13.9.1 Inleiding
De bewaarder vermeldt zijn naam, adres en handtekening op KvK-formulier 17a en 17b. Ontbreekt een bewaarder, dan kan een belanghebbende zich wenden tot de kantonrechter (art. 2:24 lid 2).
Nadat de rechtspersoon al dan niet ogenschijnlijk is opgehouden te bestaan blijft de rechter van de woonplaats bevoegd in zaken betreffende de vereffening, de benoeming van bewaarders van boeken en bescheiden en het verlenen van machtiging tot inzage in boeken en bescheiden (art. 995 Rv).
13.9.2 Bewaartermijn
De boeken, bescheiden en andere gegevensdragers van een ontbonden rechtspersoon moeten worden bewaard gedurende zeven jaar nadat de rechtspersoon ingevolge art. 2:19 lid 4 of art. 2:19 lid 6 heeft opgehouden te bestaan (art. 2:24 lid 1). Het bestuur, maar ook een vereffenaar, dient er zorg voor te dragen dat er meer te bewaren valt dan alleen de laatst opgemaakte balans en staat van baten en lasten (art. 2:10 lid 3 jo. lid 1 en lid 2 jo. art. 2:23a lid 1).
Belanghebbenden kunnen bijvoorbeeld geïnteresseerd zijn in informatie die antwoord kan geven op de vraag of
– de rechtspersoon verzekerd is geweest en hoe de polisvoorwaarden luiden;
– in het zicht van ontbinding onrechtmatig of paulianeus is gehandeld.
13.9.3 Bewaarder
Bewaarder is degene die bij of krachtens de statuten, dan wel door de algemene vergadering – of indien de rechtspersoon een stichting was, door het bestuur – als bewaarder is ‘aangewezen’. Een bewaarder kan zijn een natuurlijke persoon, een rechtspersoon of een personenvennootschap. Het bestuur of de vereffenaar polst tijdig of de beoogde bewaarder bereid is zijn of haar benoeming te aanvaarden.
Ook de kantonrechter kan een bewaarder, zo mogelijk uit de kring van degenen die bij de rechtspersoon waren betrokken, benoemen. Hieraan kan behoefte bestaan indien een door de statuten aangewezen bewaarder/natuurlijk persoon niet meer leeft, de aangewezen bewaarder/rechtspersoon niet meer bestaat of de aangewezen bewaarder niet bereid is deze taak op zich te nemen.
Art. 2:24 bepaalt niet dat de bewaarder recht heeft op een vergoeding. Hij kan echter aan de aanvaarding van zijn functie de voorwaarde verbinden dat uit de boedelbaten de kosten van de (al dan niet elektronische) opslag worden voldaan. De vereffenaar zal deze kosten in de rekening en verantwoording moeten verantwoorden.
Binnen acht dagen na het ingaan van zijn bewaarplicht moet de bewaarder zijn naam en adres opgeven aan het register waarin de rechtspersoon was ingeschreven (art. 2:24 lid 3).
13.9.4 Inzagerecht volgens Boek 2 BW
De kantonrechter kan iedere belanghebbende inzage verlenen in de boeken enz., mits de ontbonden rechtspersoon een stichting was. Bij andere rechtspersonen dan stichtingen is de kring van inzagegerechtigden beperkt tot (zie art. 2:24 lid 4):
– ex-leden van een rechtspersoon van het verenigingstype;
– ex-aandeelhouders;
– ex-certificaathouders;
– de rechtverkrijgenden van een of meer van bovenvermelde (rechts) personen.
Een verzoeker dient een redelijk belang bij inzage te hebben (art. 3:303).
13.9.5 Inzagerecht buiten Boek 2 BW om?
Indien de rechtspersoon geen stichting was, ontberen de schuldeisers het inzagerecht als vermeld in art. 2:24 lid 4. Dit is vreemd, want schuldeisers gaan in rang vóór de saldogerechtigden, zoals leden of aandeelhouders. Schuldeisers worden daardoor gedwongen een andere route te volgen door de bewaarder te dagvaarden. Zij kunnen de rechter ingevolge art. 162 Rv verzoeken de bewaarder te bevelen de boeken enz. ‘open te leggen’.
Indien deze ‘omweg’ onwenselijk is, is de volgende redenering verdedigbaar. Het behoort tot de primaire taak van de Boek 2 BW-vereffenaar, maar ook van de feitelijke vereffenaar (het bestuur dat vereffent in het zicht van ontbinding) de belangen van de schuldeisers te behartigen. Indien a) met instemming van de schuldeisers voortzetting van de Boek 2 BW-vereffening ingevolge art. 2:23a lid 4 heeft plaatsgevonden, of b) een feitelijke vereffening door het bestuur is gevolgd door de ontbinding-zonder-vereffening (turboliquidatie) ingevolge art. 2:19 lid 4, hebben schuldeisers een rechtstreeks en voldoende belang bij inzage van de tot de administratie behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers. Een schuldeiser kan een verzoek indienen bij de rechter tot inzage van de boekhouding ingevolge art. 3:15j sub 4 naar analogie. Uit de wetgeschiedenis van de rechtsvoorganger van deze bepaling blijkt dat bij de toepassing van deze bepaling geen limitatieve opsomming van insolventiesituaties is beoogd.
De Hoge Raad heeft in het arrest Kampraath/curatoren (HR 12 april 1901, W. 7590) bepaald dat schuldeisers van een failliet aan art. 11 (oud) WvK een recht tot openlegging ontlenen. In de MvT op art. 3:15b, de rechtsvoorganger van art. 3:15j, valt te lezen: ‘Omdat niet uitgesloten kan worden dat zich ook buiten de in art. 11 WvK genoemde gevallen verhoudingen kunnen voordoen waarin openlegging gevorderd kan worden, is het limitatieve karakter van die bepaling niet gehandhaafd’. Zie MvT, Kamerstukken II 2000/01, 27 824, nr. 3, p. 8 en 9. Zie voor het inzagerecht van schuldeisers ingevolge art. 843a Rv: J.R. Sijmonsma, Het inzagerecht. Artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, (diss. Maastricht), Deventer: Kluwer 2010, p. 124-131.