Er bestaan drie vormen van personenvennootschappen in Nederland. Dit zijn:
1. de maatschap;
2. de vennootschap onder firma (hierna: vof);
3. de commanditaire vennootschap (hierna: cv).
Deze op een overeenkomst gebaseerde rechtsvormen bezitten geen rechtspersoonlijkheid en zijn alle gericht op samenwerking tussen twee of meer vennoten. Dit kunnen zowel natuurlijke personen als rechtspersonen zijn, dan wel een combinatie van beide.
De huidige wetgeving over personenvennootschappen dateert van 1838 en is achterhaald en verouderd. Veel zaken worden niet (goed) geregeld. In de laatste veertig jaar zijn daarom twee wetgevingstrajecten gestart om tot herziening van deze archaïsche wetgeving te komen. Een in de jaren zeventig van de vorige eeuw, het voorstel van Van der Grinten, en een tweede, het voorstel van Maeijer, eind jaren negentig van de vorige eeuw. Helaas is de behandeling van beide voorstellen vroegtijdig tot een einde gekomen. Bij de intrekking van het meest recente voorstel wees de Minister van Justitie erop dat kern van de kritiek is dat de voorgestelde regeling te knellend werd geacht voor bestaande maatschappen en vennootschappen onder firma en dat deze regeling tot onnodige kosten zou leiden. Daarnaast werden er vragen gesteld over de helderheid en bruikbaarheid van het wetsvoorstel en over nut en noodzaak. Het voorstel van Maeijer ging uit van optionele rechtspersoonlijkheid waardoor vennoten konden kiezen voor wel of geen rechtspersoonlijkheid. De openbare maatschap en de vof zouden worden samengevoegd tot de openbare vennootschap (OV). Daarnaast zou de niet-openbare maatschap als ‘stille vennootschap’ (SV) blijven bestaan. Ten slotte zou de cv als een bijzondere OV worden aangemerkt.
De maatschap vormt de grondvorm voor de vof en de cv. De regels die gelden voor de maatschap zijn opgenomen in Boek 7A BW (art. 1655 t/m 1688). Deze bepalingen gelden in beginsel ook voor de vof en de cv, tenzij anders voortvloeit uit de specifieke regels die zijn opgenomen voor vof en cv in het Wetboek van Koophandel (art. 15 t/m 34). De vof en de cv worden aldus geregeerd door de overeenkomst van partijen, door het Wetboek van Koophandel (hierna: WvK) en ‘het Burgerlijk Regt’ (art. 15 WvK). Of een samenwerkingsverband een maatschap is, een vof of een cv moet worden beoordeeld aan de hand van de materiële kenmerken (Hof Amsterdam 27 januari 2015, JOR 2015/164). De eigen kwalificatie van partijen is niet per se doorslaggevend (HR 15 december 2006, NJ 2007, 448).
In beginsel zijn alle bepalingen over de maatschap, vof en cv van regelend recht, tenzij uit de wet anders blijkt (zie bijv. art. 7A:1671 en art. 7A:1672 BW). De wettelijke regeling van de personenvennootschappen is beknopt. De overeenkomst vervult daarom een belangrijk rol bij de vormgeving van de organisatie van de personenvennootschap. Daarin worden doorgaans een of meer van de volgende onderwerpen geregeld: duur, doel, inbreng, non-concurrentie, besluitvorming, beheer en beschikken, administratie, winst en verlies, voortzettingsregelingen, ontbinding en vereffening en een geschillenregeling.
De belangrijkste verschillen tussen aan de ene kant de maatschap en aan de ander kant de vof en cv betreffen de bevoegdheid van de vennoten tot vertegenwoordiging en de persoonlijke verbondenheid voor verbintenissen. Later in dit hoofdstuk zal hierop uitgebreider worden ingegaan.
De maatschap met een onderneming, de vof en de cv dienen ingeschreven te worden in het handelsregister (art. 5 Hregw; zie ook art. 23 WvK).
3.2.1 Maatschap
Een maatschap is een overeenkomst, waarbij twee of meer personen zich verbinden om iets in gemeenschap te brengen, met het oogmerk om het daaruit ontstaande voordeel met elkaar te delen (art. 7A:1655 BW). Er volgen uit deze definitie vier belangrijke kenmerken:
1. een overeenkomst,
2. samenwerking,
3. inbreng,
4. gemeenschappelijk vermogensrechtelijk voordeel.
Daarnaast kan uit het bepaalde in art. 16 WvK – een vof is een maatschap tot de uitoefening van een bedrijf, onder een gemeenschappelijke naam aangegaan – worden afgeleid dat de maatschap dient voor de gezamenlijke uitoefening van een beroep (zie over de begrippen beroep en bedrijf uitgebreid S.E. Waals, De optimale rechtsvorm voor de samenwerking in het beroep, Wolters Kluwer 2017). De begrippen beroep (maatschap) en bedrijf (vof/cv) dienen ruim uitgelegd te worden. Hieronder vallen ook bijvoorbeeld houdster- en beleggingsactiviteiten, die mede gericht zijn op het besparen van kosten (zie Kamerstukken I 2005/06, 28 746, C, p. 9 en Kamerstukken I 2006/07, 28 746, E, p. 16-17).
De overeenkomst van maatschap is vormvrij. Is er een schriftelijk contract, dan is dat een belangrijk aanknopingspunt voor hetgeen partijen hebben gewild. Daarnaast zijn van belang de verklaringen en gedragingen van partijen gedurende de uitvoering van de overeenkomst. Ontbreekt een schriftelijk contract, dan kan de totstandkoming en inhoud van een overeenkomst van maatschap mede worden afgeleid uit een tussen partijen op enig moment bestaande feitelijke situatie. Van belang daarbij zijn de verschillende verklaringen en gedragingen van partijen en wat partijen over en weer uit deze verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en redelijkerwijze mochten afleiden (HR 2 september 2011, JOR 2011/361). Op grond van art. 7A:1661 BW begint de maatschap vanaf het ogenblik van de overeenkomst, tenzij een ander tijdstip is afgesproken. Ook kan aanvankelijk sprake zijn van een andere overeenkomt, bijvoorbeeld van opdracht. Een dergelijke overeenkomst kan door de invulling en opstelling van partijen veranderen in een overeenkomst van maatschap (HR 2 september 2011, JOR 2011/361).
Er moet in de regel sprake zijn van duurzame samenwerking door de vennoten om een gemeenschappelijk vermogensrechtelijk voordeel te behalen. Is er geen samenwerking, bijvoorbeeld omdat men slechts voordeel deelt, dan kan sprake zijn van een poolovereenkomst. Is er geen duurzame samenwerking, dan kan toch sprake zijn van een maatschap. Zo wordt in de praktijk wel een overeenkomst van maatschap aangegaan om een bepaalde transactie tot stand te brengen, bijvoorbeeld een vastgoedproject. De maatschap eindigt dan zodra het doel is bereikt (art. 7A:1683 sub 2 BW). De rechtspositie van de vennoten zal veelal min of meer gelijk aan elkaar zijn, alhoewel de toekenning van oligarchische rechten aan een of meer vennoten toegestaan is (HR 13 juni 1969, NJ 1969/384). De vennoten hoeven niet volledig dezelfde rechten en verplichtingen te hebben, maar een vennoot mag niet ondergeschikt zijn aan een andere vennoot. Dan kan sprake zijn van een arbeidsovereenkomst of overeenkomst van opdracht.
Het objectieve oogmerk moet gericht zijn op het behalen van voordelen om deze met elkaar te delen. Het gaat dus niet om de subjectieve motieven van de individuele vennoten. Ontvangen niet alle personen voordeel, dan kan sprake zijn van een overeenkomst van geldlening, franchise, pacht of huur. Het streven naar gemeenschappelijk vermogensrechtelijk voordeel dient ruim uitgelegd te worden. Zo valt daar ook het beperken of spreiden van kosten dan wel het vermijden van verlies onder. Een zuiver ideëel voordeel voldoet echter niet.
De maatschap wordt in de literatuur wel onderscheiden in de ‘stille’ maatschap en de ‘openbare’ maatschap. Van een stille maatschap is sprake wanneer de maatschap niet onder gemeenschappelijke naam is aangegaan. Er wordt dan niet op een voor derden duidelijk kenbare wijze naar buiten opgetreden, onder een door de vennoten als zodanig gevoerde naam (HR 5 november 1976, NJ 1977/586, Moret Gudde Brinkman/Bolhuys). In de agrarische sector wordt een stille maatschap wel overeengekomen om bepaalde qua aanschaf kostbare hulpmiddelen gezamenlijk aan te schaffen en te gebruiken.
Ten slotte wordt ook wel de figuur van de ‘onder-maatschap’ onderscheiden (art. 7A:1678 BW). Hiervan is sprake indien een vennoot met een derde overeenkomt dat die derde als vennoot in de onder-maatschap zal functioneren en in verband daarmee zal delen in het resultaat van de (hoofd)maatschap. Dit kan in beginsel zonder toestemming of kennisgeving aan de andere vennoten.
3.2.2 Vof
Een vof is de maatschap tot de uitoefening van een bedrijf, onder een gemeenschappelijke naam (firma) aangegaan (art. 16 WvK). De vof is beperkt tot bedrijfsmatige activiteiten en heeft daardoor een openbaar karakter. Een vof kent zes kenmerken:
1. een overeenkomst,
2. samenwerking,
3. gemeenschappelijk vermogensrechtelijk voordeel te behalen,
4. inbreng,
5. uitoefening van een bedrijf
6. een gemeenschappelijke naam.
De eerste vier kenmerken gelden ook voor een maatschap en worden hier daarom verder onbesproken gelaten.
Van een bedrijf onder gemeenschappelijke naam is slechts sprake wanneer de vennoten regelmatig en naar buiten toe als zodanig optreden. Van een vof kan derhalve geen sprake zijn wanneer de samenwerking is gericht op één of meer bepaalde incidentele bedrijfshandelingen. Eventueel zou dit wel kunnen kwalificeren als een openbare maatschap. Een vof onderscheidt zich van een vereniging door de verplichting tot inbreng en het nastreven van gemeenschappelijk vermogensrechtelijk voordeel. Een fonds voor gemene rekening kan als vof kwalificeren (Hof Amsterdam 12 maart 2015, JOR 2015/133).
Op grond van art. 22 WvK (dwingend recht) moet de vof worden aangegaan bij authentieke of onderhandse akte, zonder dat het gemis van een akte aan derden kan worden tegengeworpen. Het betreft dus een bewijsmiddel. Het gemis van de akte kan doorgaans wel worden tegengeworpen aan een persoon die claimt dat er een vof is en dat hij/zij vennoot is (Hof Den Haag 17 december 2013, JOR 2014/225 en HR 16 mei 1902, W 1902/7775). Op grond van art. 7A:1661 BW begint de vof vanaf het ogenblik van de overeenkomst, tenzij daarbij een ander tijdstip is bepaald. Het is privaatrechtelijk niet toegestaan een vof met terugwerkende kracht op te richten omdat dan onzekerheid bestaat in de tussenliggende periode over de vertegenwoordigingsbevoegdheid. Wel kan in de schriftelijke overeenkomst worden vastgesteld dat de vof al eerder mondeling was aangegaan.
3.2.3 CV
De commanditaire vennootschap (hierna: cv) is een vennootschap tussen een of meer wegens zaaksschulden hoofdelijk verbonden gewone, complementaire of beherende vennoten en een of meer commanditaire of stille vennoten. De commanditaire vennootschap vindt haar oorsprong in het Italië van de middeleeuwen en werd gebruikt in de zeehandel onder de naam ‘Commenda’. Van commanditaire vennootschappen wordt in de praktijk nog steeds gebruikgemaakt, bijvoorbeeld in het kader van de zogenaamde film- en scheeps-cv s. Voordelen van de commanditaire vennootschap zijn onder meer de flexibiliteit met betrekking tot de structuur en inrichting van deze rechtsvorm en (mogelijk) de fiscale behandeling.
In art. 19 WvK wordt deze rechtsvorm aangeduid als de vennootschap bij wijze van geldschieting, anders ‘en commandite’ genaamd, aangegaan tussen een of meer hoofdelijk verbonden vennoten en een of meer andere personen als geldschieters. De commanditaire vennoten zijn in beginsel niet aansprakelijk voor de zaaksschulden voor zover die meer bedragen dan het bedrag van hun inbreng. Dit laatste is anders, indien de naam van de commanditair vennoot in de naam van de cv wordt aangewend (art. 20 WvK, tenzij de uitzondering van art. 30 lid 2 WvK geldt) of de commanditair vennoot daden van beheer verricht of in de zaken van de cv werkzaam is, al dan niet op basis van een volmacht (art. 20 WvK).
Overigens kan een cv (of een vof) naast beherende vennoten ook niet-beherende vennoten hebben, die geen recht van beheer hebben maar wel voor de verbintenissen van de vennootschap hoofdelijk aansprakelijk zijn. Daarnaast geldt dat op grond van art. 19 WvK een cv tegelijkertijd een vof tussen de onbeperkt aansprakelijke vennoten kan zijn en een cv ten aanzien van deze vennoten en de beperkt aansprakelijke vennoten.
De oprichting van een cv is niet aan een bepaalde vorm gebonden. Er bestaat geen vormvereiste als bestaansvoorwaarde. Een cv kan dus ook mondeling worden aangegaan.
Er wordt wel verdedigd dat een BV-CV-constructie, waarbij de commanditaire vennoot tevens bestuurder is van de BV, die als beherend vennoot optreedt, niet is toegestaan. Dit omdat de taken, bevoegdheden en aansprakelijkheden van een beherende en van een commanditaire vennoot met elkaar in botsing zullen komen.
Ook niet toegestaan sinds 2 juli 1975 is de commanditaire vennootschap op aandelen. Deze rechtsvorm is afgeschaft omdat anders, gelet op het van toepassing zijn van Europese richtlijnen, een uitvoerige wetgevingsoperatie vereist zou zijn. In fiscale zin kan (nog) wel sprake zijn van een dergelijke cv.
3.2.4 Alternatieven
Het is belangrijk om te realiseren dat er alternatieven kunnen bestaan voor een personenvennootschap. Denk daarbij aan het fonds voor gemene rekening, de coöperatie, maar ook de besloten vennootschap. Deze alternatieven blijven in dit hoofdstuk voor zover niet van belang buiten beschouwing.