In de voorgaande onderdelen van dit hoofdstuk werd vooral gekeken naar besluitvorming in de vergadering van aandeelhouders en de ledenvergadering. Nu komen besluiten natuurlijk ook veelvuldig voor binnen andere organen van rechtspersonen. Te denken valt hierbij onder andere aan de raad van commissarissen, andere toezicht houden colleges, commissies en bijvoorbeeld de ondernemingsraad. Omdat het bestuur van de rechtspersonen in de praktijk een belangrijke plaats inneemt, wordt in dit onderdeel aandacht besteed aan de besluitvorming binnen dit orgaan (MODEL 7.6A).
7.6.1 Inleiding
Voor de vereniging (inclusief de coöperatie en onderlinge waarborgmaatschappij) is het bestuur geregeld in art. 2:44. Voor de stichting in art. 2:291. Het bestuur van de NV treffen we aan in art. 2:129 en van de BV in art. 2:239.
In deze artikelen worden de taken en bevoegdheden van het bestuur genoemd. In de leden 2 van art. 2:44 en art. 2:291 wordt voor de vereniging en de stichting aandacht besteed aan de besluitvorming binnen het bestuur van deze rechtspersonen. Het gaat hier om de bevoegdheid van het bestuur te besluiten tot het aangaan van bepaalde zware rechtshandelingen.
Voor overige besluiten wordt door de wetgever niet gesproken en zal men de statuten van deze rechtspersonen dienen te raadplegen om te zien of er bijzondere voorwaarden gelden. De hiervoor door de wet genoemde rechtshandelingen betreffen het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoederen en overeenkomsten waarbij de vereniging of stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt. Ten aanzien van deze rechtshandelingen stelt de wet dat het bestuur alleen bevoegd is deze aan te gaan als dit uit de statuten voortvloeit. De statuten kunnen deze bevoegdheid aan beperkingen en voorwaarden verbinden. Omdat deze beperking van bestuursbevoegdheid uit de wet voortvloeit zijn deze tegen derden tegen te werpen.
Voor de coöperatie en de onderlinge waarborgmaatschappij gelden de genoemde bepalingen niet. Evenmin treffen we deze beperkingen aan voor het bestuur van de kapitaalvennootschappen
Wel treffen we in art. 2:129/239 weer bepalingen aan die we tevergeefs zoeken voor de besturen van de vereniging en de stichting. Gedoeld wordt op de regels met betrekking tot het aantal stemmen per bestuurder en besluiten van het bestuur die onderworpen zijn aan de goedkeuring van een ander orgaan van de vennootschap of aan aanwijzingen van een ander orgaan. Deze onderwerpen worden in de volgende onderdelen besproken.
7.6.2 Aantal stemmen per bestuurder
Zoals gezegd heeft de wetgever voor bestuurders van kapitaalvennootschappen de mogelijkheid geschapen om in de statuten te bepalen dat aan met name of in functie aangeduide bestuurders meer dan een stem toekomt in de vergaderingen van het bestuur. Zij het dat een bestuurder niet meer stemmen kan uitbrengen dan de andere bestuurders tezamen.
Een situatie die niet in de wet is geregeld, maar wel vaak statutair wordt geregeld is het geval dat de stemmen in de bestuursvergadering staken. Regelingen die dan statutair worden getroffen komen erop neer dat in zo’n situatie een ander vennootschapsorgaan of een bepaalde bestuurder de beslissing neemt. Omdat zo’n bestuurder alleen niet meer stemmen mag uitbrengen dan alle andere bestuurders tezamen, moet er bij deze regeling wel op gelet worden dat zo’n bestuurder met beslissende stem zelf minder stemmen heeft dan de andere bestuurders tezamen. Naast de statuten zelf kan ook een krachtens de statuten ingesteld reglement een regeling bevatten met betrekking tot de besluitvorming in het bestuur.
Net als bij de algemene vergadering van aandeelhouders is besluitvorming buiten de vergadering van het bestuur mogelijk. Het spreekt voor zich dat het besluit met algemene stemmen moet worden genomen tenzij alle bestuurders de gelegenheid hebben gehad om over het te nemen besluit een oordeel te geven.
7.6.3 Goedkeuring andere organen
Besluiten van het bestuur kunnen bij of krachtens de statuten slechts worden onderworpen aan de goedkeuring van een ander orgaan van de vennootschap (dus niet derden), volgens art. 2:129/239 lid 3. In de praktijk wordt van deze mogelijkheid in de statuten veel gebruik gemaakt. Vaak heeft het bestuur voor besluiten tot het aangaan van bepaalde rechtshandelingen de goedkeuring nodig van de algemene vergadering of van bijvoorbeeld de raad van commissarissen. Ook komt het vaak voor dat de betreffende rechtshandelingen niet met zoveel woorden worden genoemd maar dat de algemene vergadering bij een afzonderlijk besluit kan bepalen voor welke rechtshandelingen het bestuur de goedkeuring nodig heeft. Het woord ‘krachtens’ in de wettekst brengt met zich mee dat ook bij een krachtens de statuten opgesteld reglement deze materie kan worden geregeld. Het ontbreken van de goedkeuring doet overigens geen afbreuk aan de vertegenwoordigingsbevoegdheid van het bestuur. Iets anders is de interne aansprakelijkheid die een bestuurder die zonder goedkeuring handelt, oploopt.
7.6.4 Aanwijzingen andere organen
Naast goedkeuringen van bestuursbesluiten door een ander orgaan van de vennootschap kunnen de statuten ook bepalen dat het bestuur zich dient te gedragen naar de aanwijzingen van een ander orgaan van de vennootschap die de algemene lijnen van het te voeren beleid op nader in de statuten aangegeven terreinen betreffen. Net als bij de bepalingen omtrent de goedkeuring door andere organen voor bestuursbesluiten, mogen de te volgen aanwijzingen niet zo ver gaan dat daarmee de autonomie van het bestuur in het geding komt. Deze beperking komt met name naar voren in de zinsnede dat het moet gaan om algemene aanwijzingen. Het kunnen dus geen specifieke instructies zijn die aan het bestuur worden gegeven.
Voor de BV geldt nog in het bijzonder dat instructies niet in strijd mogen zijn met het belang van de vennootschap.