13.7.1 Inleiding
De vereffening eindigt op het tijdstip waarop geen aan de vereffenaar bekende baten meer aanwezig zijn (art. 2:23b lid 9 jo. art. 2:19 lid 6). Ontbreekt ieder vooruitzicht op een mogelijke bate, dan eindigt de eerste fase van de (materiële) vereffening nadat de schulden zijn voldaan. De vereffening eindigt niet zolang de rechtspersoon in liquidatie bijvoorbeeld nog in rechte een vordering pretendeert (HR 3 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BN9461) of een andere rechtsbetrekking afgewikkeld moet worden (HR 11 januari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BX9762, NJ 2013/59).
13.7.2 Potentiële baten; instellen van rechtsvorderingen door de vereffenaar
Een potentiële bate kan er zijn indien de vereffenaar overweegt een vordering in te stellen tegen bestuurders of commissarissen vanwege onbehoorlijke taakvervulling. De MvT spreekt in dit verband van een bate die er is ‘vanwege wanbeleid’ (zie Maeijer & Schreurs, p. 133):
‘Maar een bate is er nog wel, indien de rechtspersoon bijvoorbeeld nog een vordering heeft tegen bestuurders of commissarissen wegens wanbeleid. Alsdan is de vereffening pas geëindigd indien deze vordering is geïnd en het bedrag daarvan onder de rechthebbenden is verdeeld.’
De vereffening eindigt pas indien er geen enkele af te wikkelen kwestie (dus ook niet-vermogensrechtelijke aangelegenheden, zoals het deponeren van de rekening en verantwoording, afwachten verzettermijn) meer is. Op dat moment eindigt de nafase van de vereffening.
13.7.3 Opgaaf aan register van ophouden te bestaan
De rechtspersoon in liquidatie houdt op te bestaan op het tijdstip waarop de vereffening eindigt. De vereffenaar doet aan het register waarin de rechtspersoon is ingeschreven opgaaf van (de datum van) het ophouden te bestaan van de rechtspersoon (art. 2:19 lid 5 en art. 12 Hregw) met behulp van formulier 17b (zie ook onderdeel 13.3.3).
De vereffenaar doet opgaaf van de beëindiging van de onderneming (art. 11 Hregw). Er geldt in ieder geval voor kapitaalvennootschappen de fictie dat de vennootschap geacht wordt een onderneming in stand te houden zolang er nog activa zijn. Dit heeft de Hoge Raad bepaald in de Hirschmann-beschikking (HR 22 december 1989, NJ 1990/433). Het einde van de onderneming vindt doorgaans plaats op hetzelfde tijdstip als het ophouden te bestaan van de rechtspersoon, omdat de rechtspersoon tijdens de nafase van de vereffening nog rechthebbende is op het batig saldo. De vereffenaar doet ten tijde van de uitkering van het batig saldo opgaaf van het einde van de onderneming met behulp van KvK-formulier 17a.
13.7.4 Bewaartermijn handelsregistergegevens
De gegevens die omtrent de rechtspersoon in het register zijn opgenomen op het tijdstip waarop hij ophoudt te bestaan, blijven daar bewaard gedurende tien jaar na het ophouden te bestaan (art. 2:19 lid 7), vanaf 1 januari 1997 in ieder geval in elektronische vorm.
Mocht achteraf blijken dat de rechtspersoon ingevolge art. 2:19 lid 5 ter vereffening is blijven voortbestaan (ondanks de inschrijving van het einde van de rechtspersoon na toepassing van turboliquidatie) of blijkt dit pas nadat de Boek 2 BW-vereffening door de rechter ingevolge art. 2:23c is geopend (dit doet zich voor na opheffing van het faillissement) of door de rechter is heropend (na een eerdere Boek 2 BW-vereffening), dan gaat opnieuw een termijn van tien jaar lopen vanaf de hernieuwde inschrijving van het einde van de rechtspersoon.
13.7.5 ‘Ogenschijnlijk dood’ of ‘echt dood’?
Aangezien de bestuurder of vereffenaar soms rekening moet houden met wellicht nog af te wikkelen kwesties, is zijn inschrijving van het ophouden te bestaan van de rechtspersoon in dat geval het beste te omschrijven als een vooralsnog ophouden te bestaan. Bij ontbonden rechtspersonen die al dan niet vereffend zijn krachtens de bepalingen van Boek 2 BW kan gedurende een bepaalde (schemer)periode een situatie van ‘ogenschijnlijk dood’ intreden. Uitzonderingen op deze regel zijn de rechtspersonen die naar aanleiding van een juridische fusie of splitsing zijn opgehouden te bestaan. Zij zijn ‘echt dood’.
Een rechtspersoon kan van rechtswege verdwijnen na een juridische fusie of splitsing. De verdwijnende rechtspersoon houdt op te bestaan door het van kracht worden van de juridische fusie (art. 2:311 lid 1). Indien het gehele vermogen van de splitsende rechtspersoon overgaat, houdt de rechtspersoon door het van kracht worden van de splitsing op te bestaan (art. 2:334c). Aan het ophouden te bestaan behoeft derhalve niet altijd de ontbinding of een vereffeningsstadium vooraf te zijn gegaan.
13.7.6 Rekening en verantwoording verschuldigd aan de rechter
De rekening en verantwoording die wordt opgesteld door een gewone vereffenaar bestrijkt uitsluitend de materiële fase van de vereffening, dus niet de periode van de nafase van de vereffening waarin de betaalbaarstelling aan de saldogerechtigden plaatsvindt. Dit is anders indien de rechter is betrokken bij de vereffening. De door de rechter benoemde vereffenaar doet, na verloop van een maand nadat de vereffening is geëindigd, rekening en verantwoording van zijn beheer dus ook van de nafase van de vereffening aan de rechter (art. 2:23b lid 10).
De vereffenaar die is ontslagen door de rechter dient (tussentijds) rekening en verantwoording af te leggen aan de rechter (art. 2:23 lid 6).