2.1.1 Procedure
Gehuwden of geregistreerde partners kunnen de keuze voor de achternaam van hun kind uitbrengen bij de ambtenaar van de burgerlijke stand (art. 1:5 lid 4). Die keuze moet in beginsel in persoon worden afgelegd. Vertegenwoordiging is slechts mogelijk middels een notariële akte. De behandelaar kan dan ook met naamskeuze te maken krijgen indien één of beide ouders hun keuze willen laten uitbrengen door een gevolmachtigde. Deze situatie zal met name relevant zijn indien de moeder door de bevalling niet in staat is om bij de ambtenaar van de burgerlijke stand te verschijnen.
De behandelaar krijgt tevens met het naamrecht te maken in geval van erkenning bij notariële akte (art. 1:203 lid 1 aanhef en onder b). Indien een kind door erkenning in familierechtelijke betrekking tot de vader komt te staan, houdt het de geslachtsnaam van de moeder, tenzij de moeder en de erkenner ter gelegenheid van de erkenning gezamenlijk verklaren dat het kind de geslachtsnaam van de vader zal hebben (art. 1:5 lid 2 eerste volzin). Van deze verklaring wordt melding gemaakt in de akte van erkenning (art. 1:5 lid 2 tweede volzin). De behandelaar moet dus zorg dragen voor vermelding van de keuze voor de geslachtsnaam van de vader door de ouders in de akte van erkenning. Deze naamskeuze kan niet op een later tijdstip geschieden, omdat de wet spreekt over ‘ter gelegenheid van de erkenning’. Wel kan ter gelegenheid van de voltrekking van een huwelijk of registratie van een partnerschap voor de ambtenaar van de burgerlijke stand bij akte van naamskeuze alsnog een keuze worden gedaan voor de naam van de andere ouder (art. 1:5 lid 2 vierde volzin). Een en ander geldt ook bij erkenning van een ongeboren kind (art. 1:5 lid 2 derde volzin i.v.m. art. 1:2) (MODEL 2.1.1A).
Indien een kind zestien jaar of ouder is op het tijdstip van de erkenning, kan de verklaring ex art. 1:5 lid 2 niet meer door de ouders worden afgelegd. In dat geval verklaart het kind zelf ten overstaan van de notaris of het de geslachtsnaam van de ene dan wel die van de andere ouder zal hebben. Van deze verklaring door het kind wordt door de notaris melding gemaakt in de akte van erkenning (art. 1:5 lid 7) (MODEL 2.1.1B).
De ambtenaar van de burgerlijke stand voegt aan de onder hem berustende akten van de burgerlijke stand latere vermeldingen toe van onder andere notariële akten houdende naamskeuze en erkenning (art. 1:20 lid 1 aanhef). Deze latere vermeldingen worden toegevoegd aan de geboorteakte van de betrokken persoon (art. 1:20a lid 1 eerste volzin).
Sinds de inwerkingtreding van de Wet lesbisch ouderschap (Wet van 25 november 2013, Stb. 2013, 480, in werking getreden op 1 april 2014) is art. 1:5 lid 13 toegevoegd, op grond waarvan in art. 1:5 leden 2, 5 en 6 onder ‘moeder’ wordt verstaan de vrouw uit wie het kind is geboren. In deze leden wordt met ‘de vader’ van het kind en zijn ‘vaderschap’ gelijkgesteld de moeder die niet de vrouw is uit wie het kind is geboren, onderscheidenlijk haar moederschap.
In 2019 heeft de Tweede Kamer een motie aangenomen die een verzoek aan de minister bevat om met een wetsvoorstel te komen om een dubbele achternaam wettelijk mogelijk te maken (Handelingen II 2018/19, 46, item 19). Deze motie volgde op aanbevelingen van de Werkgroep liberalisering naamrecht in het rapport Bouwstenen voor een nieuw naamrecht. De minister gaf na aanvankelijke twijfel uiteindelijk vervolg aan deze motie door het voorstel voor de Wet dubbel achternaam in 2021 in internetconsultatie te geven. Inmiddels is de internetconsultatie afgerond.
2.1.2 Incidenten
De mogelijkheid bestaat dat de moeder en de erkenner het niet eens worden over de keuze van de geslachtsnaam van het (ongeboren) kind. De wetgever lost dit conflict aldus op, dat dit kind dan de geslachtsnaam van de moeder houdt (art. 1:5 lid 2 eerste en derde volzin).