tot verrekenvorderingen tussen de vennoten (zowel gewone als commanditaire vennoten) leiden. Mocht een vennoot een schuld van de vennootschap ten laste van eigen vermogen voldoen, dan verkrijgt hij een regresvordering ten laste van het vennootschappelijke vermogen.