10.5.1 Wanneer vereist
De wetgever is van oordeel dat voor bepaalde vormen van rechtsvormwijziging rechterlijke machtiging voor de rechtshandeling is vereist vanwege het ingrijpende karakter van deze rechtsfiguur. Het betreft de volgende varianten (art. 2:18 lid 4):
– rechtsvormwijziging van een stichting;
– rechtsvormwijziging in een stichting;
– rechtsvormwijziging van een NV in een vereniging;
– rechtsvormwijziging van een BV in een vereniging.
Alle rechtsvormwijzigingen van of in een stichting vereisen rechterlijke machtiging. Reden hiervoor is dat de stichting naar haar aard afwijkt van alle andere privaatrechtelijke rechtspersonen. Bij rechtsvormwijziging van een stichting dient het vermogen van de stichting gewaarborgd te blijven. Daarnaast acht de wetgever een kapitaalvennootschap niet verwant aan een vereniging, maar wel aan een coöperatie of onderlinge waarborgmaatschappij. Op grond daarvan is in laatstgenoemde gevallen geen rechterlijke machtiging vereist.
Alle overige varianten zijn niet zo ingrijpend dat de wetgever toezicht door de rechter noodzakelijk acht. Rechtsvormwijziging van een NV in een BV en vice versa vereisen geen rechterlijke machtiging omdat dit verwante rechtsvormen zijn. Met de flexibilisering van het BV-recht zijn deze rechtsvormen minder verwant aan elkaar. Rechtsvormwijziging tussen de rechtsvormen vereniging, coöperatie en onderlinge waarborgmaatschappij behoeft ook geen rechterlijke machtiging vanwege de verwantschap tussen deze rechtsvormen.
De verzoeker tot rechterlijke machtiging is de rechtspersoon. Dat betekent dat het verzoekschrift wordt gedaan door het voltallige bestuur van de rechtspersoon die de goedkeuring voor de rechtsvormwijziging verzoekt. De advocaat die het verzoekschrift ondertekent, doet dat namens het voltallige bestuur van de van rechtsvorm te wijzigen rechtspersoon.
Het verzoek moet worden gedaan aan de rechtbank van de statutaire zetel van de rechtspersoon en moet worden ingediend door een advocaat. Een (toegevoegd of kandidaat-) notaris is daartoe niet bevoegd.
10.5.1.1 Rechterlijke machtiging voor rechtsvormwijziging
De behandelaar moet de rechterlijke machtiging aanvragen voor het verlijden van de akte van rechtsvormwijziging. De wet bepaalt dit uitdrukkelijk in art. 2:18 lid 5. Indien de akte van rechtsvormwijziging wordt verleden zonder rechterlijke machtiging terwijl deze wel is vereist, is het gevolg hiervan nietigheid van de rechtsvormwijziging. De rechtsvormwijziging komt niet tot stand.
De rechterlijke machtiging dient aangevraagd te worden zodra de conceptakte van rechtsvormwijziging gereed is. Het is niet nodig dat het besluit tot rechtsvormwijziging en het besluit tot statutenwijziging al genomen zijn. Wel dient te worden bedacht dat de rechterlijke goedkeuring wordt verleend op de inhoud van de conceptstatuten zoals aan de rechtbank overlegd. Indien in een later stadium de statuten wijzigen, dient opnieuw rechterlijke machtiging te worden gevraagd.
De rechtbank neemt een verzoek tot machtiging in behandeling, mits in het verzoekschrift wordt opgenomen dat het besluit tot rechtsvormwijziging en het besluit tot statutenwijziging niet zullen afwijken van de conceptstatuten.
Het is daarom aan te raden de rechterlijke machtiging aan te vragen nadat de besluitvorming (besluit tot rechtsvormwijziging en besluit tot statutenwijziging) genomen is. Indien na het verlenen van de rechterlijke machtiging nog een wijziging in het concept wordt aangebracht, moet opnieuw (op basis van het gewijzigde concept) rechterlijke machtiging aangevraagd worden.
Het heeft de voorkeur van de rechter te zien dat en met welke meerderheid tot rechtsvormwijziging en tot statutenwijziging besloten is. Indien de besluiten genomen zijn met een geringe meerderheid of er weinig vergadergerechtigden en stemgerechtigden ter vergadering aanwezig waren, kan dat voor de rechter reden zijn aanvullende vragen te stellen of een mondelinge behandeling te gelasten.
In de regel vindt geen mondelinge behandeling plaats indien een verzoek tot rechterlijke machtiging als bedoeld in art. 2:18 lid 5 wordt verzocht.
10.5.1.2 Weigering
De rechter moet rechterlijke machtiging verstrekken om de rechtshandeling rechtsvormwijziging te kunnen bewerkstelligen. De wet geeft aan de rechter de bevoegdheid deze machtiging te verlenen dan wel te weigeren. Dat is een discretionaire bevoegdheid van de rechter.
De wet geeft in art. 2:18 lid 5 richtlijnen aan de rechter in de vorm van een viertal verplichte weigeringsgronden. In de eerste plaats wordt machtiging geweigerd indien een vereist besluit (tot rechtsvormwijziging of tot statutenwijziging) nietig is. Een tweede weigeringsgrond doet zich voor indien een rechtsvordering tot vernietiging van het besluit tot rechtsvormwijziging of het besluit tot statutenwijziging aanhangig is. De rechterlijke machtiging wordt verder geweigerd (derde weigeringsgrond) indien de belangen van stemgerechtigden die niet hebben ingestemd onvoldoende zijn ontzien. De vierde en laatste weigeringsgrond doet zich voor indien de belangen van anderen van wie ten minste iemand zich tot de rechter heeft gewend, onvoldoende zijn ontzien.
De rechterlijke machtiging wordt tevens geweigerd bij rechtsvormwijziging van een BV indien en voor zover de belangen van stemrechtloze of winstrechtloze aandelen onvoldoende zijn ontzien (art. 2:181 lid 5).
Vanwege toetsing aan de verplichte weigeringsgronden verleent de rechter bij voorkeur pas rechterlijke machtiging nadat de besluitvorming is genomen. Alleen in die omstandigheid kunnen alle gronden worden getoetst. Vooral bij rechtsvormwijziging van een vereniging, coöperatie, onderlinge waarborgmaatschappij, NV en BV beoordeelt de rechter hoe de leden dan wel aandeelhouders in het individuele geval de gevolgen van de beoogde rechtsvormwijziging ondervinden.
10.5.1.3 Rechterlijke machtiging na rechtsvormwijziging
Het komt wel eens voor dat een notaris een akte van rechtsvormwijziging verlijdt zonder rechterlijke machtiging, terwijl dat wel vereist is. Het rechtsgevolg daarvan is dat de rechtsvormwijziging niet tot stand komt. Indien na rechtsvormwijziging alsnog rechterlijke machtiging wordt verkregen, moet de akte van rechtsvormwijziging opnieuw worden verleden. De rechtsvormwijziging komt tot stand na het verlijden van de tweede akte van rechtsvormwijziging. De eerste akte van rechtsvormwijziging heeft geen werking (zie onderdeel 10.17.4).
10.5.2 Verzoekschrift
10.5.2.1 Achtergrond
Elke rechtsvorm heeft zijn eigen wettelijke kader waarbinnen de betreffende rechtspersoon kan functioneren. Rechtsvormwijziging van rechtspersonen heeft geen eenvormige achtergrond. In het verzoekschrift dient de achtergrond van de rechtsvormwijziging te worden vermeld. Daaruit dient te blijken of het gaat om een gedwongen of vrijwillige rechtsvormwijziging.
Een gedwongen rechtsvormwijziging doet zich voor indien de rechtspersoon wordt bedreigd met ontbinding op grond van art. 2:21, omdat de statuten of feitelijke werkzaamheden niet overeenstemmen met de rechtsvorm waarin de rechtspersoon vigeert. Een ander mogelijkheid kan zich voordoen, indien de rechtspersoon niet onder de wettelijke omschrijving van zijn soort valt.
Dit laatste geval doet zich bijvoorbeeld voor indien in de statuten een regeling is opgenomen voor de leden van een stichting, terwijl voor een stichting een ledenverbod geldt. Of er is een orgaan gecreëerd in een stichting dat lijkt op een ledensubstraat. Dat leidt eveneens tot overtreding van het ledenverbod.
10.5.2.2 Redenen
10.5.2.2.1 Gedwongen
Elke rechtspersoon heeft een structuur, die is vastgelegd in de statuten. Deze statuten dienen in overeenstemming te zijn met de wettelijke bepalingen van de betreffende rechtspersoon zoals omschreven in Boek 2 BW. Niet alleen de statutaire bepalingen zijn bepalend. Ook de feitelijke werkzaamheden dienen in overeenstemming met de omschrijving van de soort rechtspersoon te zijn.
Als een rechtspersoon niet onder de wettelijke omschrijving van zijn rechtsvorm valt, ontbindt de rechtsbank de rechtspersoon (art. 2:21). Dit kan zijn op basis van de inhoud van de statuten als wel op basis van het feitelijke functioneren van de rechtspersoon.
Dit is geen discretionaire bevoegdheid van de rechter, maar een dwingend voorschrift. Wel is het zo dat de rechter de betreffende rechtspersoon een termijn kan gunnen om de gebreken te herstellen, zodat de rechtspersoon alsnog aan de wettelijke omschrijving zal voldoen. Dit herstel kan bijvoorbeeld plaatsvinden door: de statuten te wijzigen, de rechtspersoon van rechtsvorm te wijzigen of de rechtspersoon vrijwillig te ontbinden. Indien binnen de gestelde termijn de rechtspersoon alsnog aan de eisen voldoet, volgt geen ontbinding door de rechtbank.
Niet iedereen is gerechtigd een ontbindingsverzoek bij de rechter in te dienen. De kring van bevoegden is beperkt tot belanghebbenden en het Openbaar Ministerie. De wet geeft niet aan wie tot belanghebbenden kunnen worden gerekend.
Aangenomen wordt dat in ieder geval als belanghebbenden worden aangemerkt:
– leden van organen;
– (rechts)personen, instellingen of anderen die op grond van de wet, statuten of reglementen een rol (kunnen) spelen bij besluitvorming of bijzondere rechthebbenden;
– diegenen die een belang hebben bij de vordering tot ontbinding. Deze groep dient een specifiek en concreet nadeel aannemelijk te maken.
Indien de rechtspersoon niet onder de wettelijke omschrijving valt, een verzoek tot ontbinding door een bevoegde is ingediend, de rechter een redelijke termijn voor herstel van de gebreken heeft gesteld en de rechtspersoon na afloop van de gestelde termijn alsnog niet aan de wettelijke omschrijving voldoet, volgt ontbinding van de rechtspersoon door de rechter.
Met betrekking tot de inhoud van de rechtspersoon geldt het volgende. Als een rechtspersoon de in Boek 2 BW gestelde verboden overtreedt of in ernstige mate in strijd met de statuten handelt, heeft de rechtbank de bevoegdheid de rechtspersoon te ontbinden. Dit is wel een discretionaire bevoegdheid van de rechter. De rechter is in dergelijke gevallen niet verplicht tot ontbinding over te gaan. Ook in deze gevallen kan de rechter de betreffende rechtspersoon een termijn gunnen om de gebreken te herstellen. Indien binnen de gestelde termijn alsnog aan de eisen voldaan is, zal de rechter niet tot ontbinding overgaan.
Indien de rechtspersoon de in Boek 2 BW gestelde verboden overtreedt of in ernstige mate de regels van Boek 2 BW overtreedt, een verzoek tot ontbinding door een bevoegde is ingediend, de rechter een redelijke termijn voor herstel van de gebreken heeft gesteld en de rechtspersoon na afloop van de gestelde termijn alsnog niet aan de eisen voldoet, kan ontbinding volgen van de rechtspersoon door de rechter.
10.5.2.2.2 Vrijwillig
Meestal vindt rechtsvormwijziging niet gedwongen plaats maar op vrijwillige basis. Dan dient uit het verzoekschrift te blijken welke nieuwe activiteiten of werkzaamheden er ontplooit zullen gaan worden op grond waarvan een andere rechtsvorm meer geschikt wordt geacht. Een vrijwillige keuze is het indien de betrokkenen bij de rechtspersoon om redenen van juridische, economische, sociale, maatschappelijke of fiscale aard besluiten de rechtsvorm te wijzigen.
Een coöperatie met een groot ledensubstraat waarbij de leden al jarenlang niet meer actief zijn en wellicht zelf geen weet meer hebben van hun lidmaatschap, kan besluiten dat een stichting een geschikter rechtsvorm is. In de stichting zullen de voormalige leden geen functie meer vervullen.
In het merendeel van de gevallen wordt rechtsvormwijziging beoogd op vrijwillige basis. Vanuit juridisch oogpunt kan een bepaalde rechtsvorm niet meer voldoen en kan rechtsvormwijziging gewenst zijn.
Een coöperatie met duizend leden verkoopt haar uitvaartonderneming. Na de verkoop resteert een geldbedrag. De coöperatie als rechtsvorm voldoet niet meer. Gewenst is rechtsvormwijziging in een stichting.
Een stichting met een groot aantal donateurs wenst de donateurs meer inspraak en zeggenschap te geven. Rechtsvormwijziging in een vereniging ligt dan voor de hand.
Door de activiteiten die een bepaalde rechtspersoon wenst te ondernemen, kan blijken dat de huidige rechtsvorm niet geschikt is die activiteiten uit te oefenen. Rechtsvormwijziging is dan noodzakelijk om bepaalde activiteiten (mede) te kunnen ontplooien.
Een coöperatie met een uitvaartonderneming wenst haar activiteiten te wijzigen naar verzekeringsactiviteiten. De coöperatie dient van rechtsvorm te worden gewijzigd in een onderlinge waarborgmaatschappij.
Een ander dan het juridische argument om tot vrijwillige rechtsvormwijziging over te gaan, is economisch van aard. Elke rechtspersoon is onderhevig aan veranderingen. De maatschappij is geen statisch gegeven maar verandert continu. De rechtspersoon die bij oprichting het doel in de statuten heeft vastgelegd, zal zich veelal niet te veel willen beperken. Daarom is in vrijwel alle statuten een ruime doelomschrijving geformuleerd waarvan de woorden ‘en alles wat daarmee verband houdt’ of een soortgelijke zinsnede onderdeel uitmaken. Natuurlijk is het zo dat sommige veranderingen voorzienbaar zijn en andere niet; afhankelijk van de branche waarin de rechtspersoon opereert en de voorgenomen uitbreiding of inkrimping van activiteiten gerelateerd aan een bepaald economische conjunctuur.
De economische invalshoek leent zich voor tal van categorisering, bijvoorbeeld naar kosten, slagvaardigheid en aard van de activiteiten. Er volgen enkele voorbeelden.
In bepaalde gevallen kan een slagvaardiger optreden reden zijn om tot rechtsvormwijziging over te gaan. De ene rechtsvorm leent zich daar beter voor dan de andere rechtsvorm. Om die reden zijn woningbouwverenigingen in het verleden bijvoorbeeld van rechtsvorm gewijzigd in een stichting.
Soms nemen de activiteiten van de rechtspersoon een zodanig andere wending dat rechtsvormwijziging naast economisch oogpunt eveneens uit juridisch oogpunt noodzakelijk is.
Een vereniging wenst met haar leden verzekeringsovereenkomsten af te sluiten. Daarvoor dient de vereniging van rechtsvorm gewijzigd te worden in een onderlinge waarborgmaatschappij omdat de wet voor een dergelijke rechtshandeling die rechtsvorm voorschrijft.
Ook de sociale component kan reden voor rechtsvormwijziging zijn. Een belangrijke factor is het aanzien dat een bepaalde rechtsvorm geniet. De meest voor de hand liggende vergelijking is die tussen een BV en een NV. Een NV geeft over het algemeen een wat meer betrouwbare, kapitaalkrachtigere indruk dan een BV. Dat is gelegen in een combinatie van factoren waarvan de belangrijkste is het feit dat een NV een eis met betrekking tot het minimumkapitaal kent. Daarnaast zijn er meer BV’s dan NV’s. Aandacht onder meer vanuit de media met betrekking tot misbruik van vennootschappen heeft vaak betrekking op BV’s.
Een rechtsvorm kan wat betreft de organisatorische aspecten of structuur van de rechtspersoon niet meer voldoen.
Een vereniging met tweehonderd leden kent sinds jaar en dag ledenvergaderingen waarbij slechts de vier bestuurders, die tevens lid van de vereniging zijn, aanwezig zijn. Alle besluiten worden door deze vier bestuurders genomen. De statuten kennen geen quorumeis. De bestuurders hebben door persoonlijke aanschrijving van de leden getracht hun aanwezigheid op de ledenvergaderingen te stimuleren, maar zelfs het aanbieden van een gratis lunch kon de leden niet overtuigen. Een aantal leden heeft te kennen gegeven geen prijs te stellen op al deze uitnodigingen, omdat zij van mening is dat de bestuursleden de vereniging prima besturen. In deze situatie wenst het bestuur de vereniging van rechtsvorm te wijzigen in een stichting waarbij de huidige leden in een afzonderlijk orgaan, bijvoorbeeld donateurs, kunnen participeren indien zij dat wensen.
Vanuit maatschappelijk oogpunt kan rechtsvormwijziging eveneens gewenst zijn. De soort rechtspersoon kan maatschappelijk van belang zijn. Zo kent de stichting als rechtsvorm van oudsher de associatie met begrippen als ‘maatschappelijk verantwoord’ en ‘sociaal’. Dat een stichting een onderneming kan drijven, lijkt daarbij soms uit het oog verloren te zijn. Dat dit maatschappelijke oogpunt aan verandering onderhevig kan zijn, blijkt wel uit de commotie die is ontstaan in de media op het gebied van salarissen van bestuurders bij bijvoorbeeld stichtingen. Hoge salarissen bij bestuurders van kapitaalvennootschappen gaf aanvankelijk minder reden tot verontwaardiging – hoewel ook dat de gemoederen bezighoudt – dan hoge salarissen van bestuurders bij stichtingen. Het wijzigen per 1 juli 2011 van preventief naar repressief toezicht vanuit het ministerie van Justitie en Veiligheid toont eveneens aan dat aandacht komt voor alle privaatrechtelijke rechtspersonen als het gaat om misbruik van rechtspersonen.
Ten slotte de fiscale component. Veel herstructureringen zijn ingegeven door fiscale motieven. Dit betekent dat vanuit fiscaal oogpunt de ene keer een vereniging beter van rechtsvorm kan worden gewijzigd in een stichting, terwijl in een andere situatie de omgekeerde situatie gewenst is.
Rechtsvormwijziging van een rechtspersoon in een stichting kan fiscaal voordelen bieden vanwege de mogelijkheid van aanmerking als algemeen nut beogende instelling (ANBI) als aan alle voorwaarden voor deze status wordt voldaan (zie art. 1a Uitvoeringsregeling AWR). Bij de eerstvolgende statutenwijziging na 22 juni 2012 moet het liquidatiesaldo in de statuten van een ANBI worden aangepast aan de Uitvoeringsregeling (art. 1a lid 1 onderdeel g). Waar voorheen het liquidatiesaldo kon worden uitgekeerd ten gunste van het algemeen belang is nu noodzakelijk dat het liquidatiesaldo wordt uitgekeerd aan een ANBI met een soortgelijke doelstelling. Op grond van de wet is het niet noodzakelijk dat een ANBI de rechtsvorm van een stichting heeft. Een vereniging of kerkgenootschap kan ook als ANBI worden aangemerkt. De Staatssecretaris van Financiën vindt de stichting echter wel de meest gerede rechtsvorm voor een ANBI. Een dergelijke aanmerking betekent dat op verkrijgingen door een dergelijke stichting een vrijstelling van schenk- en erfbelasting van toepassing is. Bovendien kan voor giften aan een ANBI giftenaftrek worden geclaimd. De vrijstelling van schenk- en erfbelasting geldt ook voor sociaal belang behartigende instellingen (SBBI, art. 5 AWR). Dit zijn instellingen die niet primair een algemeen belang, maar een particulier belang beogen, maar die een belangrijke maatschappelijke functie hebben, zoals amateursportverenigingen. Voor giften aan een SBBI geldt de giftenaftrek in beginsel niet. Dit is slechts anders indien de SBBI een zogenaamde steunstichting SBBI is. Giften aan dit soort stichtingen zijn wel aftrekbaar voor zover ze worden gedaan in de vorm van een gewone gift.
Rechtsvormwijziging van een rechtspersoon in een kapitaalvennootschap kan aantrekkelijk zijn binnen concernverband vanwege opname van de rechtspersoon in de fiscale eenheid.
10.5.2.3 Te overleggen documenten
Een verzoek tot rechterlijke goedkeuring moet worden ingediend bij de rechtbank van het arrondissement waar de van rechtsvorm te wijzigen rechtspersoon statutair is gevestigd.
Het verzoekschrift heeft een vaste opbouw (MODEL 10.5.2.3A). Gestart wordt met een uiteenzetting van de huidige situatie. Daarna wordt gemotiveerd uiteengezet op grond van welke overweging de rechtspersoon tot een bepaalde eindsituatie wenst te komen. Ter ondersteuning daarvan worden argumenten aangevoerd die aantonen waarom een dergelijk verzoek gehonoreerd dient te worden. Voor zover er bijzondere omstandigheden zijn die de rechter bij zijn beoordeling dient te betrekken, worden deze aangeduid. Afgesloten wordt met het verzoek machtiging te verlenen.
Een aantal documenten moet aan de rechter worden overlegd, waaronder in elk geval begrepen: een origineel uittreksel uit het handelsregister, een origineel uittreksel uit het UBO-register, de huidige statuten van de rechtspersoon, de integrale tekst van de statuten na rechtsvormwijziging, het ondertekende besluit tot rechtsvormwijziging en het ondertekende besluit tot statutenwijziging dan wel het ontwerp daarvan voor zover de besluiten nog niet genomen zijn.
Een dergelijke goedkeuring van de rechtbank is een beschikking. Er staat drie maanden beroep open tegen deze beschikking (art. 996 Rv). Om de notaris in staat te stellen de notariële akte van rechtsvormwijziging te kunnen verlijden voor afloop van de beroepstermijn, is het aan te raden de rechtbank te verzoeken de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Er wordt beroep ingesteld tegen de rechterlijke beschikking. Afhankelijk van een eventueel ingesteld beroep en het welslagen van dit beroep, kan dit gevolgen hebben voor een mogelijke aantasting van de geldigheid van de rechtsvormwijziging.
De volgende varianten zijn denkbaar:
– Indien de beschikking uitvoerbaar bij voorraad is verklaard en het beroep wordt afgewezen, blijft de rechtsvormwijziging van kracht vanaf het moment van het verlijden van de akte van rechtsvormwijziging. De akte van rechtsvormwijziging kan rechtsgeldig worden verleden vanaf het moment van afgifte van de rechterlijke machtiging.
– Indien de beschikking niet uitvoerbaar bij voorraad is verklaard en het beroep wordt afgewezen, blijft de rechtsvormwijziging van kracht vanaf het moment van het verlijden van de akte van rechtsvormwijziging mits de akte is verleden voor het instellen van het beroep. Indien de akte niet is verleden voor het instellen van het beroep, moet hiermee gewacht worden totdat het beroep is afgewezen aangezien instellen van hoger beroep schorsende werking heeft op de tenuitvoerlegging van de beschikking. Na afwijzing van het beroep kan akte van rechtsvormwijziging worden verleden en heeft deze vanaf dat moment werking.
– Indien de beschikking uitvoerbaar bij voorraad is verklaard en het beroep wordt toegewezen, kan de akte van rechtsvormwijziging niet worden verleden aangezien de rechterlijke machtiging ontbreekt. Indien de akte van rechtsvormwijziging al verleden is (voor de toewijzing van het beroep), dienen de uit de rechtsvormwijziging voortgevloeide rechtshandelingen te worden teruggedraaid.
– Indien de beschikking niet uitvoerbaar bij voorraad is verklaard en beroep wordt toegewezen, kan de akte van rechtsvormwijziging niet worden verleden (vanaf het moment van afgifte rechterlijke beschikking) aangezien de rechterlijke machtiging ontbreekt. Indien de akte van rechtsvormwijziging al verleden is, dienen de uit de rechtsvormwijziging voortgevloeide rechtshandelingen te worden teruggedraaid.
De behandeltermijn van een verzoekschrift is sterk afhankelijk van de betrokken rechtbank en de periode van het jaar. Dergelijke verzoekschriften worden veelal door één bepaalde rechter in de betreffende rechtbank in behandeling genomen. Het is aan te raden de indiening van een dergelijk verzoekschrift van tevoren bij de griffie van de betrokken rechtbank aan te kondigen.
10.5.3 Inschakelen advocaat
De behandelaar is niet bevoegd het verzoekschrift in te dienen bij de rechtbank. Een advocaat is daartoe uitsluitend bevoegd.
Het is gebruikelijk dat de behandelaar in drievoud het verzoekschrift met bijlagen bij de advocaat inlevert. De advocaat ondertekent het verzoekschrift en dient het bij de rechtbank in.