3.5.1 Beheer en bestuur, algemeen
Met bestuur en besturen wordt in relatie tot een personenvennootschap doorgaans gedoeld op een activiteit, op een handelen. Het bestuur als orgaan treffen we in de wettelijke regeling voor de personenvennootschap niet aan; deze rechtsvorm kent geen organen. Dit hoeft er overigens niet aan in de weg te staan dat men bijvoorbeeld in een vennootschapsovereenkomst de term bestuur bezigt, waarbij wordt gedoeld op de (vergadering van de) gezamenlijke, besturende vennoten.
Het besturen als activiteit kan worden omschreven als een bevoegdheid tot het verrichten van alle rechtshandelingen die gelet op het doel van de vennootschap tot haar normale werkzaamheden behoren. In beginsel is iedere (besturende) vennoot tot het verrichten van deze handelingen bevoegd (art. 7A:1676, sub 1). Voor andere handelingen is derhalve de instemming van de medevennoten vereist, ongeacht of de overige (niet-handelende) vennoten (ook) besturende vennoten zijn. Men dient hierbij te bedenken dat de onderhavige bepalingen van regelend recht zijn, zodat men naar believen (in de vennootschapsovereenkomst) kan afwijken (zie bijvoorbeeld art. 7A:1673 en art. 7A:1674).
Het besturen betreft niet alleen op de bevoegdheid om (bepaalde) rechtshandelingen te verrichten; de bestuurstaak zal veelal ruimer zijn en mede het verrichten van uiteenlopende (feitelijke) activiteiten omvatten. Besturen kan zowel het beheren van als het beschikken over het vennootschapsvermogen betreffen.
Uit de gegeven omschrijving blijkt tevens dat voor het antwoord op de vraag wat tot de normale werkzaamheden behoort, het doel van de vennootschap richtinggevend is. Men kan zich voorstellen dat de normale werkzaamheden bij een kostenvennootschap verschillen van de in vennootschapsvorm gedreven landbouwonderneming. De ene vennootschap is de andere niet.
De vraag of een handeling al dan niet binnen de grenzen van de bestuursbevoegdheid is verricht, is onder meer van belang voor de draagplicht van de vennoten voor de uit die handeling voortvloeiende verplichtingen (schulden). De binnen bedoelde grenzen verrichte handelingen komen voor rekening van de gezamenlijke vennoten, de daarbuiten verrichte handelingen in beginsel niet. Besturen is derhalve primair een interne aangelegenheid, en staat in beginsel los van de vraag of de vennootschap aan derden dan wel derden aan de vennootschap gebonden zijn, hetgeen de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de vennoten betreft. Van de (interne) draagplicht en de vertegenwoordigingsbevoegdheid kan ten slotte de verhaalbaarheid worden onderscheiden, welke ziet op de mogelijke uitwinbaarheid van vermogensbestanddelen door schuldeisers (zie verder onderdeel 3.8).
3.5.2 Samenwerken en besturen
In beginsel is iedere vennoot besturend vennoot, en is derhalve bevoegd voor rekening van de vennootschap als bestuur te kwalificeren (rechts)handelingen te verrichten, zo valt af te leiden uit art. 7A:1673. De bestuursbevoegdheid hangt derhalve primair samen met het vennoot-zijn, dat op zichzelf weer voortvloeit uit het zijn van contractspartij bij de vennootschapsovereenkomst.
Naar algemeen wordt aangenomen kan men als besturend vennoot dan ook niet ‘aftreden’, oftewel zich (eenzijdig) van de bestuursbevoegdheid ontdoen maar niettemin vennoot blijven, zonder de medewerking van de andere vennoten. In dit geval is immers sprake van een wijziging van de vennootschapsovereenkomst, welke wel (meerzijdig) met medewerking van alle vennoten kan worden gerealiseerd.
Het is (gezien het overwegend regelende karakter van de vennootschappelijke bestuursregeling) mogelijk om in de vennootschapsovereenkomst, derhalve met instemming van alle vennoten, vooraf voorzieningen te treffen op grond waarvan men op een later moment dan wel onder bepaalde omstandigheden de bestuursbevoegdheid (eenzijdig) kan beëindigen (terwijl men wel vennoot blijft).
De uittreding uit de vennootschap maakt in beginsel tevens een einde aan de bestuursbevoegdheid vanwege het verband tussen het vennoot-zijn en het besturen. Het is echter niet uitgesloten dat een uitgetreden vennoot op grond van een door de overige vennoten verleende volmacht als een derde bestuurshandelingen kan (blijven) verrichten. Ook daarvoor kunnen (vooraf) voorzieningen in een vennootschapsovereenkomst worden opgenomen.
Wijzigingen in het bestuur en de bestuursbevoegdheid gedurende het bestaan van een vennootschap kunnen slechts met instemming van alle vennoten worden aangebracht (unanimiteit). Mede met het oog hierop kan het aanbeveling verdienen om in de vennootschapsovereenkomst regelingen te treffen op grond waarvan wijzigingen van de overeenkomst op bepaalde onderwerpen niet door één of wellicht zelf meer vennoten kan worden geblokkeerd. Men kan bij het opzetten van dergelijke bepalingen denken aan meerderheids- en quorumeisen, waarbij bijvoorbeeld vergelijkbare mogelijkheden voor de algemene vergadering van een BV als inspiratie kunnen dienen. Vanzelfsprekend kan men ook het tegenovergestelde, oftewel een vetorecht voor een vennoot, overeenkomen zo dat al niet uit het basisconcept van de personenvennootschap voortvloeit. Overigens kunnen deze regelingen ook op andere onderwerpen dan bestuur zien.
3.5.3 Besturende vennoot
In beginsel is iedere vennoot besturende vennoot, zo valt af te leiden uit art. 7A:1673. De bestuurstaak vloeit uit de samenwerking voort; de inhoud daarvan zal samenhangen met het doel van de vennootschap. Op dit punt heerst evenwel contractsvrijheid. Zo kan aan vennoten de bestuursbevoegdheid geheel of ten dele worden onthouden of kan een taakverdeling overeengekomen worden. Zonder dergelijke, nadere regelingen zijn alle vennoten besturende vennoten met een identieke taakomschrijving, welke omschrijving (indien nodig of gewenst) vanzelfsprekend in een vennootschapsovereenkomst opgenomen kan worden.
Omdat de bestuursbevoegdheid samenhangt met het vennoot-zijn (zie bijvoorbeeld art. 7A:1673), kan een besturende vennoot zich (eenzijdig) slechts van zijn bevoegdheid ontdoen door ontbinding (opzegging) van de vennootschap. In de vennootschapsovereenkomst kan echter worden geregeld dat men ondanks het verlies van de bestuursbevoegdheid vennoot blijft. Indien de vennoten (eenzijdig) een bepaalde vennoot diens bestuursbevoegdheid willen ontnemen, bijvoorbeeld vanwege een geestelijke of lichamelijke belemmering om zijn taak te kunnen uitoefenen, geldt hetzelfde. Met medewerking van alle vennoten kan bij nadere overeenkomst aan de hiervoor bedoelde wensen worden voldaan, maar het verdient doorgaans aanbeveling om met deze en andere situaties reeds bij het aangaan van de vennootschap in de desbetreffende overeenkomst rekening te houden. Al was het maar omdat de betreffende vennoot aan een (nadere) overeenkomst zijn medewerking wellicht niet meer kan of wil verlenen.
Het bestuur van een (personen)vennootschap, oftewel de gezamenlijke besturende vennoten, vormt geen orgaan aan wie gezamenlijke beslissingsbevoegdheid toekomt. De beslissingsbevoegdheid berust in beginsel bij de vennoten, waarbij voor iedere beslissing een overeenkomst en dus unanimiteit de basis vormt.
Het is echter niet ondenkbaar en veelal wenselijk om de beslissingsbevoegdheid voor een of meer bepaalde onderwerpen te onttrekken aan de gezamenlijke vennoten en deze toe te kennen aan een ‘vennotenvergadering’, waarin bij volstrekte of gekwalificeerde meerderheid (al dan niet met quorumeisen) kan worden beslist. Daarmee kan onder andere worden voorkomen dat één vennoot een beslissing blokkeert, waarbij men overigens ook dient te bedenken dat het onder omstandigheden wenselijk kan zijn dat over bepaalde onderwerpen een vetorecht voor een of meer vennoten bestaat.
Indien de beslissingsbevoegdheid aan een vennotenvergadering wordt toegekend is het bovendien raadzaam om in de vennootschapsovereenkomst te voorzien in (onder meer) regelingen voor de vergaderorde en het tot stand komen van de besluitvorming.
Voor de hiervoor bedoelde regelingen doet het type personenvennootschap (maatschap, vennootschap onder firma, commanditaire vennootschap) overigens niet ter zake.
3.5.4 Besturende derde
Met de contractsvrijheid en het regelend recht van de wettelijke regeling betreffende de personenvennootschap voor ogen, ontmoet het in beginsel geen bezwaar om naast een of meer besturende vennoten aan een derde het bestuur op te dragen. Het is ook mogelijk om deze opdracht bij afwezigheid van besturende vennoten te geven, waarbij men zich wel kan afvragen wie deze rechtshandeling (de opdracht) moet/kan verrichten bij afwezigheid van dergelijke vennoten. Slechts de (niet-besturende) vennoten komen hiervoor in aanmerking, die (bij eenstemmigheid, tenzij anders in de vennootschapsovereenkomst wordt bepaald) ook de opdracht kunnen intrekken en/of op andere wijze de bestuursregeling kunnen aanpassen. Bij afwezigheid of verhindering van de besturende derde(n) zullen de vennoten wellicht bestuurshandelingen moeten (kunnen) verrichten. Het verdient aanbeveling daarvoor in de vennootschapsovereenkomst regelingen te treffen. De rechtsverhouding tussen de vennoten (de vennootschap) en de derde zal veelal in een arbeidsovereenkomst worden vormgegeven, maar ook een overeenkomst van opdracht kan hiervoor in aanmerking komen.
De aansprakelijkheid is een verplichting die in beginsel uitsluitend de vennoten betreft (zie art. 1679 en art. 18 WvK). De vertegenwoordigingsbevoegde, besturende derde kan derhalve verbondenheid voor de vennoten in het leven roepen. Daarbij is vanzelfsprekend niet uitgesloten dat deze derde (mede) zichzelf (jegens de wederpartij) verbindt. Het is ook denkbaar dat de vennoten met de derde (in de vorm van een beding ten behoeve van een derde, art. 6:253 e.v.) overeenkomen dat deze naast de vennoten (hoofdelijk) aansprakelijk is voor schulden van de vennootschap.
3.5.5 Beperking bestuursbevoegdheid
Besturen omvat de bevoegdheid tot het verrichten van alle rechtshandelingen die gelet op het doel van de vennootschap tot haar normale werkzaamheden behoren (zie onderdeel 3.5.1). Uit de omschrijving volgt een beperking van de bestuursbevoegdheid, die immers wordt begrensd door het doel van de vennootschap en hetgeen (gezien dat doel) tot de normale werkzaamheden kunnen worden gerekend.
De in de praktijk relevante beperkingen van de bestuursbevoegdheid zijn te vinden in de bepalingen van de vennootschapsovereenkomst. Op uiteenlopende wijzen kan men daarin voorzieningen treffen waarmee invulling wordt gegeven aan de bevoegdheid van al dan niet gezamenlijk optredende vennoten om voor rekening van de vennootschap (de gezamenlijke vennoten) (rechts)handelingen te kunnen verrichten. Dat gebeurt veelal door een opsomming van de betreffende handelingen maar kan ook in abstracte bewoordingen tot uitdrukking worden gebracht. Voor de goede orde kan hierbij worden opgemerkt dat besturen de interne handelingsbevoegdheid van de vennoten betreft, oftewel de vraag betreft of de gezamenlijke vennoten voor een verbintenis draagplichtig zijn/worden, hetgeen dient te worden onderscheiden van de vertegenwoordigingsbevoegdheid (welke ook aan beperkingen kan/zal worden onderworpen) die ziet op de (on)mogelijkheid om namens de medevennoten (met derden) rechtshandelingen te verrichten. Overigens wordt in vennootschapsovereenkomsten veelal een verband aangebracht tussen de (externe) vertegenwoordigings- en (interne) bestuursbevoegdheid, in die zin dat bevoegde vertegenwoordiging tot draagplicht voor de gezamenlijke vennoten leidt.
Men kan bij de hiervoor bedoelde opsomming aan de volgende (rechts)handelingen denken:
– het verkrijgen, vervreemden en bezwaren van registergoederen;
– het in gebruik nemen of geven, al dan niet krachtens huur, van gebouwen of delen daarvan alsmede het beëindigen van zodanig gebruik;
– het aangaan van overeenkomsten tot het lenen of uitlenen van gelden en het aangaan van kredietovereenkomsten;
– het stellen van zekerheid door of namens de vennootschap;
– het stichten en opheffen van nevenvestigingen;
– het aanstellen en ontslaan van gevolmachtigden alsmede het vaststellen en wijzigen van hun volmacht;
– het in dienst nemen van werknemers met een hoger maandsalaris dan [bedrag]/een door de vergadering van vennoten vastgesteld bedrag, alsmede het aanbrengen van substantiële wijzigingen in hun arbeidsvoorwaarden, waaronder begrepen hun pensioenrechten;
– het oprichten van, het rechtstreeks of middellijk deelnemen in en/of het voeren van het bestuur over andere ondernemingen, alsmede het afstoten of liquideren van dan wel het beëindigen van de deelneming in zodanige ondernemingen dan wel het voeren van management over zodanige ondernemingen;
– het uitoefenen van stemrecht op aan de vennootschap toebehorende aandelen dan wel het op andere wijze uitoefenen van zeggenschap in ondernemingen, waarin de vennootschap deelneemt;
– het aangaan of verbreken van duurzame samenwerking met andere ondernemingen;
– het aanbrengen van een belangrijke wijziging in de werkzaamheden van de vennootschap;
– het verplaatsen, vervreemden of staken van de onderneming van de vennootschap of een belangrijk onderdeel daarvan;
– het doen van aangifte tot faillietverklaring van de vennootschap, alsmede het aanvragen van surseance van betaling met betrekking tot de vennootschap;
– het voeren van rechtsgedingen, het aangaan van vaststellingsovereenkomsten, dadingen, compromissen en akkoorden, het berusten in rechtsvorderingen, tenzij het betreft het nemen van spoedeisende dan wel incassomaatregelen;
– in het algemeen het aangaan van alle handelingen, andere dan hiervoor vermeld, waarvan het belang of de waarde een bedrag van [bedrag] dan wel een door de vergadering van vennoten vast te stellen bedrag te boven gaat.
De vergadering van vennoten kan behalve de hiervoor vermelde (rechts-)handelingen ook andere duidelijk te omschrijven en aan de besturende vennoten mee te delen (rechts-)handelingen aan haar voorafgaande instemming onderwerpen.
Ten slotte mag niet onvermeld blijven dat de rechtsverhoudingen tussen de vennoten in een vennootschap voortdurend worden beheerst door de eisen van de redelijkheid en billijkheid, welke ook kunnen leiden tot begrenzing van de bestuursbevoegdheid van een vennoot. Overigens gaat het vorenstaande op voor ieder type personenvennootschap (maatschap, vennootschap onder firma, commanditaire vennootschap).
3.5.6 Bestuur en commanditaire vennootschap
De commanditaire vennootschap is de als zodanig optredende vennootschap onder firma welke naast een of meer gewone vennoten een of meer commanditaire vennoten heeft (art. 19 WvK). Het bestuur door de gewone vennoten vindt op identieke wijze als bij de vennootschap onder firma plaats. De commanditaire vennoot is, zo bepaalt art. 20 WvK uitgesloten van de bevoegdheid om voor rekening van de vennootschap rechtshandelingen te verrichten. Gegeven de omschrijving van bestuur (het verrichten van alle rechtshandelingen voor rekening van de vennootschap die gelet op haar doel tot de normale werkzaamheden behoren) komt aan een commanditaire vennoot derhalve geen bestuursbevoegdheid toe. Deze bevoegdheid is van belang voor de vraag of als gevolg van een door de commanditaire vennoot verrichte rechtshandeling (in de interne verhouding) draagplicht voor de (mede-)vennoten kan ontstaan. Hiervan moet worden onderscheiden of een commanditaire vennoot aan de (interne) besluitvorming van de vennoten tot het verrichten van een voor hun rekening komende rechtshandeling kan deelnemen, dan wel of deze vennoot (nadat de besluitvorming daaromtrent heeft plaatsgevonden) de vennootschap extern bindt, oftewel vertegenwoordigingsbevoegd is.
Indien een commanditaire vennoot (ter uitvoering van interne besluitvorming) namens de vennootschap handelt, oftewel vertegenwoordigt, ligt eveneens hoofdelijke aansprakelijkheid in het verschiet (art. 20 WvK). Het is daarbij niet van belang of de handeling al dan niet krachtens een daartoe verleende volmacht geschiedt (zie onderdeel 3.6.4).