8.6.1 Terminologie
Waar in dit kader wordt gesproken van een ongehuwd samenlevingsverband of samenwoning, wordt niet het geregistreerd partnerschap bedoeld, maar de door twee partijen gevoerde gemeenschappelijke huishouding. Pensioenverevening in het kader van de beëindiging van een meerrelatie, valt buiten het kader van dit werk.
8.6.2 Wet Vps van toepassing op beëindiging van ongehuwd samenlevingsverband?
Het antwoord luidt ontkennend. De Wet Vps is van toepassing in het geval van echtscheiding, scheiding van tafel en bed of beëindiging van een geregistreerd partnerschap anders dan door de dood of vermissing.
Ook de jurisprudentiële regeling van pensioenverrekening is niet van toepassing op een ongehuwd samenlevingsverband. Pensioenverrekening is in het stelsel van de Hoge Raad alleen aan de orde bij een ontbinding van een huwelijksvermogensrechtelijke gemeenschap van goederen (art. 1:99).
8.6.3 Samenlevingscontract en driepartijen overeenkomst
Dat de Wet Vps en de jurisprudentiële regeling van pensioenverrekening niet van toepassing zijn op de (beëindiging van) een niet-huwelijkse samenlevingsvorm (anders dan het geregistreerd partnerschap), sluit niet uit, dat samenwoners pensioenverrekening of -verevening contractueel overeenkomen.
Blokland (JBN 2001, 37) schrijft echter dat de hoge administratieve lasten van pensioenverevening bij samenwoners, voor de uitvoeringsorganen reden is, om zich terughoudend op te stellen bij het verlenen van hun medewerking. In de (notariële) praktijk komt pensioenverevening bij samenwoners dan ook zelden voor (zie ook: Leene-Hoedemaeker, FJR 2007, 115).
Omdat de Wet Vps samenwoners niet beperkt in hun keuzes, kunnen zij ook expliciet kiezen voor een andere grondslag voor de verdeling van hun pensioenrechten, bijvoorbeeld de vermogensrechtelijke. Hoewel er bij samenwoners in de regel geen goederengemeenschap is, waartoe de pensioenaanspraken behoren, heeft de taakverdeling binnen de relatie en de bekostiging van de pensioenopbouw tot een resultaat geleid dat op contractuele basis in verdeling kan worden gebracht. De Boon/Van Loon-jurisprudentie biedt een grote variatie aan verrekeningsvormen (zie onderdeel 8.7.9.4).
Partijen kunnen eveneens contractueel overeenkomen dat op de verdeling van ouderdomspensioenrechten de Wet Vps naar analogie toepassing vindt.
Bij het aangaan van de samenwoning regelen partijen de pensioenverrekening of verevening in een samenlevingscontract.
Bij het beëindigen van de samenwoning kunnen partijen de effectuering van de verrekening of verevening in een convenant regelen. Omdat bij de effectuering van de verrekening of verevening het uitvoeringsorgaan betrokken is, ligt het voor de hand dat partijen en het uitvoeringsorgaan terzake een driepartijenovereenkomst sluiten.
In dit kader wordt uitsluitend de analoge toepassing van de Wet Vps besproken. Zie voor de vermogensrechtelijke verrekeningswijzen: onderdeel 8.7.9.4.
8.6.4 Pensioenverevening in samenlevingscontract
De behandelaar neemt desgevraagd in het samenlevingscontract een paragraaf op omtrent pensioenverevening. Deze paragraaf kan niet anders dan kort zijn, omdat bij het tekenen van het contract nog onbekend is, welk uitvoeringsorgaan aan het uitvoeren van de verevening moet meewerken, of dit orgaan bereid is om aan verevening mee te werken en zo ja onder welke condities. In de vereveningsparagraaf in het samenlevingscontract kan de behandelaar de volgende punten opnemen:
1. wanneer verevenen partijen ouderdomspensioenrechten? Bijvoorbeeld uitsluitend in het geval de samenwoning ten minste vijf of tien jaar heeft geduurd;
2. partijen sluiten voor de wijze van pensioenverevening en de berekening van de aanspraak zoveel mogelijk aan bij de Wet Vps.
8.6.4.1 Tekstvoorstel pensioenverevening in samenlevingscontract (MODEL 8.6.4.1A)
Ten aanzien van de tijdens de duur van de samenleving opgebouwde ouderdomspensioenrechten zal, mits de samenleving langer heeft geduurd dan vijf/tien jaar, bij het beëindigen van de samenleving anders dan door overlijden, een verevening plaatshebben van de gedurende de samenleving opgebouwde ouderdomspensioenrechten, zo veel mogelijk conform de regels in de Wet verevening pensioenrechten bij echtscheiding.
8.6.5 Beëindiging samenwoning: driepartijen overeenkomst
Bij de totstandkoming van de wet was de wetgever van mening dat de samenlevende partijen en het uitvoeringsorgaan de pensioenverevening analoog aan de wet bij een driepartijen overeenkomst kunnen bewerkstelligen (MvA, EK, nr. 111b, p. 5; zie: Le Cat, JBN 1995, 38 en Blokland, JBN 2001, 37). De driepartijenovereenkomst is die overeenkomst die gesloten wordt door pensioengerechtigde, vereveningsgerechtigde en uitvoeringsorgaan, met het oog op verevening van ouderdomspensioenrechten bij de beëindiging van een samenwoning.
Hoe kan de wettelijke regeling contractueel worden benaderd? Partijen kunnen de pensioenverevening als zodanig, maar ook inhoudelijk (ingangsdatum, indexering etc.) vastleggen. Voor de berekening van het recht kunnen zij aansluiten bij het bepaalde in art. 3 Wet Vps.
Wat partijen niet contractueel kunnen overeenkomen met het uitvoeringsorgaan is: het recht op uitbetaling van de vereveningsgerechtigde jegens het uitvoeringsorgaan. Een overeenkomst met het betrokken uitvoeringsorgaan dat onder meer een recht op uitbetaling als bedoeld in de Wet Vps schept, is in strijd met de geldende pensioenwetgeving. De pensioengerechtigde zal dus na pensioeningang een deel van iedere pensioentermijn moeten afdragen aan de ex-partner. Denkbaar is, dat de pensioengerechtigde een (herroepelijke) volmacht verstrekt aan het uitvoeringsorgaan tot uitbetaling aan de ex-partner van een deel van iedere pensioentermijn. Art. 64 lid 2 PW en art. 76 lid 2 Wet Bpr verbieden het verstrekken van een onherroepelijke inningsvolmacht.
8.6.5.1 Suggesties voor inhoud van driepartijen overeenkomst
Wil men de pensioenverevening bij beëindiging van de samenwoning overeenkomen volgens het stelsel van de Wet Vps, dan moet de behandelaar ten minste de volgende elementen in het contract regelen:
1. Partijen komen overeen de door hen opgebouwde ouderdomspensioenrechten te verevenen conform de Wet Vps. Het partnerpensioen (nabestaandenpensioen) wordt niet verevend.
2. Het recht op verevening komt uitsluitend toe aan de ex-partner van de pensioengerechtigde en niet aan diens nabestaanden.
3. Partijen sluiten voor de berekening van het te verevenen deel aan bij art. 3 van de Wet Vps, hetgeen betekent dat het ouderdomspensioen, voor zover opgebouwd gedurende de samenwoning, wordt verevend.
De wettelijke ficties van art. 3 Wet Vps zijn voor zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing, hetgeen neerkomt op het volgende:
a. De tot verevening verplichte partner wordt geacht uitsluitend gedurende de deelnemingsjaren tussen de aanvang en einde van de samenwoning te hebben deelgenomen; de vóór de samenwoning opgebouwde rechten en het partnerpensioen worden niet meegerekend.
b. De tot verevening plichtige partner wordt geacht de deelneming per de datum van het einde van de samenwoning te hebben beëindigd.
c. De berekening gaat er vanuit dat de tot verevening plichtige partner gehuwd is, gedurende de periode dat hij recht heeft op pensioen.
De tot verevening gerechtigde geniet de indexeringen van het pensioen als bedoeld in art. 8 Wet Vps.
Is het te verevenen ouderdomspensioen bij het einde van de samenwoning niet groter dan het in art. 66 lid 1 PW genoemde bedrag € 474,11 (1 januari 2018), dan vindt er geen verevening plaats.
4. De tot verevening plichtige partner verleent het uitvoeringsorgaan een herroepelijke volmacht om met ingang van de pensioendatum het aan de tot verevening gerechtigde toekomende rechtstreeks uit te keren.
5. De uitkering eindigt bij het overlijden van de tot verevening gerechtigde.