Art. 25 van de Wet op de ondernemingsraden (WOR) bepaalt dat de ondernemingsraad een adviesrecht heeft ten aanzien van het voorgenomen fusiebesluit van de werkgever. Zie hiervoor ook art. 2:314 lid 4. Lid 6 van datzelfde artikel bepaalt dat dit niet geldt voor stichtingen. Wanneer het echter gaat om één of meerdere stichtingen die zijn betrokken bij de fusie, en die een onderneming drijven waaraan een ondernemingsraad is verbonden, zullen de besturen van de te fuseren stichtingen die voorbereidingen treffen tot fusie, de ondernemingsraden tijdig om advies dienen te vragen (MODEL 11.8A), zodanig dat het uit te brengen advies van wezenlijke invloed op het fusiebesluit kan zijn. Zie art. 2:314 lid 4 (leden 2 en 4 gelden niet voor stichtingen, zie lid 6).
Als een ondernemer weigert het advies van de ondernemingsraad te vragen terwijl dit wel vereist is, zal het besluit tot fusie meegedeeld moeten worden aan de ondernemingsraad waarna deze een maand de gelegenheid heeft beroep tegen dit besluit in te stellen bij de Ondernemingskamer van het Gerechtshof te Amsterdam.
De cliëntenraad bij zorginstellingen dient in ogenschouw te worden genomen (art. 3 Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen 2018 (WMCZ)). Deze wet vertoont gelijkenis met de Wet op de ondernemingsraden maar kent wel enkele afwijkingen. De Wet Medezeggenschap Cliënten Zorginstellingen is van toepassing op zorginstellingen (art. 3 WMCZ).
De wet is bijvoorbeeld van toepassing op ziekenhuizen en instellingen voor geestelijk gehandicapten.
De wet geeft in bepaalde gevallen een adviesrecht aan de cliëntenraad door de zorgaanbieder. Voor fusie is dit expliciet aangegeven (art. 3 lid 3 sub b WMCZ).
Net als bij de ondernemingsraad geldt ook hier dat het advies verzocht dient te worden op een tijdstip dat het van wezenlijke invloed kan zijn op het te nemen besluit.
Naast een verplichte adviesaanvraag geldt ook een onverplichte adviesmogelijkheid op genoemde gronden voor een cliëntenraad.
Als advies gevraagd moet worden maar dit vindt niet plaats, komt de cliëntenraad ingevolgde de WMCZ geen beroepsrecht toe.