Art. 25 van de Wet op de ondernemingsraden (WOR) bepaalt dat de ondernemingsraad een adviesrecht heeft ten aanzien van het voorgenomen splitsingsbesluit van de werkgever. Zie hiervoor ook art. 2:334h lid 4. Lid 6 van datzelfde artikel bepaalt dat dit niet geldt voor stichtingen. Wanneer het echter gaat om één of meerdere stichtingen die zijn betrokken bij de splitsing, en die een onderneming drijven waaraan een ondernemingsraad is verbonden, zullen de besturen van de bij de splitsing betrokken stichting die voorbereidingen treffen tot splitsing, de ondernemingsraden tijdig om advies dienen te vragen (MODEL 12.8A), zodanig dat het uit te brengen advies van wezenlijke invloed op het splitsingsbesluit kan zijn. Zie art. 2:334h lid 4 (leden 2 en 4 gelden niet voor stichtingen, zie lid 6).
Als een ondernemer weigert het advies van de ondernemingsraad te vragen terwijl dit wel vereist is, zal het besluit tot splitsing meegedeeld moeten worden aan de ondernemingsraad waarna deze een maand de gelegenheid heeft beroep tegen dit besluit in te stellen bij de Ondernemingskamer van het Gerechtshof te Amsterdam.
De cliëntenraad bij zorginstellingen dient in ogenschouw te worden genomen (art. 3 Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen 2018 (WMCZ)). Deze wet vertoont gelijkenis met de Wet op de ondernemingsraden maar kent wel enkele afwijkingen. De Wet Medezeggenschap Cliënten Zorginstellingen is van toepassing op zorginstellingen (art. 3 WMCZ).
De wet is bijvoorbeeld van toepassing op ziekenhuizen en instellingen voor geestelijk gehandicapten.
De wet geeft in bepaalde gevallen een adviesrecht aan de cliëntenraad door de zorgaanbieder. Splitsing valt waarschijnlijk onder één van de volgende gronden:
– wijziging van de doelstelling of de grondslag:
– overdragen van de zeggenschap of het aangaan of verbreken van een duurzame samenwerking met een andere instelling:
– gehele of gedeeltelijke opheffing van de instelling of verhuizing:
– belangrijke wijziging in de organisatie:
– belangrijke inkrimping, uitbreiding of andere wijziging van de werkzaamheden (art. 3 lid 3 WMCZ).
Net als bij de ondernemingsraad geldt ook hier dat het advies verzocht dient te worden op een tijdstip dat het van wezenlijke invloed kan zijn op het te nemen besluit.
Naast een verplichte adviesaanvraag geldt ook een onverplichte adviesmogelijkheid op genoemde gronden voor een cliëntenraad.
Als advies gevraagd moet worden maar dit vindt niet plaats, komt de cliëntenraad ingevolge de WMCZ geen beroepsrecht toe.