Medezeggenschap kan op verschillende wijzen worden vormgegeven. Zo kent de WOR diverse gradaties van medezeggenschap waarbij heeft te gelden dat de ondernemingsraad (in tegenstelling tot bijvoorbeeld de personeelsvertegenwoordiging) de meest directe invloed kan laten gelden.
In dit hoofdstuk zullen wij eerst ingaan op de diverse medezeggenschapsorganen waarna ingegaan zal worden op de diverse bevoegdheden die deze medezeggenschapsorganen hebben.
18.2.1 Begrippen in de WOR
In de WOR staat een aantal begrippen centraal. De belangrijkste begrippen zijn de onderneming, de ondernemer, de bestuurder en de in de onderneming werkzame personen (art. 1 WOR). Hierna zal kort beschreven worden waaruit deze begrippen bestaan alvorens in te gaan op de verplichting tot het instellen van een ondernemingsraad.
De onderneming wordt in de WOR omschreven als: ‘Elk in de maatschappij als zelfstandige eenheid optredend organisatorisch verband waarin krachtens arbeidsovereenkomst of krachtens publiekrechtelijke aanstelling arbeid wordt verricht.’
Er moet derhalve sprake zijn van een organisatorisch verband waarbij gedoeld wordt op een verband van mensen die samenwerken binnen een bepaalde structuur. Voorts moeten die mensen in dat samenwerkingsverband met elkaar de werkzaamheden verrichten op basis van een arbeidsovereenkomst. Een arbeidsovereenkomst kenmerkt zich door drie elementen: het gedurende bepaalde tijd tegen loon, onder gezagsverhouding, persoonlijk de arbeid verrichten voor een ander. Bovendien moet het organisatorische samenwerkingsverband een zelfstandige eenheid zijn en als zelfstandige eenheid naar buiten optreden.
De ondernemer is gedefinieerd als: ‘De natuurlijke persoon of de rechtspersoon die een onderneming in stand houdt.’ Met natuurlijke persoon wordt een individu bedoeld.
Een rechtspersoon kan niet alleen een privaatrechtelijke rechtspersoon zijn, maar ook een publiekrechtelijke rechtspersoon. De WOR formuleert een aantal uitzonderingen op de definitie van ondernemer. Zo vallen bijvoorbeeld scholen in het basis-, middelbaar en hoger onderwijs niet onder de werkingssfeer van de WOR. Zij kennen hun eigen medezeggenschapsregelingen.
De ondernemer is degene die de onderneming in stand houdt. Dit houdt in dat dit de natuurlijke of rechtspersoon is die zodanige middelen ter beschikking stelt dat de onderneming kan functioneren.
De bestuurder is hij ‘die alleen dan wel tezamen met anderen in een onderneming rechtstreeks de hoogste zeggenschap uitoefent bij de leiding van de arbeid’. Een bestuurder in de zin van de WOR hoeft geen bestuurder te zijn in de zin van Boek 2 BW. De bestuurder is degene die de hoogste zeggenschap bij de leiding van de arbeid in de onderneming uitoefent. Daarbij is het niet van belang dat degene die bestuurder is in de zin van de WOR, van hogerhand (bijvoorbeeld de eigenaar van de onderneming) aanwijzingen ontvangt.
Onder de in de onderneming werkzame personen wordt verstaan:
‘Degenen die in de onderneming werkzaam zijn krachtens een publiekrechtelijke aanstelling bij dan wel krachtens een arbeidsovereenkomst met de ondernemer die de onderneming in stand houdt. Personen die in meer dan een onderneming van dezelfde ondernemer werkzaam zijn, worden geacht uitsluitend werkzaam te zijn in die onderneming van waaruit hun werkzaamheden worden geleid.’
Onder de in de onderneming werkzame personen wordt gedoeld op de werknemers die feitelijk werkzaam zijn op grond van een met de ondernemer gesloten arbeidsovereenkomst of krachtens een publiekrechtelijke aanstelling.
Door een wetswijziging in 1999 is de definitie van de in de onderneming werkzame personen uitgebreid met:
‘Degenen die in het kader van werkzaamheden van de onderneming waarin ten minste 24 maanden werkzaam zijn krachtens een uitzendovereenkomst als bedoeld in art. 690 van Titel 7.10 van het Burgerlijk Wetboek, en degenen die krachtens een publiekrechtelijke aanstelling bij dan wel krachtens arbeidsovereenkomst met de ondernemer werkzaam zijn in de door een andere ondernemer in stand gehouden onderneming.’
Door deze uitbreiding zijn zowel uitgeleende werknemers als ingeleende werknemers, mits zij langer dan 24 maanden in die onderneming hebben gewerkt, onder de definitie van de in de onderneming werkzame personen komen te vallen.
18.2.2 Instellen ondernemingsraad
De verplichting voor het instellen van een ondernemingsraad is in de WOR afhankelijk gesteld van het getalscriterium. Dit getalscriterium houdt in dat de ondernemer die een onderneming in stand houdt, verplicht is een ondernemingsraad in te stellen indien in die onderneming in de regel ten minste 50 personen werkzaam zijn. Als doel voor die verplichting bepaalt de WOR dat zulks is ‘in het belang van het goed functioneren van die onderneming in al haar doelstellingen.’
Overigens kan de verplichting om een ondernemingsraad in te stellen niet alleen voortvloeien uit de WOR, maar kan dit ook verplicht zijn op grond van een collectieve arbeidsovereenkomst (hierna cao) of een publiekrechtelijke regeling. Het is mogelijk bij de Sociaal-Economische Raad ontheffing van de verplichting tot de instelling van een ondernemingsraad te verzoeken.
Indien een ondernemingsraad verplicht ingesteld dient te worden op grond van de WOR, houdt de ondernemingsraad van rechtswege op te bestaan bij het eindigen van de lopende zittingsperiode indien de onderneming na de instelling van de ondernemingsraad niet langer in de regel ten minste 50 personen werkzaam heeft in die onderneming. Hetzelfde geldt indien een ondernemingsraad is ingesteld op grond van een cao of een publiekrechtelijke regeling. Indien het aantal werknemers is gedaald onder het getalscriterium zoals genoemd in de cao of de publiekrechtelijke regeling, geldt dat de ondernemingsraad van rechtswege ophoudt te bestaan bij het einde van de lopende zittingsperiode.
Overigens kan de ondernemer besluiten vrijwillig een ondernemingsraad in te stellen of in stand te houden in het geval er niet of niet langer een verplichting bestaat tot het instellen van een ondernemingsraad. De ondernemer dient dat besluit tot instelling of instandhouding van de ondernemingsraad schriftelijk aan de bedrijfscommissie mede te delen. Zodra dat besluit is medegedeeld aan de bedrijfscommissie, is de WOR van toepassing.
De ondernemer kan ook besluiten de ondernemingsraad op te heffen bij het eindigen van de lopende zittingsperiode. Er moet dan wel sprake zijn van een belangrijke wijziging van de omstandigheden die een dergelijk opheffing rechtvaardigen. Ook dat besluit dient door de ondernemer schriftelijk aan de bedrijfscommissie te worden medegedeeld.
18.2.3 Andere vormen van ondernemingsraden
De WOR kent diverse vormen van een ondernemingsraad. Naast de hierboven beschreven normale ondernemingsraad, bestaat er ook een gemeenschappelijke ondernemingsraad, een afzonderlijke ondernemingsraad en een centrale of groepsondernemingsraad.
De wet bepaalt dat de ondernemer die twee of meer ondernemingen in stand houdt waarin tezamen in de regel ten minste 50 personen werkzaam zijn, een gemeenschappelijke ondernemingsraad instelt. Voorwaarde voor een dergelijke instelling is dat dit bevorderlijk is voor een goede toepassing van de WOR in de betrokken ondernemingen.
Voorts stelt de ondernemer een gemeenschappelijke ondernemingsraad in ten aanzien van in een groep verbonden ondernemers die twee of meer ondernemingen in stand houden en waarin tezamen in de regel ten minste 50 personen werkzaam zijn.
Kortom, de ondernemer heeft de mogelijkheid een gemeenschappelijke ondernemingsraad in te stellen indien dat hetzij bevorderlijk is voor een goede toepassing van de wet, hetzij in het geval dat de ondernemingen in een groep verbonden zijn. In beide gevallen moeten het gaan om een ondernemer die twee of meer ondernemingen in stand houdt, waarin tezamen in de regel ten minste 50 personen werkzaam zijn.
Een afzonderlijke ondernemingsraad wordt ingesteld door de ondernemer voor een onderdeel van de onderneming. Het moet in dat geval wederom gaan om een ondernemer die een onderneming in stand houdt, waarin in de regel ten minste 50 personen werkzaam zijn. Daarbij dient het instellen van een dergelijke afzonderlijke ondernemingsraad bevorderlijk te zijn voor een goede toepassing van de WOR in die onderneming. Uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat een onderdeel werd gedefinieerd als: ‘Een groep van tot die ondernemingen behorende personen die binnen die onderneming op zichzelf een organisatorisch verband vormt zonder echter als zodanig naar buiten op te treden.’
Voorts bestaan er centrale en groepsondernemingsraden. Het verschil met gemeenschappelijke ondernemingsraden is dat centrale en groepsondernemingsraden worden ingesteld naast al bestaande ondernemingsraden.
Een centrale ondernemingsraad wordt ingesteld door de ondernemer die reeds twee of meer ondernemingsraden heeft ingesteld en een centrale ondernemingsraad bevorderlijk acht voor een goede toepassing van de WOR in die ondernemingen.
Een groepsondernemingsraad wordt ingesteld door de ondernemer die meer dan twee ondernemingsraden heeft ingesteld en een dergelijke groepsondernemingsraad bevorderlijk acht voor een goede toepassing van de WOR in deze ondernemingen.
Het grote verschil tussen de centrale en groepsondernemingsraad is dat de centrale ondernemingsraad wordt ingesteld voor alle ondernemingen die door een ondernemer in stand worden gehouden, ook als een of meerdere van deze ondernemingen geen ondernemingsraad hebben. Een groepsondernemingsraad wordt ingesteld voor een deel van de ondernemingen, derhalve een groep binnen alle ondernemingen. Dit laatste veronderstelt wel dat er samenhang tussen die ondernemingen bestaat.
Voor het toepassingsbereik van de WOR is het niet van belang waar de ondernemer is gevestigd. Zowel een Nederlandse als buitenlandse ondernemer kan de onderneming in stand houden. Echter, de WOR geldt alleen voor ondernemingen die in Nederland zijn gevestigd.
18.2.4 Personeelsvergadering en -vertegenwoordiging
De WOR bevat ook bepalingen voor ondernemingen die niet aan het getalscriterium van ten minste 50 in de onderneming werkzame personen voldoen, maar waarin wel tenminste 10 maar minder dan 50 personen werkzaam zijn. Zo regelt art. 35b WOR de verplichtingen van de ondernemer jegens de personeelsvergadering in het geval dat er geen ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging is ingesteld. En art. 35c WOR regelt de verplichtingen van de ondernemer jegens de personeelsvertegenwoordiging, indien er geen ondernemingsraad is ingesteld maar de meerderheid van het personeel om de instelling van een personeelsvertegenwoordiging heeft verzocht.