3.3.1 De gronden voor curatele
Een curatele kan sinds 1 januari 2014 door de rechter worden ingesteld op twee verschillende gronden. De meest voorkomende grond is dat de meerderjarige tijdelijk of duurzaam zijn belangen niet behoorlijk waarneemt of zijn veiligheid of die van anderen in gevaar brengt, als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand. De tweede grond is gewoonte van drank- of drugsmisbruik waarbij art. 1:378 lid 1 als extra voorwaarde voor het instellen van een curatele formuleert dat een voldoende behartiging van die belangen niet met een meer passende en minder verstrekkende voorziening kan worden bewerkstelligd.
De tweede in de wet geformuleerde grond is nieuw. Verkwisting is grond voor een beschermingsbewind geworden en gewoonte van drugsmisbruik is toegevoegd. Van belang is dat de wet aan een curatele wegens gewoonte van drank- of drugsmisbruik minder rechtsgevolgen verbindt dan aan een curatele op grond van zijn lichamelijke of geestelijke toestand. Binnen het vermogensrecht bestaan er geen verschillen, maar binnen het familierecht inclusief het erfrecht (zie art. 4:55) zijn zij die anders dan op grond van zijn lichamelijke of geestelijke toestand onder curatele zijn gesteld, bekwaam om rechtshandelingen te verrichten, voor zover de wet niet anders bepaalt (art. 1:382). De meest relevante uitzonderingen die hier worden bedoeld zijn art. 1:37 inzake toestemming van de curator bij het aangaan van een huwelijk en de art. 1:117 en 118 inzake de toestemming van de curator bij het aangaan van huwelijkse voorwaarden.
3.3.2 Aanvragen van een curatele
3.3.2.1 Wie kan de curatele verzoeken?
Zie de modellen in onderdeel 3.6.
In het tweede lid van art. 1:378 heeft de wetgever het mogelijk gemaakt dat reeds tijdens de minderjarigheid een verzoek tot instelling van een curatele wordt ingediend. Dit om te voorkomen dat personen bij wie een curatele geïndiceerd is, tussen het bereiken van de meerderjarigheid en het begin van de curatele tot schade van zichzelf rechtshandelingen zouden kunnen verrichten. De handelingsonbekwaamheid die voortvloeit uit de curatele sluit dan naadloos aan op de handelingsonbekwaamheid tijdens de minderjarigheid (art. 1:381 lid 2 en art. 1:234). Om deze reden worden ook de voogd en degene die op grond van art. 1:253sa of 253t gezag over de minderjarige uitoefent, vermeld bij de personen die bevoegd zijn tot het indienen van een verzoek tot instelling van een curatele. Bevoegd zijn naast deze personen de betrokken persoon zelf, zijn partner, zijn bloedverwanten in de rechte lijn en in de zijlijn tot en met de vierde graad, zijn bewindvoerder en zijn mentor. Evenals bij beschermingsbewind en mentorschap zijn ook de hulpverleningsinstelling waar de meerderjarige wordt verzorgd of die begeleiding biedt bevoegd, evenals het openbaar ministerie (art. 1:379). Aanverwanten zijn niet bevoegd een verzoek in te dienen.
Wanneer de betrokken persoon in staat is contact te leggen met een advocaat die vervolgens voor hem een verzoekschrift opstelt en indient, zal het verzoek in principe in behandeling worden genomen. De vraag of de desbetreffende meerderjarige volledig overziet wat de gevolgen van zijn beslissing zijn, is minder relevant nu de rechter zich toch over het verzoek zal buigen.
3.3.2.2 Welke rechter is bevoegd?
Voor het indienen van het verzoekschrift is bevoegd de (kanton)rechter van de woonplaats van de meerderjarige of van zijn werkelijk verblijf (art. 266 Rv).
Indien toepassing van art. 266 Rv geen bevoegde rechter oplevert, is de rechter te ‘s-Gravenhage bevoegd (art. 269 Rv). Tussenkomst van een advocaat is sinds 1 mei 2007 niet meer vereist.
De art. 798 Rv handelend over rechtspleging in andere zaken dan scheidingszaken, bevatten enkele bijzondere bepalingen. Zo worden in art. 798 Rv belanghebbenden in zaken van curatele, bewind of mentorschap omschreven als de betrokken meerderjarige zelf en zijn partner en kinderen of bij gebreke daarvan zijn ouders, broers en zusters. art. 802 Rv bepaalt dat de rechter de betrokkene, de verzoeker en mogelijke anderen die niet in staat zijn zich naar het gerechtsgebouw te begeven, te hunner verblijfplaats kan horen. Hoewel de binnen de Raad van Europa tot stand gekomen Principles concerning the legal protection of incapable adults (Recommendation No. R. (99) 4, adopted on 23 February 1999) benadrukken dat de betrokkene in beginsel gehoord moet worden, gaat art. 809 Rv niet verder dan de verplichting dat de betrokkene in de gelegenheid moet worden gesteld de rechter zijn mening kenbaar te maken. In de praktijk wordt in de meeste gevallen de betrokken meerderjarige door de rechter gehoord, al is dit vanwege het coronavirus vervangen door het digitaal horen door middel van een telefoon- of Skypeverbinding.
3.3.2.3 Provisionele bewindvoerder
De rechter bij wie een verzoek tot instelling van een curatele in behandeling is of laatstelijk was, is bevoegd om op verzoek of ambtshalve een provisionele bewindvoerder te benoemen (art. 1:380). Deze bewindvoerder is bedoeld ter overbrugging van de periode tot aan het instellen van de curatele of soms ook na het instellen ervan tot het moment waarop de benoemde curator zijn taak begint. In het laatste geval is de betrokken meerderjarige al wel handelingsonbekwaam.
Een provisioneel bewind kan met name zijn geboden bij een meerderjarige die zeer waarschijnlijk op korte termijn schadeveroorzakende rechtshandelingen gaat verrichten, en bij wie het einde van de curateleprocedure niet kan worden afgewacht.
De rechter kan deze bewindvoerder het bewind over bepaalde of alle goederen van de betrokkene opdragen. Ook kan de bewindvoerder andere bevoegdheden ontvangen, maar niet bevoegdheden die een curator niet heeft. De betrokken meerderjarige kan, tenzij de rechter anders bepaalt, geen daden van beheer en bewind meer verrichten ten aanzien van de onder bewind gestelde goederen zonder medewerking van de bewindvoerder. Duidelijk is dat dit sinds 1 januari 2014 ook geldt voor overeenkomsten strekkende tot beschikking over die goederen (art. 1:380 lid 2 laatste volzin). Op dit punt verschillen de bevoegdheden van de provisionele bewindvoerder die in het kader van een lopende curateleprocedure wordt benoemd, met die van een bewindvoerder bij een beschermingsbewind. Het provisionele bewind kan worden beschouwd als een voorlopige curatele. Het eindigt op de dag dat de taak van de curator begint of, wanneer het verzoek tot instelling van een curatele wordt afgewezen, op de dag na de rechterlijke uitspraak of enige tijd later (art. 1:383 lid 11 en 12). Indien bij toewijzing van het verzoek de bewindvoerder curator wordt, dient hij aan de kantonrechter rekening en verantwoording af te leggen. Is een ander tot curator benoemd, dan is de provisioneel bewindvoerder verplicht aan de curator ten overstaan van de kantonrechter rekening en verantwoording af te leggen.
3.3.3 De instelling van de curatele door de rechter
3.3.3.1 Werking van de curatele
De curatele werkt met ingang van de dag waarop zij is uitgesproken. Niet vereist is dat de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan. Indien de curatele tijdens de minderjarigheid is uitgesproken, werkt de curatele met ingang van de dag waarop deze persoon meerderjarig wordt (art. 1:381 lid 1). Het belangrijkste gevolg van de curatele is dat de betrokken meerderjarige handelingsonbekwaam wordt en in het rechtsverkeer door de curator moet worden vertegenwoordigd.
Deze handelingsonbekwaamheid geldt voor zover de wet niet anders bepaalt (art. 1:381 lid 2).
Een eerste uitzondering op de onbekwaamheid om rechtshandelingen te verrichten, is vastgelegd in lid 3 van deze bepaling: de curandus wordt bekwaam wanneer hij handelt met toestemming van de curator. Uiteraard kan de curator de curandus geen toestemming verlenen om zelfstandig die rechtshandelingen te verrichten waarbij de machtiging van de kantonrechter is vereist. Zie bijvoorbeeld de art. 1:386 jo. 345 waaruit blijkt dat voor de verkoop van het huis van de curandus de machtiging van de kantonrechter is vereist.
De curator kan niet door een algemene toestemming te verlenen de curandus in feite handelingsbekwaam maken; de wet vereist in art. 1:381 lid 3 dat de toestemming gericht is op een bepaalde rechtshandeling of een bepaald doel.
De handelingsonbekwaamheid van de curandus wijkt ook wanneer de curandus gelden die de curator hem voor levensonderhoud ter beschikking heeft gesteld, overeenkomstig deze bestemming aanwendt.
Een belangrijke uitzondering op de handelingsonbekwaamheid is te vinden in wetgeving betreffende de gezondheidszorg. Voor het rechtsgeldig kunnen optreden en het aangaan van (hulpverlenings)overeenkomsten wordt in de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO), de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (WZD) en de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) gelet op de aanwezigheid van wilsbekwaamheid. Handelings(on)bekwaamheid is hier geen relevant criterium: bepalend is of de meerderjarige begrijpt waar het om gaat en inzicht heeft in de gevolgen en de alternatieven, dat wil zeggen de vereiste wilsbekwaamheid bezit. Men zie de art. 7:465 BW 3 lid 2 WZD en 1:3 lid 3 onder b Wvggz.
Het voornaamste gevolg van de verwijzing naar twee wetsartikelen uit titel 20 betreffende het mentorschap is dat de curator althans in aangelegenheden van verzorging, verpleging, behandeling en begeleiding zo veel mogelijk dient te overleggen met de curandus. Ook dient hij te bevorderen dat de curandus zelf in het maatschappelijk verkeer en rechtsverkeer optreedt indien hij wilsbekwaam is. Dit begrip wordt gedefinieerd als in staat tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake. Zie de verwijzing in art. 1:381 lid 4 naar art. 1:453 en 454.
3.3.3.2 Benoeming en taak van de curator
Bij de benoeming van de curator is de rechter gebonden aan verschillende voorkeuren (art. 1:383). Op de eerste plaats dient hij bij de benoeming de uitdrukkelijke voorkeur te volgen van de meerderjarige zelf. Wanneer deze voorkeur niet bestaat of niet kan worden gevolgd, bijvoorbeeld vanwege duidelijke ongeschiktheid van deze persoon, is de rechter gehouden zo mogelijk de partner of een van de ouders, kinderen, zussen of broers van de curandus tot curator te benoemen. Niet tot curator kunnen worden benoemd minderjarigen, en meerderjarigen ten aanzien van wie een van de beschermingsmaatregelen is getroffen. Evenmin kunnen worden benoemd de persoon die schuldsaneringsbewindvoerder is, in de WSNP terecht is gekomen of failliet is gegaan, tenzij het een naast familielid betreft die als tweede curator alleen een taak krijgt ten aanzien van zorgaangelegenheden. Ten slotte valt onder deze opsomming de direct betrokken of behandelend hulpverlener en de persoon die verbonden is aan de hulpverleningsinstelling waar de curandus verblijft of van wie hij begeleiding ontvangt (art. 1:383 lid 5 en 6).
De taak van de curator vangt aan daags nadat de beslissing houdende de benoeming is verstrekt of verzonden (art. 1:383 lid 11).
Indien de beschikking waarbij de curatele is uitgesproken, in hoger beroep of cassatie wordt vernietigd, eindigt de taak van de curator daags na deze uitspraak. De inmiddels door hem of met zijn toestemming door de curandus verrichte rechtshandelingen blijven voor de curandus verbindend (art. 1:384).
3.3.3.3 Voogdijbepalingen, toezicht en beloning
In de art. 1:385 en 386 wordt een groot aantal bepalingen betreffende de voogdij over minderjarigen van overeenkomstige toepassing verklaard bij curatele en worden daarnaast enkele voor de curatele specifieke regels gegeven. Van de op het bewind van de curator toepasselijke voogdijbepalingen zijn vooral van belang de bepalingen inzake de boedelbeschrijving en de vereiste machtiging van de kantonrechter voor ingrijpende rechtshandelingen betreffende het vermogen (art. 1:338 e.v. en 345 e.v.). Evenals de voogd kan de curator worden verplicht jaarlijks rekening en verantwoording af te leggen van het beheer over de goederen van de curandus (art. 1:386 lid 1) en dient hij bij het einde van zijn taak eindrekening af te leggen (art. 1:385 lid 1 aanhef juncto 372–377).
Het kan voorkomen dat bij de instelling van de curatele de curandus gehuwd is of geregistreerde partner en het bestuur over de eigen en de gemeenschapsgoederen op bijzondere wijze is verdeeld tussen de echtgenoten c.q. geregistreerd partners. Te denken valt bijvoorbeeld aan de situatie van het overlaten van het bestuur (art. 1:90 lid 3). Art. 1:386 lid 5 geeft de rechter de mogelijkheid om te bepalen in hoeverre deze verdeling ook voor de curator zal gelden.
3.3.4 Beëindiging taak curator en einde curatele
De taak van de curator eindigt behalve door zijn overlijden en door het eindigen van de curatele door ontslag. Ontslag is mogelijk op eigen verzoek, bijvoorbeeld wanneer een ander het curatorschap wil overnemen en de rechter deze overname in het belang van de curandus acht (art. 1:385 lid 1 aanhef jo. 322 lid 1 onder c). De curator kan daarnaast worden ontslagen wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om curator te worden. In dit laatste geval zal het veelal gaan om het niet meer voldoen aan de kwaliteitseisen. Een ontslag niet op eigen verzoek kan worden verzocht door de medecurator en door een ieder die bevoegd was de curatele te verzoeken. De rechter kan ook ambtshalve tot ontslag overgaan. Wanneer het verzoek niet van de curator zelf uitgaat, zal veelal sprake zijn van wanbeheer (art. 1:385 lid 1 onder d).
De curatele eindigt bij overlijden van de curandus en door de instelling van een beschermingsbewind of een mentorschap ten behoeve van de curandus. De desbetreffende beschikking moet dan wel in kracht van gewijsde zijn gegaan. Ook eindigt de curatele wanneer de rechter heeft vastgesteld dat de oorzaken die tot de curatele aanleiding gaven, niet meer aanwezig zijn. Ook hier moet de uitspraak in kracht van gewijsde zijn gegaan (art. 1:389). Voor een vervanging van een curatele door een andere minder ingrijpende maatregel is niet vereist dat de rechter vaststelt dat de geestelijke stoornis dan wel het drank- of drugsmisbruik inmiddels afwezig is. Een vervanging zal veelal kunnen geschieden wanneer vaststaat dat voor de behartiging van de belangen van de desbetreffende meerderjarige met een minder ingrijpende maatregel kan worden volstaan. Een verzoek tot beëindiging kan worden gedaan door de curator en door ieder die bevoegd was de maatregel te verzoeken.
3.3.5 Publicatie
De wet schrijft in art. 1:390 voor dat alle uitspraken waarbij een curatele wordt ingesteld of opgeheven, of een provisioneel bewind wordt ingesteld, moeten worden gepubliceerd. Ook een rechterlijke uitspraak waarbij in hoger beroep een aanvankelijk toegewezen verzoek tot instelling van een curatele alsnog wordt vernietigd, dient te worden bekendgemaakt. De publicatie dient te geschieden in de Staatscourant binnen tien dagen nadat de uitspraak ten uitvoer kan worden gelegd. De publicatieplicht houdt verband met het ontbreken van derdenbescherming voor wie handelt met de onbekwame curandus. Nieuw sinds 1 januari 2014 is dat de publicatie in twee dagbladen is vervallen en dat de publicatie in de Staatscourant vanwege de griffier geschiedt.
Een beroep door de curator op onbekwaamheid leidt tot vernietiging van de omstreden rechtshandeling en is niet afhankelijk van publicatie of registratie van de curatele. Zie art. 3:50 tot en met 53. Wellicht kan de derde die schade heeft geleden, de rechter verzoeken om toepassing van art. 3:53 lid 2.
3.3.6 Openbare registers
De Wet wijziging curatele, beschermingsbewind en mentorschap heeft de registratie in een landelijk register wel gehandhaafd, maar enkele belangrijke wijzigingen in de regeling aangebracht. Het landelijk curateleregister dat op de griffie van de rechtbank te ‘s-Gravenhage werd bijgehouden, is vervangen door het Centraal Curatele- en bewindregister dat door de Raad voor de Rechtspraak wordt gehouden. Het Besluit Curateleregister is ingetrokken en de relevante voorschriften zijn in het nieuwe art. 1:391 opgenomen. In het register dienen alle rechtsfeiten betreffende curatelen te worden bijgehouden evenals de rechterlijke beslissingen betreffende beschermingsbewinden wegens verkwisting of het hebben van problematische schulden. Tot registratie van de andere beschermingsbewinden kan de rechter beslissen (art. 1:391 lid 1 onder 3). Het register is te raadplegen via www.rechtspraak.nl en in die zin openbaar dat met behulp van enkele persoonlijke gegevens (achternaam en geboortedatum) kan worden nagegaan of sprake is van een curatele. Ook informeert het register over het bestaan van een eventueel provisioneel bewind en bevat het naam en adres van de huidige curator c.q. de provisioneel bewindvoerder.
Raadpleging kan soms geraden zijn omdat het af en toe voorkomt dat na een verhuizing naar een andere regio ten onrechte een ‘tweede’ beschermingsmaatregel wordt verzocht. Er zijn gevallen bekend waarin de familie een beschermingsbewind verzocht terwijl er al een aantal jaren een curatele van kracht was, maar na het overlijden van de curator geen pogingen zijn gedaan om te komen tot de benoeming van een nieuwe curator.