2.4.1 Inleiding
In dit onderdeel zal worden uitgelegd hoe de ontwerpakte van oprichting van een B.V. en, voor het geval de aandelen worden volgestort anders dan in geld, de inbrengakte moeten worden opgemaakt.
De wet schrijft voor dat de vennootschap door een of meer personen wordt opgericht bij notariële akte. De akte wordt getekend door iedere oprichter en door ieder die blijkens deze akte een of meer aandelen neemt (art. 2:175 lid 2).
Art. 2:177 lid 1 maakt een onderscheid tussen de akte van oprichting en de statuten; in dit artikel wordt bepaald dat de akte van oprichting de statuten van de vennootschap moet bevatten.
De akte bestaat uit een ‘kop’ (begin) en een ‘staart’ (slot) en daartussen de statuten. In de ‘kop’ van de akte wordt geconstateerd wie verschijnt en wie de oprichter is, die vervolgens de statuten van de vennootschap vaststelt, waarna de statuten volgen, die beginnen (en eindigen) met artikelnummers of met ‘STATUTEN’. Na het laatste artikel van de statuten komt het ‘slot’ van de akte dat meestal begint met de tekst: ‘Tenslotte verklaart (of: ‘verklaarde’) de comparant.’ Dit heet slotverklaring. Dit moet niet verward worden met slotbepaling, welke onderdeel uitmaakt van de statuten en veelal een artikelnummer heeft.
Het onderscheid of een bepaling onderdeel uitmaakt van de akte (slotverklaring) of van de statuten (slotbepaling) is van belang voor een eventuele latere wijziging. Staat er een fout in de ‘kop’ en/of de ‘staart’ (slotverklaring) van de akte van oprichting, dan kan dit verbeterd worden via een proces-verbaal van verbetering of een rectificatieakte. Een proces-verbaal van verbetering kan alleen indien het betreft een kennelijke schrijffout of kennelijke misslag (art. 45 Wna). Daarvoor hoeven partijen niet in de akte vermeld te worden.
Zie onder andere Kamer voor het notariaat Amsterdam 6 februari 2014, ECLI:NL:TNORAMS:2014:1: ‘Uit de parlementaire geschiedenis bij dit artikel blijkt dat met het woord “kennelijk” wordt aangegeven dat het objectief duidelijk moet zijn dat het om een schrijffout of een misslag gaat. Daarvan is sprake als iets zo evident onjuist is dat iedereen begrijpt dat de akte niet klopt, bij voorbeeld als de zin niet goed loopt of als zich een innerlijke tegenstrijdigheid voordoet. De akte mag materieel geen andere inhoud krijgen.’
Buiten de gevallen waarin het betreft een kennelijke schrijffout of een kennelijke misslag moet een akte van rectificatie worden opgemaakt, voor welke het wel nodig is dat de partijen bij de te rectificeren akte verschijnen. Mogelijk is dat zij daarvoor een schriftelijke of mondelinge volmacht geven.
Staat er een fout in de statuten (bijvoorbeeld in het geval van een slotbepaling) dan kan dat alleen verbeterd worden via de weg van de statutenwijziging. Hiervoor gelden de vereisten die zijn vermeld in art. 2:231 tot en met art. 2:237; zo zijn onder andere nodig een besluit van de algemene vergadering tot statutenwijziging en een notariële akte van statutenwijziging.
Bij het vervaardigen van de akte van oprichting is het van belang gebruik te maken van de juiste modellen, waarover het volgende onderdeel gaat.
2.4.2 De akte
2.4.2.1 Ontwerpakte van oprichting (het begin/de ‘kop’ van de akte en volmacht)
In dit onderdeel wordt uitgegaan van één oprichter/aandeelhouder en een aanbiedingsverplichting als blokkeringsregeling voor de levering van aandelen (art. 2:195 lid 1). Voor de akte van oprichting kan gebruik worden gemaakt van MODEL 2.4.2.1A . MODEL 2.4.2.1B bevat dezelfde statuten maar daarin staat bij ieder artikel een inhoudelijke toelichting.
Het model kan ingevuld worden aan de hand van MODEL 2.4.2.1C (Vragenlijst oprichting BV). Hieronder zal toelichting worden hoe model moet worden ingevuld.
In het vorige onderdeel is het onderscheid uitgelegd dat de wet maakt tussen de akte van oprichting en de statuten (art. 2:177 lid 1). In dit onderdeel zal de inhoud van de ‘kop’ (het begin) van de akte van oprichting worden behandeld (zie MODEL 2.4.2.1A of MODEL 2.4.2.1B).
De wet schrijft voor dat de vennootschap door een of meer personen wordt opgericht bij notariële akte. De vereisten voor de inhoud van een notariële akte zijn te vinden in art. 39 Wna.
De akte van oprichting moet worden verleden in de Nederlandse taal (art. 2:176).
De akte wordt getekend door iedere oprichter en door ieder die blijkens deze akte een of meer aandelen neemt (art. 2:175 lid 2).
Sedert de invoering op 1 september 2001 van de Wet tot wijziging van Boek 2 BW in verband met de herziening van het preventief toezicht (Stb. 2000, 283), is het mogelijk dat oprichters niet deelnemen in het kapitaal van de vennootschap, met andere woorden: geen aandeelhouder worden van de vennootschap die zij oprichten. Andersom is ook mogelijk, namelijk dat de aandeelhouders niet de oprichters van de BV zijn, maar dat was voor de wetswijziging ook al mogelijk. Het verschil is dat ook zij sedert 1 september 2001 de akte van oprichting moeten tekenen. Zie hierover nader J.D.M. Schoonbrood, in: Statuten zonder bezwaar, Preadvies KNB 2002, par. 2.2.1.
De gegevens voor het invullen van de akte van oprichting kunnen grotendeels gehaald worden uit de door de cliënt in te vullen handelsregisterformulieren 3 en 11 (www.kvk.nl). Dit geldt voor de naam, de zetel, het doel, het adres van de vennootschap, het geplaatst kapitaal, de eerste bestuurder(s) en de enig aandeelhouder.
Indien er niet een enig aandeelhouder is, van wie de gegevens op handelsregisterformulier 11 ingevuld moeten worden, moeten de gegevens van de oprichter(s) en/of de overige aandeelhouder(s) worden opgevraagd. De oprichter en overige aandeelhouders kunnen natuurlijke personen zijn of rechtspersonen.
Welke gegevens van de oprichter-natuurlijke persoon, dan wel, in geval van een rechtspersoon, van de oprichter-rechtspersoon en diens vertegenwoordiger(s) in de akte van oprichting moeten worden vermeld, staat in art. 39 lid 1 Wna en art. 40 Wna. Hier wordt volstaan met een verwijzing naar deze artikelen.
2.4.2.1.1 Volmacht
De oprichter of, in geval van een rechtspersoon, diens vertegenwoordiger kan in persoon voor de notaris verschijnen en de akte van oprichting tekenen, maar kan daarvoor ook een volmacht afgeven (MODEL 2.4.2.1.1A).
Let op dat, indien de vennootschap aandeelhouders heeft die geen oprichters zijn, ook deze een volmacht moeten geven om de akte te tekenen (zie onderdeel 2.4.2.1).
De volmacht tot oprichting van een BV moet schriftelijk zijn, maar hoeft geen notariële akte te zijn (art. 2:176 zin 2).
In het artikel van L.W. Kelterman, ‘Nieuwerwetse fratsen; de schriftelijke volmacht bij e-mail’, WPNR 6965 (2013), gaat de auteur in op de vraag of een volmacht bij e-mail (in pdf-vorm of opgenomen in de tekst van een bericht) een schriftelijke volmacht is.
In de volmacht dient de aard en het nummer van het identiteitsdocument van de volmachtgever te worden vermeld (art. 39 Wna). De volmacht hoeft niet in de Nederlandse taal te worden gesteld. Ingevolge art. 44 Wna moet de volmacht aan de akte worden gehecht.
De behandelaar moet een kopie van het geldig legitimatiebewijs van de ondertekenaars opvragen en, in geval van rechtspersonen, hun vertegenwoordigingsbevoegdheid controleren. Indien een Nederlandse rechtspersoon de volmacht verleent, kan de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de ondertekenaar worden gecontroleerd aan de hand van het uittreksel van het handelsregister. De handtekeningen op de volmacht moeten worden gelegaliseerd.
Is de oprichter een buitenlandse rechtspersoon dan is het praktijk om met betrekking tot de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de ondertekenaar(s) van de volmacht een legal opinion, ook wel genoemd confirmation letter, te vragen, af te geven door een notaris of advocaat van het desbetreffende land (MODEL 2.4.2.1.1B).
Als de oprichter een vennootschap, stel een BV, is, kan de volmacht op verschillende manieren worden ingericht.
Mogelijkheid 1 is dat onder ‘De ondergetekende’ wordt begonnen met het noemen van de directeur van de BV die de volmacht verleent. De aanvang van de volmacht kan dan luiden als volgt:
‘De ondergetekende:
*, wonende te * geboren te *, op *, zich identificerend met Nederlands paspoort/rijbewijs met nummer *,
ten deze handelend als zelfstandig vertegenwoordigingsbevoegde directeur van * B.V., een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, opgericht naar Nederlands recht, statutair gevestigd te *, met adres * te *, ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel en fabrieken voor * onder nummer * (de ‘Volmachtgever’ ),
Verleent een volmacht, met de macht van substitutie, aan:
...’.
Mogelijkheid 2 is dat onder ‘De ondergetekende’ direct wordt begonnen met het opnemen van de gegevens van de BV, zonder daarbij de gegevens van diens vertegenwoordiger op te nemen. De aanvang van de volmacht kan dan luiden als volgt:
‘De ondergetekende:
*B.V., een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, opgericht naar Nederlands recht, statutair gevestigd te *, met adres * te *, ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel en fabrieken voor * onder nummer * (de ‘Volmachtgever’ ),
Verleent een volmacht, met de macht van substitutie, aan:
...’.
Onderaan bij de ondertekening van de volmacht opgesteld volgens ‘Mogelijkheid 2’ moet dan wel vermeld worden wie namens de BV tekent. Dat kan als volgt:
‘
______________
* BV
Door: *
Titel: * .’
Het redigeren van de volmacht volgens Mogelijkheid 1 of Mogelijkheid 2 heeft gevolgen voor de redactie van de comparitie in de akte.
In geval een volmacht is opgesteld volgens Mogelijkheid 1 dient in de comparitie van de akte de in de volmacht ingevulde tekst onder ‘Ondergetekende’ in het geheel overgenomen te worden.
In geval een volmacht is opgesteld volgens Mogelijkheid 2 dient in de comparitie van de akte eveneens de in de volmacht ingevulde tekst onder ‘Ondergetekende’ overgenomen te worden, alleen is die een stuk korter, omdat daarin de gegevens van de directeur ontbreken.
In de ‘kop’ van de ontwerpakte van oprichting staan keuzeblokken voor het geval de oprichter een natuurlijke dan wel een rechtspersoon is en zelf verschijnt bij het tekenen van de akte of daarvoor een volmacht geeft (meestal aan een medewerker van het notariskantoor).
2.4.2.2 Statuten
De akte van oprichting bevat de statuten van de vennootschap (art. 2:177 lid 1). Het onderscheid tussen de akte van oprichting en de statuten is uitgelegd in onderdeel 2.4.1. De statuten bevatten minimaal:
– de naam, zetel en het doel van de vennootschap (art. 2:177 lid 1 zin 2);
– het nominale bedrag van de aandelen, alsmede, indien er verschillende soorten aandelen zijn, het aantal en bedrag van elke soort (art. 2:178 lid 1);
– de wijze waarop in de bestuurstaak wordt voorzien in geval van belet of ontstentenis van het bestuur en, indien aanwezig, van de raad van commissarissen (art. 2:244 lid 4/art. 2:252 lid 4).
Sedert de invoering per 1 oktober 2012 van de Wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht is de vermelding van het maatschappelijk kapitaal in de statuten facultatief.
Voor het invullen van de statuten kan hier worden volstaan met verwijzing naar de toelichting bij de artikelen van de statuten in MODEL 2.4.2.2A. In de toelichting bij de artikelen wordt namelijk uitgebreid ingegaan op de achtergrond en de strekking van het desbetreffende artikel en de daarin opgenomen keuzemogelijkheden van de verschillende bepalingen.
Dit model is gemaakt aan de hand van het KNB model De basis-BV, Tekst en Toelichting 2007. In ons model zijn de tekst (lees: de statuten) en toelichting aangepast aan de meest recente wetswijzigingen, zoals de Wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht (Wet van 18 juni 2012, Stb. 2012, 299, i.w.t. 1 oktober 2012 (Stb. 2012, 455)), de Invoeringswet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht (Wet van 18 juni 2012, Stb. 2012, 300, i.w.t. 1 oktober 2012 (Stb. 2012, 301)) de Wet van 6 juni 2011 tot wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de aanpassing van regels over bestuur en toezicht in naamloze en besloten vennootschappen (Stb. 2011, 75, i.w.t. 1 januari 2013 (Stb. 2012, 455) en de Uitvoeringswet richtlijn jaarrekening, Wet van 30 september 2015 (Stb. 2015, 349 i.w.t. 1 november 2015, Stb. 2015, 351).
2.4.2.3 Ontwerpakte van oprichting (het slot/de ‘staart’ van de akte: volstorting van de aandelen)
Het slot van de akte van oprichting begint waar de statuten eindigen (voor het onderscheid tussen de akte van oprichting en de statuten zie onderdeel 2.4.1). Meestal begint het slot van de akte van oprichting met de tekst: ‘Tenslotte verklaart (of ‘verklaarde’) de comparant’.
Dit moet niet verward worden met ‘Slotbepaling’ of ‘Overgangsbepaling’ die veelal een artikelnummer hebben. Dat artikel maakt wel onderdeel uit van de statuten.
In het slot van de akte moeten worden vermeld het bedrag van het bij de oprichting geplaatste kapitaal en het gestorte deel daarvan e.e.a. gespecificeerd naar de soort aandelen, alsmede de gegevens van de nemers van de aandelen met vermelding van de in art. 2:196 lid 2 onder b en c bedoelde gegevens van deze nemers (art. 2:178 lid 1 zin 4).
Voor de BV geldt sinds 1 oktober 2012 geen minimumkapitaalvoorschrift meer. Zie onderdeel 14.3.1.
Ook zijn ingevolge de Wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht per 1 oktober 2012 vervallen de verplichtingen tot vermelding van het maatschappelijk kapitaal in de statuten (is facultatief, zie art. 2:178 lid 1), dat het geplaatst kapitaal ten minste een vijfde van het maatschappelijk kapitaal moet zijn (art. 2:178 lid 4 (oud)), alsmede dat op ieder aandeel ten minste 25% moet worden gestort (art. 2:191 lid 1).
De nemers van de aandelen kunnen de oprichters van de BV zijn en de aandeelhouders die geen oprichters van de BV zijn (art. 2:175 lid 2, zie daarover onderdeel 2.4.2.1).
In de akte van oprichting wordt tevens vermeld de wijze van storting op de aandelen (in contanten, dan wel in natura) en de aanvaarding van de stortingen daarop (art. 2:203 lid 4). Voor de storting in natura worden inbrengbepalingen gebruikt; deze worden hierna in onderdeel 2.4.3 behandeld. Zie over de stortingsvoorschriften bij de BV onderdeel 14.3.
Na de invoering van de Wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht per 1 oktober 2012 zijn de bankverklaring en accountantsverklaring ter zake van de storting op aandelen (art. 2:203a lid 1 (oud) respectievelijk art. 2:204a lid 2 (oud)) komen te vervallen, welke accountantsverklaring voorheen ook aan de akte van oprichting moest worden gehecht en bij de Kamer van Koophandel moest worden gedeponeerd. Zie hierover onderdeel 14.3.
Door het vervallen van de bankverklaring ter zake van de storting in geld en de accountantsverklaring ter zake van de storting in natura ten gevolge van de inwerkingtreding van de Wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht per 1 oktober 2012, is de vraag gerezen of de behandelaar de storting op aandelen moet controleren (zie hierover de discussie in: ‘Zorgplicht bij flex-bv onduidelijk’, Notariaat Magazine 2012-10). Of de storting in geld daadwerkelijk heeft plaatsgevonden hoeft de behandelaar volgens de KNB niet te controleren. De notaris had die verplichting ook niet onder het oude recht en zou de storting bovendien ook niet sluitend kunnen controleren. De verantwoordelijkheid voor de storting ligt bij degene die het aandeel (de aandelen) neemt. De behandelaar doet er volgens de KNB wel verstandig aan om de comparant in de slotverklaring van de oprichtingsakte te laten verklaren dat de vereiste storting heeft plaatsgevonden en door de vennootschap is aanvaard. Als deze verklaring evident onwaar is, zal de behandelaar de oprichting weigeren. Zie: Vragen en antwoorden nieuw bv-recht, onderdeel 8 (te vinden op Notarisnet).
In het artikel van W. Bosse, ‘Flex BV, ruim een jaar verder (deel 1)’, ftV 2014, p. 13, is weergegeven hoe in de notariële praktijk destijds werd omgegaan met de storting van de aandelen in de oprichtingsakte. Thans lijkt de meest gangbare notariële praktijk dat in het slot van de akte wordt opgenomen dat de aandelen worden volgestort zodra de vennootschap het zal hebben opgevraagd (zin 2 van art. 2:191 lid 1), in plaats van dat aan de oprichter(s) wordt verzocht om het op de bij de oprichting van de BV uit te geven aandelen te storten bedrag over te maken naar de kwaliteitsrekening van de notaris. De aandelen zijn dan bij de oprichting van de BV niet volgestort en de behandelaar zal de niet volgestorte aandelen opgeven aan de kamer van koophandel en registreren in het aandeelhoudersregister. Let daarbij wel op de gevolgen van niet volgestorte aandelen voor de deelnemingsvrijstelling en de fiscale eenheid en informeer de oprichters daarover (zie hierna). De behandelaar verzoekt bij het verzenden van het afschrift van de akte en het handelsregisteruittreksel aan de oprichter(s) een kopie van een afschrift van de bankrekening van de BV, zodra dit is geopend, te zenden, waaruit blijkt dat de aandelen zijn volgestort. De behandelaar zal vervolgens aan de kamer van koophandel alsnog opgeven en in het aandeelhoudersregister alsnog inschrijven dat de aandelen zijn volgestort per de datum van de volstorting welke blijkt uit de kopie van het bankafschrift.
Verder doet de behandelaar er verstandig aan degene die het aandeel (de aandelen) neemt alsmede de vennootschap te wijzen op de gevolgen van niet of niet volledige storting voor het geval hiervan in afwijking van voormelde verklaring sprake mocht zijn. Van belang is in dit verband ook te wijzen op art. 2:199 op grond waarvan na overdracht of toedeling van een niet volgestort aandeel ieder van de vorige aandeelhouders hoofdelijk jegens de vennootschap aansprakelijk blijft voor het daarop nog te storten bedrag. Aldus Vragen en antwoorden nieuw bv-recht, onderdeel 8 (te vinden op Notarisnet).
Een ander gevolg van niet volgestorte aandelen is ook dat de gegevens die met betrekking tot niet volgestorte aandelen in het aandeelhoudersregister van de BV worden vermeld, voor eenieder ter inzage zijn. Een afschrift of uittreksel van deze gegevens wordt ten hoogste tegen kostprijs verstrekt (art. 2:194 lid 5). Een verkrijging door de vennootschap van niet volgestorte aandelen in haar kapitaal is nietig (art. 2:207). De vereffenaar en, in geval van faillissement, de curator kan tot uitschrijving en inning van alle nog niet gedane verplichte stortingen op aandelen overgaan (art. 2:193). Voorts gaat elk niet volgestort aandeel in haar kapitaal dat de vennootschap onder algemene titel heeft verkregen en niet binnen drie jaren daarna heeft vervreemd of ingetrokken, op het einde van de laatste dag van die drie jaren van rechtswege over op de gezamenlijke bestuurders. Iedere bestuurder is hoofdelijk verbonden voor de vergoeding aan de vennootschap van de waarde van het aandeel ten tijde van verkrijging, met de wettelijke rente van dat tijdstip af (art. 2:207a lid 3 in samenhang met art. 2:207a lid 2). Voor de deelnemingsvrijstelling als bedoeld in art. 13 Wet Vpb telt alleen het daadwerkelijk op aandelen gestorte kapitaal mee. Zolang de aandelen niet zijn volgestort, tellen deze aandelen niet mee bij de 5%-eis (zie onderdeel 21.2.5). Ook voor de eis voor het aangaan van een fiscale eenheid in de zin van art. 15 Wet Vpb, dat de moedermaatschappij juridische en economische eigendom heeft van ten minste 95% van de aandelen in het nominaal gestorte kapitaal van de dochtermaatschappij, telt alleen het daadwerkelijk op aandelen gestorte kapitaal mee (zie onderdeel 21.2.6.).
Zoals hiervoor geschreven is ter zake van de storting (inbreng) anders dan in geld sedert 1 oktober 2012 het vereiste voor het opmaken van een beschrijving gehandhaafd (art. 2:204a) (zie onderdeel 14.3.11) en is, zoals geschreven, de accountantsverklaring komen te vervallen (art. 2:204a lid 2 (oud)) (zie onderdeel 14.3.12). Volgens de KNB zal de behandelaar de aanwezigheid van een beschrijving moeten controleren. Dit behoort tot de controle van de naleving van de wettelijke vereisten waartoe de behandelaar verplicht is. De behandelaar mag in beginsel op de juistheid van de beschrijving afgaan. De behandelaar hoeft de inhoud slechts marginaal te beoordelen. De beschrijving hoeft niet aan de akte te worden gehecht maar de behandelaar zal dit meestal wel doen. De behandelaar zal de beschrijving echter in geen geval bij de Kamer van Koophandel deponeren. Aldus onderdeel 9 van: Vragen en antwoorden nieuw bv-recht. Zie over de beschrijving nader onderdeel 14.2.12.
Veelal wordt in de ‘staart’ van de akte vermeld dat aan de akte van oprichting de volmacht(en) (art. 44 Wna) wordt (worden) gehecht, als dat al niet is gedaan in de ‘kop’ van de akte (zie ook onderdeel 2.4.2.1.1). De behandelaar van het dossier dient te controleren of de volmacht(en) rechtsgeldig is (zijn) afgegeven en getekend door de daartoe bevoegde personen. Ook dient de behandelaar te weten en vastgelegd te hebben dat de oprichter(s) akkoord zijn met de inhoud van de akte. Indien de volmacht door een buitenlandse rechtspersoon wordt afgegeven is het gebruikelijk om met betrekking tot de vertegenwoordigingsbevoegdheid een legal opinion, ook wel genoemd confirmation statement, te vragen, af te geven door een notaris of advocaat van het desbetreffende land (zie MODEL 2.4.2.3A).
Ingevolge art. 2:180 lid 1 dienen de bestuurders van de vennootschap een authentiek afschrift van de akte van oprichting te deponeren ten kantore van het handelsregister. In de praktijk doet de notaris dit, elektronisch, samen met de handelsregisterformulieren 3 en 11.
2.4.3 Inbrengbepalingen in de akte van oprichting en akten van inbreng
Ingevolge art. 2:204 lid 1 letter c moeten rechtshandelingen betreffende inbreng op aandelen anders dan in geld, in haar geheel worden opgenomen in de akte van oprichting of in een geschrift dat daaraan in origineel of in authentiek afschrift wordt gehecht en waarnaar de akte van oprichting verwijst (zie ook onderdeel 14.2.10).
Ter uitvoering daarvan heeft de KNB model-inbrengbepalingen (BBV15D) gemaakt die in de akte van oprichting opgenomen kunnen worden. In MODEL 2.4.3A en MODEL 2.4.3B zijn als bijlage de model-inbrengbepalingen van de KNB opgenomen en, waar nodig, aangepast aan de Flex-BV.
Uitgangspunt daarbij is dat door de oprichter een onderneming in de op te richten BV wordt ingebracht ter storting op de aandelen.
De inbrengbepalingen zijn ter keuze:
I. Ruisende inbreng;
II. Geruisloze inbreng;
III. Inbreng door BV in BV (‘doorzakken’) op grond van art. 15 Vpb 1969 (fiscale eenheid, zie onderdeel 21.2.6); en
IV. Inbreng door BV in BV (‘doorzakken’) op grond van art. 14 Vpb 1969 (bedrijfsfusie, zie onderdeel 21.2.7.2).
Zie voor de ruisende en de geruisloze inbreng in een BV, onderdeel 21.1.3.8. De inbrengbepalingen genoemd onder I. en II. worden meestal worden gebruikt bij de inbreng door een oprichter-natuurlijk persoon van zijn onderneming, eenmanszaak of (aandeel in) een vennootschap onder firma, in een BV. De inbrengbepalingen genoemd onder III en IV worden gebruikt voor de inbreng (het ‘doorzakken’) van een onderneming door een BV in een door haar op te richten (dochter-)BV.
Ook komt het wel voor dat door de oprichter (natuurlijk persoon of BV) zijn of haar aandelen in een andere vennootschap worden ingebracht in de op te richten BV. Dan dienen de inbrengbepalingen dienovereenkomstig te worden aangepast.
Indien een natuurlijk persoon de BV opricht en zijn aandelen in een andere BV inbrengt op de aan hem in de door hem op te richten BV uit te geven aandelen, kan gebruik worden gemaakt van de fiscale aandelenfusiefaciliteit als bedoeld in art. 3.55 Wet IB 2001.
Welke inbrengbepalingen moeten worden gebruikt hangt derhalve af van de fiscale omstandigheden. Hierover dient een belastingadviseur of de belastingadviseur van de onderneming te worden geraadpleegd. Zie ook hoofdstuk 21.
Hetgeen wordt ingebracht moet naar economische maatstaven kunnen worden gewaardeerd (art. 2:191b lid 1). In de tweede zin van dit wetsartikel is bepaald dat een recht op het verrichten van werk of diensten niet kan worden ingebracht (zie onderdeel 14.3.9).
Van hetgeen wordt ingebracht moet een beschrijving worden gemaakt die voldoet aan het bepaalde in art. 2:204a lid 1. De beschrijving moet getekend worden door alle oprichters en mag niet ouder zijn dan zes maanden. In de beschrijving moet vermeld worden de waarde die aan de inbreng wordt toegekend en de toegepaste waarderingsmethode. Zie over de beschrijving ook onderdeel 2.4.3.11, onderdeel 14.3.11 en hieronder.
De beschrijving hoeft niet aan de akte van oprichting te worden gehecht.
Ingevolge de Wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht is, behalve de eis van een accountantsverklaring, ook komen te vervallen de eis dat de methoden van waardering moeten voldoen aan normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd (art. 2:204a lid 1). Een nieuwe beschrijving is vereist indien voor de inbreng bekend is dat de waarde na de in art. 2:204a lid 1 zin 2, bedoelde dag van beschrijving aanzienlijk is gedaald (art. 2:204a lid 2).
De beschrijving moet ter inzage worden gelegd van de houders van aandelen en anderen aan wie vergaderrecht toekomen.
Meestal wordt besloten om de onderneming per aanvang van het boekjaar, meestal 1 januari van enig jaar, in te brengen ( voor rekening en risico van de BV (zie B.2.a. van de Inbrengbepalingen in MODEL 2.4.3A of MODEL 2.4.3B). Indien de onderneming per aanvang boekjaar wordt ingebracht, kan voor de beschrijving gebruik worden gemaakt van de jaarrekening van de in te brengen onderneming over het afgelopen boekjaar; er hoeft dan geen tussentijdse jaarrekening te worden opgesteld. In verband met de geldigheidsduur van de beschrijving moet de oprichting van de BV geschieden voor 1 juli van hetzelfde jaar.
Flex-BV
Ingevolge de Wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht is sedert 1 oktober 2012 het vereiste van de accountantsverklaring als genoemd in lid 2 (oud) van art. 2:204a komen te vervallen (zie onderdeel 2.4.2.3 en onderdeel 14.3.12.
De situatie/waarde van de onderneming per de aanvangsdatum is bepalend voor de storting en daarmee voor de eventuele creditering, lijfrente en bijstorting.
De resultaten van de in te brengen onderneming vanaf de aanvangsdatum komen geheel voor rekening van de op te richten BV. Dit geldt ook voor de heffing van de inkomsten- en vennootschapsbelasting. Zie hierover onderdeel 21.1.3.8.1.
Bij ruisende inbreng kan middels een voorovereenkomst of intentieverklaring deze terugwerkende kracht bewerkstelligd worden (Besluit van 16 september 2008 nr. CPP2008/1626M, Stcrt. 25 september 2008, nr. 186). Deze dient binnen drie maanden na het gewenste tijdstip van overgang van de heffing van inkomstenbelasting naar vennootschapsbelasting, te worden geregistreerd bij de Inspecteur van de Belastingdienst. Legalisatie door een notaris volstaat niet (zie onderdeel 21.1.3.8.4). De intentieverklaring of de voorovereenkomst moet voor 1 april aan de Belastingdienst opgestuurd worden. Vervolgens moet voor 1 oktober van hetzelfde jaar de BV daadwerkelijk opgericht en de onderneming ingebracht worden.
Bij geruisloze inbreng is het uitgangspunt dat de verkrijgingsprijs van de uitgereikte aandelen voor de toepassing van de aanmerkelijkbelangregeling vastgesteld word aan de hand van de fiscale boekwaarde van de ingebrachte aandelen. Voor de standaardvoorwaarden zie Besluit van 2 juli 2010, nr. DGB 2010/3599M, Stcrt. 2010, 10512 (zie onderdeel 21.1.3.8.2).
De inbrengbepalingen bevatten een glijclausule waardoor het mogelijk is het bij de oprichting (civielrechtelijk) geplaatste kapitaal in overeenstemming te brengen met het bedrag waarop de onderneming (later) fiscaal hoger of lager gewaardeerd wordt.
In het geval de onderneming later fiscaal lager wordt gewaardeerd moet onderscheid gemaakt worden tussen het geval waarin, ondanks de lagere waardering, de waarde van de onderneming nog ten minste gelijk blijft aan de stortingsplicht (art. 5 letter b van de Inbrengbepalingen), en het geval waarin de (fiscale) waarde komt te liggen beneden dat bedrag (art. 5 c van de Inbrengbepalingen).
In het eerste geval kan de lagere fiscale waarde ook civielrechtelijk als inbrengwaarde gelden. Dit leidt volgens art. 5 letter b van de Inbrengbepalingen tot verlaging van de creditering, het agio, dan wel verlaging van de lijfrente. In het tweede geval is de inbrenger verplicht het verschil in geld bij te storten, dan wel verplicht aandelen om niet terug te leveren aan de vennootschap. Dit kan zonder de gehele procedure van art. 2:207 voor inkoop van aandelen anders dan om niet te hoeven volgen (zie lid 2). Voor deze teruglevering van de aandelen is op grond van art. 2:196 een notariële akte nodig. De aandelen die teruggeleverd worden aan de vennootschap gelden civielrechtelijk als volgestort, zodat zin 2 art. 2:207 lid 1 niet van toepassing is.
Met betrekking tot de inbreng van een onderneming in de BV kan gebruik gemaakt worden van de akten van inbreng MODEL 2.4.3C (eenmanszaak) en MODEL 2.4.3D (doorzakmodel). Als voorbeeld hiervoor zijn gebruikt de KNB-modellen BIN01C respectievelijk BIN02C.
Het eerstgenoemde model hoort bij de Inbrengbepalingen I of II, als bijlage opgenomen in MODEL 2.4.3A (ruisende/geruisloze inbreng) en het andere model hoort bij de Inbrengbepalingen III of IV, als bijlage opgenomen in MODEL 2.4.3A (Inbreng door BV in BV op grond van art. 15 Vpb of art. 14 Vpb).
Het invullen van de model inbrengakten kan gebeuren aan de hand van de toelichting die hierboven in dit onderdeel is gegeven met betrekking tot de inbrengbepalingen, en behoeft geen nadere toelichting.