3.6.1 Vertegenwoordiging algemeen
De vennootschap als samenwerkingsvorm van meerdere natuurlijke- en/of rechtspersonen vereist dat een vennoot namens medevennoten kan handelen, als gevolg waarvan deze handeling zowel aan de handelende vennoot als aan de vertegenwoordigde vennoten kan worden toegerekend. De vennoten worden op deze wijze aan derden verbonden, en derden aan de gezamenlijke vennoten. Vertegenwoordiging kan derhalve (externe) verbondenheid, oftewel aansprakelijkheid doen ontstaan.
De aansprakelijkheid van de vennoten voor de verbintenissen van een maatschap is in beginsel voor gelijke delen, mits de verbintenis een deelbare prestatie betreft, tenzij anders met de wederpartij is overeengekomen (art. 7A:1679 en art. 7A:1680). Met deze wederpartij kan een aansprakelijkheid voor ongelijke delen of een hoofdelijke aansprakelijkheid overeengekomen worden. Hoofdelijke aansprakelijkheid kan ook voortvloeien uit een overeenkomst van opdracht (art. 7:407 lid 2). Bij een vennootschap onder firma is sprake van hoofdelijke aansprakelijkheid voor de verbintenissen van de vennootschap (art. 18 WvK).
De vertegenwoordigingsbevoegdheid bij een personenvennootschap is doorgaans voortdurend van aard, en is gebaseerd op de wet en/of in de vennootschapsovereenkomst neergelegd. Dit sluit echter niet uit dat deze bevoegdheid ook incidenteel, op basis van een volmacht, kan worden verleend. Daarbij kan men denken aan een volmacht voor een bepaalde handeling of een in de tijd beperkte (vertegenwoordigings)bevoegdheid.
3.6.2 Vertegenwoordiging bij de vennootschap onder firma
De wet bepaalt voor de vennootschap onder firma primair het kader waarin een vennoot bevoegd is zijn medevennoten te vertegenwoordigen (art. 17 WvK), en diens handelen derhalve wordt toegerekend aan deze laatstbedoelde vennoten (art. 18 WvK).
Vertegenwoordiging kan zowel verbintenisrechtelijke als goederenrechtelijke (rechts)handelingen betreffen.
Handelingen van een vennoot waarvoor de bevoegdheid tot vertegenwoordiging van de medevennoten ontbreekt, worden niet aan deze vennoten toegerekend. De rechtsgevolgen van een dergelijke handeling worden beheerst door de vermogensrechtelijke regels voor onbevoegde vertegenwoordiging, waarbij in beginsel slechts de handelende vennoot voor de ontstane verbintenis verbonden is (behoudens de zogenoemde baattrekking als bedoeld in art. 7A:1681).
Van het wettelijk systeem van vertegenwoordiging kan (en wordt in de meeste gevallen) afgeweken, al was het maar om de grenzen van de vertegenwoordigingsbevoegdheid te concretiseren. Deze concretisering houdt ten opzichte van de onbeperkte, wettelijke vertegenwoordigingsbevoegdheid (art. 17 WvK; zie ook art. 29 WvK) een beperking in. De vennoten zijn vrij bij de invulling van deze bevoegdheid. De beperkingen van de vertegenwoordigingsbevoegdheid kunnen evenwel pas aan derden worden tegengeworpen indien deze ingeschreven zijn in het handelsregister.
De vennoten kunnen met betrekking tot de vertegenwoordiging van de vennootschap beperkingen overeenkomen in de bevoegdheid van iedere vennoot, bijvoorbeeld door slechts twee of meer gezamenlijk handelende vennoten bevoegd te laten zijn of de bevoegdheid van een vennoot te koppelen aan de toe- of instemming van een niet-besturende vennoot of zelfs van een derde. De beperkingen van de vertegenwoordigingsbevoegdheid kunnen ook zien op bepaalde rechtshandelingen, zoals het verkrijgen, vervreemden of bezwaren van registergoederen en het stellen van zekerheid door of namens de vennootschap (zie onderdeel 3.5.5).
In het algemeen zal een vertegenwoordigingshandeling voor rekening van de vennootschap worden verricht; niet slechts de handelende vennoot maar de gezamenlijke vennoten zijn voor de daaruit voortvloeiende schuld draagplichtig. Teneinde de vertegenwoordigingsbevoegdheid overeen te laten komen met de bestuursbevoegdheid kan in de vennootschapsovereenkomst een verband tussen beide worden gelegd met de volgende tekst:
‘Iedere besturende vennoot is bevoegd tot vertegenwoordiging van de vennootschap voor zover de betreffende besturende vennoot bestuursbevoegd is overeenkomstig het hiervoor bepaalde.’
3.6.3 Vertegenwoordiging bij de maatschap
Anders dan bij de vennootschap onder firma (zie art. 17 WvK; onderdeel 3.6.2) bevat de wet voor de maatschap geen vertegenwoordigingsregeling. Een besturend vennoot van een maatschap kan slechts namens de medevennoten (in naam van de vennootschap) handelen als hem daartoe door de andere vennoten een volmacht is verstrekt (art. 7A:1681). De rechtsgevolgen van de vertegenwoordiging bij de maatschap worden dientengevolge primair door het algemene vermogensrecht beheerst.
Evenals bij de vennootschap onder firma kan bij de maatschap de (externe) vertegenwoordigingsbevoegdheid worden onderscheiden van de (interne) bestuursbevoegdheid. Omdat de vertegenwoordigingsbevoegdheid bij de maatschap een uitdrukkelijke volmachtverlening verlangt, zullen de daarop gebaseerde rechtshandelingen in beginsel voor rekening van de vennoten komen die de volmacht hebben verstrekt.
Zonder toereikende volmacht zal een door een besturende vennoot van een maatschap verrichte (rechts)handeling in beginsel niet aan diens medevennoten kunnen worden toegerekend. De handelende vennoot bindt slechts zichzelf, behoudens de gevallen waarin op grond van het algemene vermogensrecht een rechtsbetrekking met de medevennoten kan ontstaan (bijvoorbeeld op grond van opgewekte schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid (art. 3:61) of zaakwaarneming (art. 6:198)). Bij gebreke van vertegenwoordigingsbevoegdheid zullen de uit de verrichte rechtshandeling voortvloeiende verbintenissen niet als ‘verbintenis van de vennootschap’ kunnen worden aangemerkt, en derhalve ook niet op het gebonden vennootschappelijk vermogen kunnen worden verhaald (zie onderdeel 3.8.3). Als hoofdregel zijn de medevennoten bij bevoegde vertegenwoordiging in geval van een deelbare prestatie voor gelijke delen (jegens de derde(n)) verbonden (art. 7A:1680).
De volmacht kan bij de maatschap voor een concrete (rechts)handeling worden verleend, maar zal doorgaans een min of meer structureel karakter hebben. Ondanks dat de volmachtverlening als een eenzijdige rechtshandeling aangemerkt dient te worden, ontmoet het geen bezwaar om de volmacht op te nemen in de vennootschapsovereenkomst. Het feit dat de volmacht in een overeenkomst is opgenomen, staat niet aan een herroeping daarvan in de weg als gevolg waarvan de volmacht eindigt (art. 3:72). De volmacht kan echter onherroepelijk zijn gemaakt (art. 4:74). In de terminologie van Boek 3 BW is sprake van een bijzondere volmacht, die in algemene bewoordingen kan worden verleend, in welk geval de volmacht zich ook tot daden van beschikking uitstrekt indien dit ondubbelzinnig is bepaald (art. 3:62 lid 2).
Voor de volmachtregeling in de vennootschapsovereenkomst is het, afgezien van de nauwkeurige formulering van de rechtshandelingen waarvoor de volmacht wordt verstrekt, van belang om te bepalen wanneer de volmacht (afgezien van een herroeping, zie hiervoor) eindigt. Daarbij kan, evenals bij de vennootschap onder firma, een verband worden gelegd tussen de interne besluitvorming en de externe vertegenwoordigingsbevoegdheid. Zo kan de bevoegdheid afhankelijk worden gemaakt van (interne) besluitvorming of toestemmingseisen van de niet-handelende vennoten (zie ook onderdeel 3.6.2).
3.6.4 Vertegenwoordiging bij de commanditaire vennootschap
De commanditaire vennootschap is de als zodanig optredende vennootschap onder firma welke naast een of meer gewone vennoten een of meer commanditaire vennoten heeft (zie art. 19 WvK). Voor wat betreft de vertegenwoordiging van deze commanditaire vennootschap door de gewone, besturende vennoten geldt hetzelfde als voor de vennootschap onder firma (zie onderdeel 3.6.2).
De commanditaire vennoot is uitgesloten van de bevoegdheid om rechtshandelingen te verrichten voor rekening van de (commanditaire) vennootschap (art. 20 WvK). Handelt een commanditaire vennoot (al dan niet krachtens volmacht) in naam van de vennootschap, dan is hij tegenover derden hoofdelijk (naast de gewone vennoten) verbonden voor alle verbintenissen van de vennootschap (art. 21 WvK). Uit de laatstgemelde bepaling in verband met art. 20 WvK blijkt dat een commanditaire vennoot een vennootschap (zij het op straffe van hoofdelijke aansprakelijkheid) kan vertegenwoordigen, maar niet voor rekening van de gezamenlijke vennoten. Een dergelijke handeling zal derhalve in beginsel geheel door de desbetreffende commanditaire vennoot moeten worden gedragen. Hij is immers niet bestuursbevoegd.