4.5.1 Algemeen
Aan het slot van het samenlevingscontract worden over het algemeen bepalingen opgenomen betreffende de geldigheidsduur van de overeenkomst en de wijze van aanpassing ervan (onderdeel 4.5.3) het toepasselijke recht (onderdeel 4.5.4) en de wijze waarop geschillen worden beslecht (onderdeel 4.5.5). Ook een zogenaamde medische clausule (onderdeel 4.5.2) komt wel voor.
4.5.2 Medische clausule
Het betreft hier een clausule met de strekking dat de partners elkaar over en weer machtigen om medische beslissingen te nemen als zij daartoe zelf niet in staat mochten zijn, al dan niet met de toevoeging dat overleg met de naaste familie dient plaats te vinden.
Het is de vraag of een dergelijke clausule veel toegevoegde waarde heeft, aangezien art. 7:465 lid 3 de medische hulpverlener hoe dan ook al verplicht tot overleg met de echtgenoot, geregistreerd partner of andere levensgezel (de samenwoningspartner dus). Om die reden is ervan afgezien om de bepaling in het modelcontract op te nemen.
Met name het overleg door de partner met de naaste familie, dat in de wettelijke bepalingen omtrent de geneeskundige behandelingsovereenkomst niet is terug te vinden, kan uiteraard een grote bron van onenigheid worden.
4.5.3 Duur van de overeenkomst; aanpassingen
Een samenlevingscontract is geschreven voor de periode dat er ongehuwd wordt samengewoond, en eindigt dus:
– bij het overlijden van een partner;
– als de samenwoning anders dan door overlijden eindigt (de samenwoners gaan uit elkaar);
– wanneer de partners gaan trouwen of een geregistreerd partnerschap aangaan; in die situaties ontstaat een gemeenschap van goederen tenzij daar bij huwelijkse- of partnerschapsvoorwaarden van wordt afgeweken.
Het kan geen kwaad om tijdens de bespreking nog even met zoveel woorden het misverstand uit de weg te ruimen dat het samenlevingscontract in geval van een huwelijk of geregistreerd partnerschap zou worden ‘geconverteerd’ in huwelijks- of partnerschapsvoorwaarden.
Wanneer de partners tegen hun zin niet samenwonen (revalidatie na een ongeluk, één van beiden werkt in het buitenland) gelden de bepalingen van het samenlevingscontract wel, tenzij een partner daardoor aan de verblijfkosten van de ander in een verpleeghuis o.i.d. moet meebetalen.
Als de partners uit elkaar zijn geweest en daarna weer gaan samenwonen, dan treedt het samenlevingscontract (zie het model) opnieuw in werking.
Dit laatste is een keuze, min of meer parallel aan de bepaling van art. 1:166 over het herleven van het huwelijksgoederenregime als ex-echtgenoten (met elkaar) hertrouwen. Er zijn best ook argumenten aan te voeren voor de stelling dat de partners voor de hervatting van de samenwoning dan maar een nieuw contract moeten maken, maar mede omdat het begrip ‘samenwonen’ zo moeilijk te definiëren is, lijkt deze oplossing de beste.
Omdat de diverse regelingen in het samenlevingscontract zorgvuldig op elkaar zijn afgestemd, kan doe-het-zelven tot ongewenste gevolgen leiden; vandaar dat wordt aanbevolen, vast te leggen dat wijziging in principe alleen via de notaris kan plaatsvinden.
Dit kan aan de cliënten worden uitgelegd aan de hand van het dominosteenprincipe; als je ergens iets verandert dan kan dat repercussies hebben voor vele andere elementen van het samenlevingscontract. Alleen degene die de structuur doorziet, kan dus op verantwoorde wijze veranderingen aanbrengen.
4.5.4 Toepasselijk recht
Standaardmatig bevat het samenlevingscontract een keuze voor Nederlands recht. Als de partners in Nederland wonen, is dat in de meeste gevallen het intrappen van een open deur, maar als de samenwoners van verschillende nationaliteit zijn of bezittingen in het buitenland hebben, kan de rechtskeuze goede diensten bewijzen.
In het buitenland wordt de rechtskeuze evenwel niet altijd zonder meer geaccepteerd.
4.5.5 Geschillenbeslechting
Het is verstandig, de samenwoners te laten overeenkomen dat geschillen zo veel mogelijk aan de kantonrechter worden voorgelegd. Het grote voordeel is de toegankelijkheid en met name het ontbreken van de verplichte procesvertegenwoordiging, waardoor de procedure ook minder kostbaar is.
Op grond van art. 96 Rv. zoals dit thans luidt, is prorogatie vooraf, in die zin dat reeds voordat er sprake is van een concreet geschil wordt overeengekomen dat geschillen, in plaats van aan de rechtbank, aan de kantonrechter zullen worden voorgelegd, niet mogelijk, hetgeen inmiddels in diverse uitspraken is bevestigd. Met andere woorden, de kantonrechter hoeft zich niet voor ieder karretje te laten spannen, en in de praktijk blijkt ook inderdaad dat kantonrechters niet steeds bereid zijn om aan hen voorgelegde zaken die buiten de normale competentie vallen in behandeling te nemen. Aangezien te verwachten valt dat art. 96 Rv. op enig moment wel in bovenbedoelde zin zal worden aangepast, is de keuze voor de kantonrechter vooralsnog in het model-samenlevingscontract gehandhaafd, met dien verstande dat art. 15 lid 2 thans begint met de woorden ‘Voor zoveel mogelijk’.
Zie Rb. Overijssel 10 april 2013, ECLI:NL:RBOVE:2013:CA0213, de bespreking daarvan in Notafax 2013, 127, en Schonewille, ‘De handhaafbare mediationclausule ten behoeve van een echtscheidingsconvenant’, WPNR 6826-6827 (2010). Evenals Rb. Overijssel oordeelde Rb. Rotterdam 6 augustus 2014 (ECLI:NL:RBROT:2014:7642), zie Notafax 2014, 238, en Rb. Zeeland-West-Brabant 4 april 2018 (ECLI:NL:RBZWB:2018:5827), besproken in Notamail 2018-243. Zie over deze materie Blokland, 'Grenzen aan de prorogatie in het samenlevingscontract', JBN 2019-27.
Uiteraard is het, zoals in dit laatste artikel wordt aangegeven, ook gewenst dat de notaris aan zijn cliënten uitlegt waarom die woorden 'voor zoveel mogelijk' er staan, om onaangename verrassingen te voorkomen als er sprake is van een geschil voordat de mogelijkheid van een prorogatie bij voorbaat in de wet is opgenomen.