15.3.1 Huwelijksvermogensrecht
Zoals we eerder gesteld hebben, bestaat er geen algeheel geldend Spaans civiel recht, maar bestaan er eigen rechtssystemen in de verschillende regio’s. Er bestaat wetgeving die het huwelijksvermogen reguleert in het Spaanse Burgerlijke Wetboek en er bestaat wetgeving in de verschillende regio’s die bevoegdheid hebben om hun eigen wetgeving vast te leggen, waaronder het huwelijksvermogensrecht. In die regio’s zijn de eigen normen het geldende huwelijksvermogensrecht en daar kan niet teruggevallen worden op de nationale normen van het huwelijksvermogensrecht als het huwelijksvermogensrecht van de regio een bepaalde kwestie onvoldoende heeft vastgelegd. Zie ook onderdeel 15.2.1.5.
15.3.1.1 Vrijheid van vastlegging huwelijksvoorwaarden
Het fundamentele principe in het huwelijksvermogens recht is de vrijheid van vastlegging van de vrije wil van partijen met betrekking tot het vastleggen van huwelijksvoorwaarden. De partijen kunnen in gemeenschappelijke overeenstemming zelfstandig bepalen welk het vermogensregime is dat op hun huwelijk van toepassing is, middels het vastleggen van huwelijksvoorwaarden. (Art. 1315 CC) De nieuwe Europese Verordening 2016/1103 met betrekking tot het huwelijksvermogensrecht onderschrijft niet alleen dit principe, maar breidt dit nog verder uit. Echtgenoten kunnen nu niet alleen hun huwelijksregime vastleggen, maar ook een keuze uitbrengen voor de toepasselijke wet (zoals vastgesteld in hoofdstuk 15.2.1.6). Dit was eerder al mogelijk volgens het Spaanse IPR (Art. 9.2 CC), maar met de beperking dat deze vóór het voltrekken van het huwelijk moest worden vastgelegd in notariële akte, en alleen mogelijk was als beide echtgenoten verschillende nationaliteit of verschillende ‘vecindad civil’ hadden.
De verordening legt nieuwe criteria met betrekking tot de vorm vast, zowel voor wat betreft de huwelijksvoorwaarden als voor de keuze voor de toepasselijke wetgeving. De hoofdregel van de verordening stelt dat de huwelijksvoorwaarden moeten worden opgeschreven, door beide echtgenoten moeten worden ondertekend en van datum moeten worden voorzien. In overeenstemming met de verordening, in het geval dat huwelijksvoorwaarden worden opgesteld tussen echtgenoten die hun residentie in verschillende EU-landen hebben, moeten zij echter aan de vormvereisten van de EU-lidstaat van de residentie van één van de echtgenoten voldoen.
In het geval één van de echtgenoten zijn residentie buiten de EU heeft, dan moet aan de specifieke vormvereisten voldaan worden van het EU-lid waar de andere echtgenoot zijn residentie heeft als de vormvereisten van dat EU-lid veeleisender zijn.
Bijvoorbeeld: Een Nederlandse resident en een resident in Groot-Brittannië treden met elkaar in het huwelijk en willen huwelijksvoorwaarden opstellen. Groot-Brittannië vereist geen notariële akte noch registratie, maar Nederland wel. In dat geval moet er dus aan de Nederlandse vormvoorschriften van notariële akte en registratie worden voldaan. Als een Nederlandse resident echter met een Portugese resident in het huwelijk treedt, een land waar ook geen notariële akte noodzakelijk is, dan hoeven in dat geval de huwelijksvoorwaarden niet in notariële akte opgesteld worden aangezien Portugal ook een EU-lidstaat is. Als in dit laatste voorbeeld echter het Nederlandse recht het toepasselijke recht op het huwelijk zou zijn, dan is wel weer een notariële akte vereist. Voor de volledigheid: de vormvoorschriften die van toepassing zijn op huwelijksvoorwaarden in Spanje en in Nederland zijn nagenoeg identiek, met enkel het verschil dat deze in Spanje in de registers van de burgerlijke stand worden ingeschreven en in Nederland in het Huwelijksgoederenregister.
Een interessante in de nieuwe verordening opgenomen norm, is dat de in de verordening 2016/1104 genoemde documenten niet van apostille hoeven worden voorzien, zoals de documenten voor de keuze van bevoegde rechtbank of die van de keuze voor toepasselijke wetgeving. De verordening noemt hier niet expliciet de akte van huwelijksvoorwaarden, maar in mijn opinie zou -na de invoering van de verordening- ook deze akte niet meer van apostille te hoeven worden voorzien.
15.3.1.2 Algemene normen huwelijksvermogensrecht volgens het Código Civil
Een gemeenschappelijke norm is dat de goederen die privé door één van de echtgenoten zijn verkregen door deze echtgenoot beheerd worden. De beschikkingsbevoegdheid over deze goederen ligt ook bij die echtgenoot. De gemeenschappelijke goederen worden gemeenschappelijk beheerd en de beschikkingsbevoegdheid is gemeenschappelijk. Daar bestaat dus een verschil met de Nederlandse wetgeving, waarbij de echtgenoot die de goederen (voor de gemeenschap) verkregen heeft ook degene is die zelfstandig over deze goederen mag beschikken. In Spanje geldt deze zelfstandige beschikkingsbevoegdheid alleen voor het beschikken over aandelen van naamloze vennootschappen (Sociedades Anónimas) en over waardes en effecten.
Beschikkingsbevoegdheid
Daar waar het Nederlandse huwelijksvermogensrecht – in het geval van echtgenoten die in algehele gemeenschap van goederen gehuwd zijn – de beschikkingsbevoegdheid toekent aan de echtgenoot die de goederen verkregen heeft – met uitzondering van de gezinswoning – ligt de beschikkingsbevoegdheid volgens de verschillende regimes van baten en inkomsten in Spanje altijd bij de echtgenoten gezamenlijk. Zelfs in het geval de gezinswoning privé door één van de echtgenoten verkregen is, is toestemming van de andere echtgenoot noodzakelijk voor de verkoop van deze.
15.3.1.3 Huwelijksvermogensrecht volgens het Código Civil
Het wettelijke huwelijksvermogensregime in eerste graad voor de regio’s waar de geldende wetgeving de wetgeving van het Código Civil is, is geregeld in het Código Civil art. 1344 tot en met 1410.
Indien er geen huwelijkse voorwaarden zijn opgesteld, is het wettelijke stelsel volgens het Código Civil de ‘Sociedad de gananciales’ (letterlijk: de gemeenschap van aanwinsten). Het stelsel is te vergelijken met de sinds 1 januari 2018 in Nederland geldende beperkte gemeenschap van goederen.
Er bestaan volgens dit regime drie vermogens: de gemeenschap waarin ieder der echtgenoten voor de helft gerechtigd is, het privévermogen van de ene en het privévermogen van de andere echtgenoot.
Het gemeenschappelijke vermogen bestaat uit al het vermogen dat verkregen is uit inkomsten door werk, de rendementen van gemeenschappelijke goederen en alles wat tijdens het huwelijk tegen betaling is verkregen. Alle goederen die door zaaksvervanging van gemeenschappelijke goederen verkregen zijn, zijn weer gemeenschappelijk. Alle goederen waarvan niet kan worden vastgesteld dat deze privé van één van de echtgenoten zijn, worden verondersteld gemeenschappelijk te zijn. Bij schulden geldt het tegenovergestelde: schulden worden geacht privé van één van de echtgenoten te zijn, tenzij aangetoond kan worden dat deze gemeenschappelijk zijn. Bij ontbinding van het huwelijk worden de gemeenschappelijke goederen voor gelijke helften aan de echtgenoten toebedeeld.
Tot het privévermogen behoren alle goederen die ieder van de echtgenoten al voor het huwelijk bezat en alle verkrijgingen om niet, ofwel erfenissen en schenkingen. Alle goederen die door zaaksvervanging van privégoederen verkregen zijn, zijn weer privé van deze echtgenoot. In Spanje wordt geld geacht gemeenschappelijk te zijn, ook als dit op een privérekening staat. Voor wat betreft geld is moeilijk bij een notaris aan te tonen dat de herkomst van dit geld privé is, als er een woning gekocht wordt of een nalatenschap afgewikkeld wordt. In Spanje is het dan ook gebruikelijk dat als een woning privé gekocht wordt door één van de echtgenoten, dat de andere echtgenoot in de akte verschijnt om zich akkoord te verklaren met het feit dat de herkomst van de betaalde koopsom privé van de eerste echtgenoot is.
Het huwelijksregime in tweede graad is dat van volledig gescheiden vermogens. Dit regime is van toepassing als er huwelijkse voorwaarden worden opgesteld waar het regime van beperkte gemeenschap van goederen wordt uitgesloten zonder vastlegging van een nieuw regime, of in uitzonderlijke situaties, waar dit dan door een rechter moet worden vastgesteld; bijvoorbeeld als door één van de echtgenoten misbruik van het vermogen wordt gemaakt, of in het geval dat er beslag op gemeenschappelijke goederen wordt gelegd wegens schulden van één van de echtgenoten.
15.3.1.4 Huwelijksvermogensrecht en Comunidades Autónomas
De verschillende regio’s die een eigen burgerlijk recht kennen en die alle aspecten van het huwelijksvermogensrecht reguleren zijn de volgende, met een korte vermelding van het toepasselijke huwelijksvermogensrecht:
– In Navarra bestaat de ‘Sociedad de conquistas’, welke in grote lijnen vergelijkbaar is met de het regime van baten en inkomsten (art. 75-111 Wetboek Navarra).
– In Aragón bestaat de ‘sociedad conyugal’; ook deze is vergelijkbaar met het regime van baten en inkomsten (titel 4 Wet van Aragón 2/2003).
– In Galicië geldt het wettelijke regime van baten en inkomsten. Er bestaat een sterke tendens om dit in de toekomst om te zetten in volledige uitsluiting (art. 171 van Wetboek Galicië 2/2006).
– In Vizcaya (art. 93-111 Baskisch wetboek 2/2003) en in de regio’s van Extremadura met eigen civiel recht (Wet van Baylío) is het wettelijke regime dat van de algehele gemeenschap van goederen.
– In Cataluña (art. 231-232 Wetboek Familierecht 25/2010), en de drie verschillende regio’s van Balearen is het wettelijke regime dat van volledige scheiding van goederen (Mallorca: art. 3-4; Menorca: art. 65 en Ibiza en Formentera: art. 67; Burgerlijk Wetboek Balearen 79/1990).
Zoals eerder in hoofdstuk 15.1.2 vermeld, heeft de Comunidad Valencia alle competenties met betrekking tot het opstellen van familierecht verloren als gevolg van de uitspraak van het Constitutionele Hof van 30 mei 2016, die op 31 mei 2016 in werking trad. Voor de garantie van rechtszekerheid van huwelijken gesloten in de periode waarin deze wet van kracht was (van 1 juli 2008 tot 31 mei 2016), heeft het Hof besloten om de gevolgen van de ongrondwettelijk verklaarde wet in stand te houden voor huwelijken gesloten in die periode. In die periode bestond in de regio Valencia een huwelijksvermogensregime inhoudende een volledige uitsluiting van gemeenschap van goederen.
15.3.1.5 Overige kwesties huwelijk
Huwelijk
De competentie op het gebied van de regulering van het huwelijk is een nationale competentie. De staat reguleert de formele voorschriften en voorwaarden waaronder een huwelijk voltrokken kan worden, en bepaalt welke autoriteiten het huwelijk kunnen voltrekken en ontbinden. Op 23 juli 2015 is de Spaanse wet van vrijwillige rechtsgang in werking getreden (Ley de Jurisdicción Voluntaria), op basis waarvan onder meer notarissen huwelijken kunnen voltrekken. Het wachten is nog steeds op het moment van inwerking treding van de norm op basis waarvan notarissen ook het voorbereidende dossier voor het voltrekken van het huwelijk kunnen opstellen.
Notarissen kunnen vanaf de genoemde datum ook huwelijken ontbinden. Dit laatste alleen als er overeenstemming tussen partijen bestaat en er geen minderjarige kinderen betrokken zijn.
Huwelijk gelijk geslacht
Vanaf 17 januari 2005 is in Spanje het huwelijk voor personen van gelijk geslacht toegestaan. De gevolgen van een huwelijk tussen personen van gelijk geslacht op het gebied van het huwelijksvermogensrecht, erfrecht, adoptie en fiscaal recht zijn dezelfde als voor personen van verschillend geslacht. Wegens de nationale competentie op dit gebied, is dit dus in heel Spanje van toepassing.
15.3.2 Geregistreerd partnerschap
Het Código Civil kent geen regeling vergelijkbaar met het Nederlandse geregistreerde partnerschap, of andere vorm van samenleving. Echter bestaan er wel verschillende nationale Spaanse normen waarin er rechten aan samenwonenden worden toegekend, zoals bijvoorbeeld de huurwetgeving.
15.3.2.1 Geregistreerd partnerschap en Comunidades Autónomas
Het zijn de Comunidades Autónomas met eigen civiele wetgeving op dit gebied die de normen voor geregistreerd partnerschap of samenwonenden vast kunnen leggen. De overige Comunidades Autónomas hebben die bevoegdheid niet, maar hebben alleen de bevoegdheid om zaken van weinig belang te regelen, zoals administratieve en lokale kwesties.
Daar waar – op civielrechtelijk gebied – in Spanje samenlevingsvormen worden gereguleerd, wordt geen onderscheid gemaakt tussen de verschillende ‘lichte’ of ‘zware’ vormen van samenleving. Door iedere Comunidad Autónoma wordt de samenlevingsvorm, die recht heeft op de in die Comunidad geldende wetgeving, als zodanig zelfstandig gereguleerd.
Wat wordt als partnerschap aanvaard?
Sommige Comunidades Autónomas stellen dat er inschrijving in het register voor samenwonenden noodzakelijk is, zoals Valencia, Baskenland, Galicië en Balearen. Andere Comunidades Autónomas, zoals Cataluña, stellen dat er een minimale periode van samenleving van twee jaar noodzakelijk is, er een gemeenschappelijk kind is, of dat er een notariële samenlevingsovereenkomst is opgesteld. Anderen, zoals Aragón, stellen dat er een minimale samenlevingsperiode van twee jaar noodzakelijk is, of dat er een notariële samenlevingsovereenkomst moet zijn opgesteld. Andere Comunidades Autónomas, zoals Navarra, volstaan met alleen een notarieel samenlevingscontract.
Slechts vier Comunidades Autónomas kennen de mogelijkheid dat er civiele rechten aan een samenleving van twee personen van gelijk geslacht worden toegekend, namelijk Navarra, Baskenland, Aragón en Cataluña.
Hoe reguleren de Comunidades Autónomas?
Er bestaat verschil tussen de manier waarop de verschillende Comunidades Autónomas het geregistreerde partnerschap in hun wetgeving hebben vastgelegd. Sommigen hebben een uitgebreide specifieke wetgeving op dit gebied, zoals Aragon en Navarra. Anderen limiteren zich door te stellen dat het partnerschap gelijkgesteld wordt aan het huwelijk (Galicië, ook al is deze wet nog onderhevig aan de beoordeling door het Spaanse Constitutionele Hof). Er bestaat in Spanje een grote behoefte aan een definitie over wat precies een partnerschap inhoudt, feit wat geïllustreerd wordt door een uitspraak van de hoogste rechtbank van Galicië (TSJ, 28-1-2015), waarin een partnerschap niet erkend werd, aangezien het partnerschap weliswaar volledig correct in Portugal aangegaan was, maar waarbij niet voldaan was aan de formele vereisten van de wetgeving van Galicië(!). Het zou dan ook een goede zaak zijn als de Spaanse nationale wetgever een nationale wetgeving op dit gebied zou opstellen, inclusief de IPR-normen op dit gebied!
Speciale melding verdient Cataluña. Cataluña had de eerste wetgeving op dit gebied in Europa. Nadat – na onderzoek – echter gebleken is, dat het geregistreerd partnerschap in Cataluña slechts als een voorstation voor het huwelijk gezien werd en er weinig partnerschappen door de partners zelf als definitief beschouwd werden, heeft Cataluña de wetgeving op partnerschappen vervolgens afgeschaft en heeft in plaats daarvan een summiere regelgeving hierover in haar Familiewetboek opgenomen. Als bijzonderheid vermelden we dat het in Cataluña toegestaan is om een partnerschap te registreren terwijl de partners nog gehuwd zijn.
In Spanje worden de termen voor samenwonenden: parejas de hecho, unión de hecho, parejas registradas, parejas estables’ door elkaar gebruikt, maar doelen steeds op hetzelfde: een partnerschap waar bepaalde rechten aan gegeven zijn door de Comunidad Autónoma, als er aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Hierbij wordt opgemerkt dat de Europese Verordening 2016/1104 alleen het geregistreerde partnerschap reguleert.
Alle Comunidades Autónomas hebben wél de bevoegdheid tot het vastleggen van fiscale normen voor geregistreerd partners of samenwonenden, bijvoorbeeld op het gebied van erfbelasting. Zie daarvoor onderdeel 15.5.2.15.
15.3.2.2 Civiele wetgeving
In alle onderstaande regio’s bestaat er een grote gelijkstelling van de rechten van geregistreerd partnerschap. De specifieke wetgevingen zijn dermate uitgebreid dat het niet zinvol is om deze hier volledig uit te werken en worden hierna dan ook alleen met de naam van de betreffende wet aangeduid. De gemeenschappelijke norm in deze regio’s is de gelijkstelling van het geregistreerde partnerschap aan het huwelijk. Eén van de uitzonderingen is dat het huwelijksvermogensrecht van deze regio’s niet automatisch op samenwonenden van toepassing is. Het vermogensregime van samenwonenden moet in een notariële samenlevingsakte vastgelegd worden. Samenwonenden kunnen geen regime van gemeenschap van goederen of vergelijkbare regimes overeenkomen.
• Cataluña (Catalaans Familiewetboek, boek 2)
• Aragón (Burgerlijk Wetboek Aragón; Wet 1/2011 van 22 maart, art. 303-315)
• Navarra (Wet 6/2000 van 3 juli)
• Galicië (Wet burgerlijk recht 2/2006 van 14 juni, disposición adicional tercera)
• Baskenland (Wet 2/2003 van 7 mei)
• Valencia kent geen wetgeving meer die het partnerschap regelt, aangezien de uitspraak van het Constitutionele Hof van 30 mei 2016 oordeelde dat de Comunidad Valenciana geen competenties op het gebied van burgerlijk recht heeft, waardoor de eerdere wet Geregistreerd Partnerschap is komen te vervallen.
In de onderstaande regio’s bestaat er een minimale gelijkstelling van de rechten van samenwonenden; alleen op lokaal en administratief gebied.
• Andalucía (Wet 5/2002 van 16 december)
• Asturias (Wet 4/2002 van 23 mei)
• Baleares (Wet 18/2001 van 19 december)
• Canarias (Wet 5/2003 van 6 maart)
• Cantabria (Wet 1/2005 van 16 mei)
• Extremadura (Wet 5/2003 van 20 maart)
• Madrid (Wet 11/2001 van 19 december)
Zoals we eerder gesteld hebben, bestaat er geen algeheel geldend Spaans erfrecht, maar bestaan er onafhankelijke rechtssystemen in de verschillende Comunidades Autónomas. Er bestaat wetgeving die de successie reguleert in het Spaanse Código Civil en er bestaat wetgeving in de verschillende regio’s die bevoegdheid hebben om hun eigen wetgeving vast te leggen, waaronder het erfrecht. In die regio’s zijn de eigen normen het geldende erfrecht en kan er niet teruggevallen worden op de nationale normen van het erfrecht. Zie ook onderdeel 15.1.2.
In de hiernavolgende onderdelen zullen we eerst de situatie volgens het Código Civil uiteenzetten en vervolgens de situatie in de verschillende Comunidades Autónomas met eigen erfrecht, waarbij we de nadruk zullen leggen op de Comunidades met veel buitenlanders: Cataluña en Balearen.
Het erfrecht voor die Comunidades Autónomas waar het Código Civil het geldige erfrecht vormt, is vastgelegd in art. 657 tot en met 1087 Código Civil.
15.3.3 Materieel Spaans erfrecht
Zoals we eerder gesteld hebben, bestaat er geen algeheel geldend Spaans erfrecht, maar bestaan er onafhankelijke rechtssystemen in de verschillende Comunidades Autónomas. Er bestaat wetgeving die de successie reguleert in het Spaanse Código Civil en er bestaat wetgeving in de verschillende regio’s die bevoegdheid hebben om hun eigen wetgeving vast te leggen, waaronder het erfrecht. In die regio’s zijn de eigen normen het geldende erfrecht en kan er niet teruggevallen worden op de nationale normen van het erfrecht. Zie ook onderdeel 15.1.2.
In de hiernavolgende onderdelen zullen we eerst de situatie volgens het Código Civil uiteenzetten en vervolgens de situatie in de verschillende Comunidades Autónomas met eigen erfrecht, waarbij we de nadruk zullen leggen op de Comunidades met veel buitenlanders: Cataluña en Balearen.
Het erfrecht voor die Comunidades Autónomas waar het Código Civil het geldige erfrecht vormt, is vastgelegd in art. 657 tot en met 1087 Código Civil.
15.3.3.1 Erfrecht volgens het Código Civil
15.3.3.1.1 Testament
De hoofdrolspeler van het erfrecht volgens het Código Civil is het testament. De enige mogelijkheid voor het opstellen van beschikkingen voor na het overlijden is middels een testament. Het Código Civil staat geen codicil toe en in principe ook geen contractuele erfstelling (pacto sucesorio), zoals bijvoorbeeld een verblijvingsbeding.
Het Código Civil staat niet toe dat er een gemeenschappelijk testament opgesteld kan worden. Ook kan er geen testament bij volmacht opgesteld worden.
Soorten testament
Spanje erkent drie soorten gebruikelijke testamenten: het open testament, het depottestament en het handgeschreven testament.
Het open testament is het meest gangbare testament. Dit testament wordt door een notaris opgesteld, waar de testateur direct aan de notaris zijn laatste wil kenbaar maakt.
Bij het depottestament wordt er door de testateur een gesloten envelop aan de notaris overhandigd, die pas na zijn overlijden geopend mag worden. Voor het opstellen van het open of gesloten testament moet de testateur minimaal de leeftijd van veertien jaar hebben en minimaal een intellectuele capaciteit gelijk aan iemand van veertien.
Het handgeschreven testament wordt zonder tussenkomst van de notaris opgesteld. Dit moet echter aan een aantal voorwaarden voldoen. Het moet volledig door de testateur handgeschreven zijn en de datum en tijdstip moeten worden vermeld. Voor het opstellen van dit testament moet de testateur minimaal de leeftijd van achttien jaar hebben. Vroeger was het de rechter die geldigheid aan het depottestament en het handgeschreven testament moest toekennen. Na de aanname van de wet op vrijwillige rechtsgang (Ley de Jurisdicción Voluntaria) mag dit ook door de notaris gedaan worden. In Spanje bestaat de mogelijkheid om middels een speciale notariële akte door de notaris aan het Centraal Testamenten Register door te laten geven dat er een handgeschreven testament is opgesteld.
Indien een testateur blind is, niet kan lezen, schrijven of tekenen, dan moet hij worden bijgestaan door twee getuigen. Deze getuigen mogen – onder meer – geen familie of erfgenamen van de testateur zijn. Ook kunnen er op verzoek van de notaris of de testateur getuigen worden opgenomen.
De Spaanse notaris heeft de verplichting het testament bij het Centrale Testamenten Register (Registro de Actos de Última Voluntad) te laten inschrijven. Alleen de basisgegevens worden daar geregistreerd; niet de inhoud van het testament. Dit register vormt onderdeel van het Ministerie van Justitie en niet van het notariaat. In theorie is het mogelijk om een in het buitenland opgesteld testament rechtstreeks bij het Spaanse CTR te registreren. In de praktijk blijkt dat een moeilijke opgave. Onder meer moet het volledige testament daarvoor door een beëdigd vertaler worden vertaald en voorzien zijn van apostille.
Vreemde taal
De Spaanse notaris mag een testament opstellen voor een buitenlander die de Spaanse taal niet beheerst. Als de Spaanse notaris met de testateur in zijn moedertaal of in een andere taal kan communiceren, dan is de Spaanse notaris bevoegd om het testament zelf uit te leggen en alleen Spaanstalig te passeren. De notaris zal er echter altijd de voorkeur aan geven dat er een vertaler aanwezig is en zal bij voorkeur ook een vertaling van het testament willen bijsluiten. De vertaling mag in dubbele kolom gedaan worden of met een aparte vertaling volgend op de Spaanse tekst.
Sinds 2007 hoeft de vertaler geen beëdigd vertaler meer te zijn. De vertaler mag vrijelijk door de testateur worden benoemd. Dat maakt de stap voor een buitenlander om een testament op te stellen in Spanje eenvoudiger, maar zorgt in de praktijk voor een zeer laag niveau van vertalingen, met alle gevaren van dien.
Twee testamenten
Als er in Spanje een testament wordt verleden, worden daardoor automatisch alle voorgaande testamenten herroepen, ongeacht waar deze opgesteld zijn, tenzij uitdrukkelijk wordt bepaald dat een voorgaand testament (gedeeltelijk) in stand moet worden gehouden. Er hoeft dus niet specifiek opgenomen te worden dat eerdere testamenten herroepen worden. De Spaanse notaris werkt daardoor nagenoeg nooit met het bestaan van twee of meer testamenten, behalve daar waar het om buitenlanders gaat, waar het gebruikelijker is dat een testament voor ieder land opgesteld wordt. Volgens Nederlands erfrecht wordt een voorgaand testament alleen herroepen als de testateur dat uitdrukkelijk vermeldt.
Vaak wordt er gesuggereerd dat het hebben van een testament in het ‘andere land’ de afwikkeling van een nalatenschap later makkelijker maakt. Dit is een grote vergissing. Het zal inderdaad zo zijn dat in dat geval in Spanje het tweede testament makkelijker boven water komt, maar in de regel doet dit tweede testament de vaak uitgebreid doordachte constructies opgenomen in het Nederlandse testament volledig teniet. Het overgrote merendeel van de Nederlanders dat een Spaans testament heeft opgesteld weet niet exact (of volstrekt niet) wat er in dat testament staat en hoe dat exact uitgelegd moet worden. Het is dan ook absoluut af te raden dat een Nederlander naast zijn Nederlandse testament een tweede Spaans testament opstelt dat alleen geldig is voor de Spaanse goederen. De volledige universele uiterste wil moet bij voorkeur in één testament vastgelegd worden. Dat hoeft de afwikkeling in Spanje niet moeilijker te maken, maar geeft wel de zekerheid dat de successie volgens de wens van de testateur afgewikkeld wordt en niet volgens de willekeur van het in Spanje opgestelde testament. Meer hierover in onderdeel 15.4.3.3.1.
Praktijk
Indien het Nederlandse erfrecht van toepassing is, dient een Nederlandse notaris betrokken te zijn bij de redactie van het testament om ervoor te zorgen dat het testament volledig correct volgens Nederlands erfrecht is opgesteld. Indien een Nederlander permanent in Spanje woont, kan de Spaanse notaris in nauw overleg met de Nederlandse notaris een testament volgens het Nederlandse recht opstellen.
Indien het Spaanse erfrecht van toepassing is, geldt het omgekeerde. Een Nederlandse notaris kan een testament volgens Spaans erfrecht opstellen. Fundamenteel daarbij is te weten welke ‘vecindad civil’ de testateur heeft om te kunnen beoordeling welk erfrecht op hem van toepassing is. Het moge duidelijk zijn dat beide situaties absoluut niet de voorkeur hebben.
In een steeds meer geautomatiseerde samenleving is het voor een notaris niet (meer) te verdedigen dat hij geen navraag heeft gedaan in het Centrale Testamenten Register van het land van de nationaliteit van de erflater (in het geval een Spaanse notaris de nalatenschap afwikkelt van een Nederlander die in Spanje woont), of in het Centrale Testamenten Register van het land waar een buitenlander resident is of is geweest (in het geval van een Nederlandse notaris die de nalatenschap van een in Spanje residente Nederlander moet afwikkelen).
Op dit moment bestaat er nog geen Centraal Europees Testamenten Register, maar de verwachting is dat dat op niet al te lange termijn het geval zal zijn. Op dit moment loopt Spanje achter bij dit Europese project, omdat het Centrale Testamenten Register onder de verantwoordelijkheid van het Ministerie van Justitie valt en daar andere prioriteiten liggen. Dit is bijvoorbeeld ook de oorzaak dat de Spaanse notaris nog niet online het Centrale Testamenten Register kan raadplegen, alhoewel de aanvraag en het toesturen al wel online geschieden.
Zowel de Nederlandse als de Spaanse notaris heeft de verplichting om zover mogelijk na te trekken of het in zijn land opgestelde laatste testament ook werkelijk het laatste testament is dat de successie regelt, aangezien hij verantwoordelijk is voor de correcte afwikkeling van de nalatenschap.
15.3.3.1.2 Legitieme portie
De legitieme portie voor die Comunidades Autónomas waar het erfrecht als vastgelegd in het Código Civil van toepassing is, is geregeld in art. 806 tot en met 840 van het Código Civil. De legitieme rechten zijn vaak dermate groot dat deze een belangrijke remwerking op de vrijheid van het opstellen van het testament vormen.
Legitimarissen
Volgens het Código Civil hebben de volgende personen legitieme rechten: afstammelingen, ascendenten en echtgenoten.
Ouders en verdere ascendenten hebben alleen legitieme rechten als er geen afstammelingen zijn. Grootouders zijn alleen legitimarissen als beide ouders van de overledene vooroverleden zijn. Kinderen en echtgenoot zijn altijd legitimaris.
Kinderen zijn altijd legitimaris van hun ouders en kleinkinderen zijn alleen legitimaris van hun grootouders als hun ouder – kind van de overledene – vooroverleden is.
Een echtgenoot is alleen legitimaris als hij niet van de erflater gescheiden was op het moment van overlijden en er ook geen feitelijke scheiding van tafel en bed was. Op het moment dat een echtgenoot feitelijk van de erflater gescheiden was, is deze dus automatisch geen legitimaris meer.
Een langstlevende (al dan niet geregistreerde) partner is geen legitimaris.
Wat is de legitieme portie?
De legitieme portie van de kinderen en verdere afstammelingen en ouders en verdere ascendenten is altijd een gedeelte van de goederen uit de nalatenschap in eigendom (pars bonorum). De legitieme portie van de echtgenoot is altijd een recht op vruchtgebruik over (een gedeelte van) de goederen uit de nalatenschap. De testateur mag in zijn testament beschikken dat de legitieme portie van sommige van zijn afstammelingen in contanten uitbetaald moet worden (pars valoris), waarbij bij het afwikkelen van de nalatenschap aan een aantal in het Código Civil genoemde voorwaarden voldaan moet worden met betrekking tot de informatieplicht en termijnen. In dat geval heeft die afstammeling een vordering op de overige erfgenamen. Deze vordering is onmiddellijk opeisbaar. De waardering van de goederen moet dan in gemeenschappelijk overleg gebeuren. Deze afstammeling is te allen tijde partij in de verdelingsakte van de nalatenschap.
Grootte legitieme portie afstammelingen
Volgens het erfrecht vastgelegd in het Código Civil bestaat de legitieme portie van de afstammelingen uit twee derde gedeelte van de nalatenschap:
1. De ‘strikt legitieme portie’ (tercio de legítima estricta). Deze legitieme portie wordt in gelijke delen over de kinderen van de overledene verdeeld. Indien één van de kinderen is vooroverleden, dan nemen diens afstammelingen staaksgewijs zijn plaats in.
2. De ‘extra legitieme portie’, of letterlijk: de bevoordeling (tercio de mejora). Deze extra legitieme portie moet verplicht over de afstammelingen van de erflater verdeeld worden. De erflater mag deze ‘mejora’ in zijn testament vrijelijk over zijn afstammelingen verdelen. De ‘mejora’ kan aan een kleinkind worden toebedeeld, zelfs als zijn ouder – kind van de overledene – nog in leven is.
Het resterende één derde gedeelte van de nalatenschap vormt het vrije gedeelte (tercio libre). De erflater mag in zijn testament volledig vrij over dit één derde gedeelte van de nalatenschap beschikken.
Een bijzonderheid van de legitieme portie is dat deze in principe volledig vrij van rechten van derden moet worden uitgekeerd. Het ‘tercio de legítima’ en het ‘tercio de mejora’ kunnen dus niet met vruchtgebruik worden bezwaard, echter met een uitzondering. In de wet is vastgelegd dat de legitieme portie van de langstlevende echtgenoot – in de vorm van vruchtgebruik – op het gedeelte van het ‘tercio de mejora’ drukt.
Cautio Socini
We hadden gesteld dat de legitieme portie van afstammelingen in principe niet met rechten van derden bezwaard mag worden. Een uitzondering is als er aan de afstammelingen in het testament een hoger aandeel toegekend wordt in de nalatenschap in ruil voor het aanvaarden van deze last. Deze mogelijkheid bestaat in de vorm van de Cautio Socini. De Cautio Socini is een veel gebruikte figuur in de gebieden waar het erfrecht volgens het Código Civil van toepassing is, met het doeleinde om de langstlevende echtgenoot te bevoordelen. In de Cautio Socini wordt aan de langstlevende echtgenoot het vruchtgebruik over de volledige nalatenschap toegekend, waarbij de volledige nalatenschap in bloot eigendom aan de afstammelingen wordt toebedeeld in plaats van de strikt legitieme portie. In het testament wordt vastgelegd dat indien één van de afstammelingen zich niet akkoord verklaart met deze bezwaring van zijn erfdeel, hij slechts zijn strikt legitieme portie ontvangt. Bijvoorbeeld, in het geval er drie kinderen zijn, zou een afstammeling die zich niet akkoord verklaart het één derde van één derde (oftewel één negende) gedeelte van de nalatenschap in volle eigendom ontvangen. Het overige gedeelte komt dan in bloot eigendom aan de overige twee afstammelingen toe. Door het aanvaarden van de Cautio Socini door de drie afstammelingen zal iedere afstammeling in dit voorbeeld na het overlijden van de langstlevende echtgenoot het één derde gedeelte van de nalatenschap in volle eigendom ontvangen.
Als er in een testament een legaat of last wordt toebedeeld die de legitieme portie schaadt, dan moet dat legaat of last worden verminderd om de legitieme portie te respecteren. Echter bestaat er in het Código Civil een vergelijkbare figuur als de Cautio Socini, voor als legitimarissen in een testament minder dan hun legitieme toebedeeld krijgen wegens het bestaan van een vruchtgebruik of lijfrentebepaling. In dat geval kunnen de legitimarissen zich óf akkoord verklaren met het ontvangen van hun erfdeel bezwaard met dit met legaat of last óf ervoor kiezen om aan de legataris het gedeelte waarover de testateur vrij kon beschikken in volle eigendom uit te keren.
Reserve langstlevende echtgenoot (Reserva vidual)
De echtgenoot van de overledene heeft een in de wet opgelegde verplichting in het geval hij hertrouwt. In dat geval moet hij voor de kinderen uit zijn eerste huwelijk de goederen reserveren die hij heeft verkregen via schenking of uit de nalatenschap van zijn overleden (eerste) echtgenote en de goederen die hij heeft verkregen uit schenkingen of de nalatenschappen van familieleden van zijn overleden echtgenote. Deze reserve moet door de echtgenoot verplicht in het eigendomsregister worden ingeschreven. Het is daarbij niet van belang of deze echtgenoot huwelijkse voorwaarden opstelt met volledige uitsluiting van vermogen.
Grootte legitieme portie (groot)ouders
Ouders zijn legitimarissen indien de erflater geen afstammelingen had. Grootouders of verdere ascendenten zijn alleen legitimaris als ook beide ouders van de erflater vooroverleden zijn. De burgerlijke staat van de erflater is daarbij niet van belang. Indien de erflater gehuwd was en geen afstammelingen heeft, zijn de ouders (of verdere ascendenten) legitimarissen.
De hoogte van de legitieme portie van de ouders of verdere ascendenten bedraagt:
1. In het geval de overledene een echtgenoot achterlaat: het één derde gedeelte van de nalatenschap.
2. In het geval de overledene geen echtgenoot achterlaat: de helft van de nalatenschap.
De voor de ascendenten bestemde legitieme portie wordt in twee gelijke delen verdeeld: als één van de ouders vooroverleden is, dan komt deze legitieme volledig aan de ander ouder toe.
Als de testateur geen vader of moeder achterlaat, maar wel andere ascendenten in gelijke graad, dan wordt de legitieme in twee gelijke delen over beide lijnen verdeeld. Als de erflater echter grootouders en overgrootouders nalaat, dan komt de legitieme volledig toe aan de grootouders, onafhankelijk van de lijn.
Er bestaan twee extra rechten die ascendenten hebben, die strikt genomen geen legitieme rechten zijn, maar wel van belang kunnen zijn bij de afwikkeling van een nalatenschap.
1. De reserve (Reserva, art. 811 Código Civil). Als de overledene bij leven goederen zou hebben ontvangen die voortkwamen uit de nalatenschap of schenking van een ascendent, broer of zus, en deze goederen door zijn ouders (of andere ascendent) zouden worden ontvangen, dan moeten deze ouders (of ascendenten) deze goederen op hun beurt weer reserveren voor bloedverwanten tot maximaal de derde graad binnen dezelfde lijn waar de goederen vandaan kwamen, als de ascendent de goederen heeft ontvangen wegens betaling van zijn legitieme of verkrijging volgens de wet (ab intestaat). De bedoeling hiervan is dat deze goederen binnen dezelfde familielijn blijven.
2. Het ‘terugontvangen’ (Derecho de reversión, art. 812 Código Civil). Dit is het recht dat een ascendent heeft om goederen terug te ontvangen uit de nalatenschap van een afstammeling die eerder door hem aan de afstammeling zijn geschonken, als deze afstammeling zonder het nalaten van afstammelingen is overleden. Hij heeft dan recht op dezelfde goederen of op goederen die voor deze in de plaats gekomen zijn.
De verkrijgingen middels ‘reserva’ of ‘Derecho de reversión’ zijn verkrijgingen op basis van erfrecht, alhoewel deze goederen vóór de verdeling uit de nalatenschap moeten worden genomen, vergelijkbaar met een legaat. De verkrijging is belast met erfbelasting.
Grootte legitieme portie echtgenoot
Het eerdergenoemde ‘tercio de mejora’ is belast met het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot, ongeacht of deze echtgenoot ouder van de kinderen is. Het vruchtgebruik over dit één derde gedeelte van de nalatenschap is tevens de legitieme portie van de echtgenoot, onafhankelijk of deze de ouder van de kinderen is.
De legitieme portie van de echtgenoot bestaat uit het vruchtgebruik van een gedeelte van de nalatenschap, te weten:
– Bij aanwezigheid van afstammelingen, bestaat de legitieme portie van de echtgenoot uit het vruchtgebruik van de mejora, oftewel van het één derde gedeelte van de nalatenschap (zie ook hiervoor).
– Bij afwezigheid van afstammelingen en aanwezigheid van ascendenten bestaat de legitieme portie van de echtgenoot uit het vruchtgebruik van de helft van de nalatenschap.
– Bij afwezigheid van afstammelingen en van ascendenten bestaat de legitieme portie van de echtgenoot uit het vruchtgebruik van twee derde gedeelte van de nalatenschap.
Er wordt voor wat betreft de toekenning van de legitieme portie voor de echtgenoot van de overledene geen onderscheid gemaakt tussen het gegeven of de echtgenoot de vader of moeder van de kinderen is
Omzetting legitieme portie echtgenoot
Wel wordt er verschil gemaakt tussen de echtgenoot die ouder van de kinderen van de overledene is en de echtgenoot die dat niet is, als het gaat om de omzetting (conmutación) van de legitieme portie van de echtgenoot in contanten of in andere goederen. Volgens het Código Civil kunnen kinderen van hun eigen ouder eisen dat deze zijn legitieme in contanten of andere goederen ontvangt. Als de echtgenoot geen ouder van de kinderen is, is het de echtgenoot die deze omzetting van de kinderen kan eisen.
Indien echtgenoten feitelijk al uit elkaar zijn, maar nog niet gescheiden (separación de hecho), dan hoeft er aan de echtgenoot geen legitieme nagelaten te worden. Dat kan dat feit het beste specifiek in het testament vermeld worden.
Onterving en verzwijging legitimarissen
Onterving
In tegenstelling tot de Nederlandse praktijk, is de onterving is in Spanje een zeer weinig gebruikte figuur. De oorzaak daarvan ligt in het feit dat de onterving volgens het Código Civil alleen in het geval er zeer rigoureuze en in de wet vast omschreven redenen bestaan, zoals mishandeling, zware belediging, of een aanslag tegen het leven van de testateur gepleegd te hebben. Het testament moet de exacte reden van de onterving weergeven. In het geval na het overlijden van de testateur het onterfde kind het niet met deze reden eens is, dan ligt de bewijslast bij de erfgenamen (!).
In principe is een onterfd kind geen partij meer in de verdeling van de nalatenschap. Aangezien een onterfd kind de mogelijkheid heeft om de reden voor onterving aan te vechten, kan deze als hij in het gelijk gesteld wordt echter weer partij in de nalatenschap worden. Een Spaanse notaris zal er dan ook meestal de voorkeur aan geven om het onterfde kind in de verdelingsakte mee te laten tekenen en zijn onterving te laten aanvaarden; iets wat de afwikkeling vaak niet makkelijker maakt.
Het onterven van een kind betekent niet dat diens kinderen ook automatisch onterfd worden. Deze behouden hun recht op legitieme. Dat is een tweede reden waardoor een onterfd kind toch vaak nog ‘partij’ in de afwikkelingsakte is; als ouder van zijn soms minderjarige kinderen.
Verzwijging legitimarissen
In het geval de testateur een legitimaris opzettelijk niet in zijn testament heeft vermeld en/of hem geen erfdeel of legaat heeft toegekend, dan moet de erfstelling op zo’n wijze aangepast worden dat deze de legitieme van deze legataris respecteert. Mocht dat niet met de erfstelling te corrigeren zijn, dan worden vervolgens ook legaten verminderd totdat de legitieme gerespecteerd wordt.
In het geval de testateur per ongeluk een legitimaris niet in zijn testament heeft vermeld en/of deze geen erfdeel of legaat heeft toegekend (bijvoorbeeld omdat hij niet van het bestaan van deze legitimaris afwist), dan moeten er twee gevallen onderscheiden worden:
1. Indien alle legitimarissen vergeten zijn, dan is het testament nietig.
Deze kwestie kan natuurlijk een enorm probleem opleveren in de gevallen waarin in een in Nederland opgesteld testament geen erfstelling is opgenomen, en later blijkt dat Spaans erfrecht van toepassing is. Het testament is dan nietig.
2. Indien één of meerdere legitimarissen vergeten zijn, dan wordt de in het testament gemaakte erfstelling geannuleerd. Legaten worden in dit geval alleen aangepast in het geval deze de legitieme schaden.
Echter, indien de erfstelling ten gunste van de langstlevende echtgenoot is, dan wordt deze alleen aangepast in de mate dat deze de legitieme schaadt.
Indien een kleinkind in een testament verzwegen wordt, omdat op het moment van het opstellen van het testament de ouder van dit kleinkind; kind van de testateur, nog in leven was, dan zijn de bovenstaande regels van verzwijging niet van toepassing en neemt dit kleinkind de plaats van zijn ouder in.
Praktijkvoorbeelden
In de praktijk zal nagenoeg niemand een erfstelling in zijn testament opnemen waarin gesteld wordt dat hij bijvoorbeeld één kind zijn strikt legitieme portie nalaat, het andere kind zijn strikt legitieme portie en de blote eigendom van het overige één derde gedeelte van de nalatenschap; aan de weduwe het vruchtgebruik van het ‘tercio de mejora’ en één derde gedeelte aan een andere erfgenaam. In de praktijk zal een erflater zijn wensen in het testament kenbaar maken en kan pas op het moment dat de nalatenschap verdeeld wordt beoordeeld worden of de feitelijke verdeling van de goederen de legitieme rechten van ieder respecteert.
Voorbeeld 1
De volgende erfstelling is niet in strijd met de legitieme portie:
Een testateur heeft een echtgenote, twee kinderen en meerdere kleinkinderen en bezit privé een appartement ter waarde van € 100.000,- en een bungalow van € 500.000,-.
‘Ik benoem mijn echtgenote, mijn twee kinderen en mijn kleinkind A tot erfgenamen voor gelijke delen.’
– Het erfdeel van de kinderen is groter dan hun strikt legitieme portie (van ieder één zesde gedeelte van de nalatenschap in volle eigendom)
– Het kleinkind ontvangt minder dan het gedeelte van de ‘mejora’.
– De afstammelingen ontvangen samen meer dan twee derde gedeelte van de nalatenschap (twee derde gedeelte van de nalatenschap bedraagt € 400.000,-; de erfdelen van de drie afstammelingen samen € 450.000,-).
– Het erfdeel van de weduwe is groter dan haar legitieme; te weten het vruchtgebruik van het één derde gedeelte van de nalatenschap.
Voorbeeld 2
De volgende erfstelling is niet in strijd met de legitieme portie:
Een testateur heeft alleen twee kinderen en bezit privé een appartement van € 100.000,- en een bungalow ter waarde van € 500.000,-.
De erfstelling ‘Ik benoem mijn dochter tot erfgenaam van mijn nalatenschap en legateer mijn appartement aan mijn zoon’ is niet strijdig met de legitieme porties, maar houdt een impliciete verbetering van de dochter in. De zoon krijgt alleen zijn strikt legitieme portie (de helft van één derde, bestaande uit het ‘tercio de legítima estricta’). Hetzelfde zou het geval zijn met de erfstelling: ‘Ik benoem mijn zoon tot erfgenaam en legateer de bungalow aan mijn dochter.’
Voorbeeld 3
De volgende erfstelling is niet in strijd met de legitieme portie:
Een testateur heeft twee kinderen en geen echtgenoot.
De erfstelling in zijn testament luidt:
‘Ik legateer aan één kind zijn strikt legitieme portie; uit te keren in contanten en benoem mijn andere kind tot enig erfgenaam.’
– de legitieme portie van het eerste kind wordt gerespecteerd. De testateur heeft de bevoegdheid om de uitbetaling in contanten vast te leggen.
Voorbeeld 4
De volgende erfstelling is wel in strijd met de legitieme portie:
Een erflater heeft één zoon en vier kleinkinderen; kinderen van deze zoon. Hij benoemt allen tot erfgenamen voor gelijke delen.
– De zoon moet als zijn strikt legitieme portie het één derde gedeelte van de nalatenschap ontvangen. Dat is hier niet het geval.
– De correctie die toegepast moet worden is dat de zoon het één derde gedeelte van de nalatenschap ontvangt en de kleinkinderen de rest voor gelijke delen.
Voorbeeld 5A
De volgende erfstelling is ook in strijd met de legitieme portie:
Stel dat een Nederlander een testament heeft opgesteld met een tweetrapsmaking waarop nu Spaans erfrecht van toepassing zou zijn: ‘Ik benoem mijn echtgenote tot enig erfgenaam en benoem mijn kinderen tot verwachters onder de voorwaarde dat … etc.’
– deze erfstelling schaadt de legitieme van de kinderen in de zin dat de legitieme rechten niet onmiddellijk afgegeven worden en bovendien (normaal gesproken, in het geval van ‘si aliquid supererit’) bezwaard zijn met de beschikkingsbevoegdheid van de echtgenoot.
– In dit geval zal de erfstelling van de echtgenoot verminderd moeten worden zodat de legitieme rechten van de kinderen gerespecteerd worden. De echtgenote ontvangt het één derde vrije gedeelte en het vruchtgebruik over het één derde gedeelte van de ‘mejora’. Het overige komt toe aan de kinderen voor gelijke delen.
Voorbeeld 5B
De volgende erfstelling is ook in strijd met de legitieme portie:
– In het geval de bovenstaande tweetrapsmaking onder de verplichting tot behoud van het geërfde vermogen zou zijn (‘de eo quod supererit’), dan schaadt deze erfstelling ook nog de legitieme rechten van de echtgenote. De echtgenote ontvangt haar erfdeel ook onder een last. De legitieme portie van de echtgenote moet ook vrij van lasten ontvangen worden.
– De correctie van dit testament zou ook gedaan moeten worden op de hierboven beschreven manier. Het vrije één derde gedeelte dat de echtgenote ontvangt is onderhevig aan de verplichting tot behoud. Haar legitieme gedeelte wordt gedekt door haar aandeel in het ‘tercio de mejora’.
15.3.3.1.3 Wettelijke erfopvolging
Wettelijke erfgenamen
Indien de erflater is overleden zonder testament te hebben opgesteld, is de wettelijke vererving in de Comunidades Autónomas waar het erfrecht is vastgelegd in het Código Civil van toepassing volgens de volgende rangorde:
Rangorde 1
De kinderen erven voor gelijke delen, met plaatsvervulling staaksgewijze en bij aanwas.
De langstlevende echtgenoot verkrijgt het vruchtgebruik van het één derde deel van de nalatenschap bij aanwezigheid van kinderen, onafhankelijk van het feit of de echtgenoot de ouder van deze kinderen is of niet.
Rangorde 2
Ouders erven voor gelijke delen. Als één van de ouders is vooroverleden dan is de andere ouder erfgenaam van de gehele nalatenschap. Als de testateur geen vader of moeder achterlaat, maar wel andere ascendenten, in gelijke graad, dan wordt de nalatenschap in twee gelijke delen over beide lijnen verdeeld. Als de erflater echter grootouders en overgrootouders nalaat, dan komt de nalatenschap volledig toe aan de grootouders, onafhankelijk van de lijn.
De langstlevende echtgenoot ontvangt in dit geval het vruchtgebruik van de helft van de nalatenschap.
Rangorde 3
De langstlevende echtgenoot verkrijgt de gehele nalatenschap in volle eigendom.
De gescheiden of van tafel en bed gescheiden echtgenoot is geen erfgenaam.
Rangorde 4
Broers en zusters erven voor gelijke delen met plaatsvervulling staaksgewijze en bij aanwas. Volle broers en zusters (en hun afstammelingen) erven een dubbele portie vergeleken met een halfbroer of halfzus (en hun afstammelingen).
Als de overledene alleen maar neven en nichten achterlaat (kinderen van broer of zus), dan erven deze allemaal voor gelijke delen, dus onafhankelijk van het aantal neven of nichten per lijn (!).
Rangorde 5
Overige bloedverwanten erven tot in de vierde graad. Indien er zowel derde- als vierdegraads erfgenamen partij in de nalatenschap zijn, dan erven deze allen voor gelijke delen (!), dus ook onafhankelijk van het aantal erfgenamen per lijn.
Rangorde 6
De staat.
Pas als er geen erfgenamen in een bepaalde graad aanwezig zijn, komen de erfgenamen van de volgende graad in aanmerking, met uitzondering van de langstlevende echtgenoot, die ook erft in de gevallen dat er afstammelingen of ascendenten zijn.
15.3.3.1.4 Erfgenamen en legatarissen
Het verschil tussen een erfgenaam en een legataris is dat een legataris niet aansprakelijk is voor schulden. Het verschil tussen en erfgenaam en een legataris volgens Nederlands erfrecht is volledig duidelijk: een erfgenaam is diegene die tot de volledige nalatenschap geroepen is of tot een portie daarvan en aan een legataris worden alleen specifieke goederen toebedeeld. In Spanje is dit onderscheid niet zo eenduidig; aan de ene kant geeft het Código Civil een vergelijkbare beschrijving die Nederland hanteert, maar aan de andere kant wordt er belang gehecht aan de concrete bewoordingen van ‘erfgenaam’ of ‘legataris’. Zo kan één kind bijvoorbeeld tot erfgenaam benoemd worden van alle goederen in Nederland en het andere kind erfgenaam van alle goederen in Spanje. Ook kan een kind bijvoorbeeld tot legataris benoemd worden van het één vierde gedeelte van de nalatenschap. Volgens de gangbare doctrine moeten beide criteria gecombineerd worden bij het vaststellen van diegenen die erfgenaam of legataris zijn. Daarbij moet uitgegaan worden van datgene wat de bedoeling van de testateur was. Deze kwestie is fundamenteel om te vast te kunnen stellen of een partij (mede) verantwoordelijk is voor de schulden in de nalatenschap of niet, en om te weten of deze partij direct recht heeft op de goederen uit de nalatenschap of dat deze – als legataris – moet wachten tot de goederen door de erfgenaam aan hem uitgekeerd worden. In de gevallen waarin de testateur in zijn testament heeft vastgelegd dat de legataris zelfstandig bezit van de goederen mag nemen en in het geval dat het een legaat betreft waarmee de legitieme rechten worden uitbetaald, mag de legataris zelfstandig bezit van het legaat nemen.
Verder moet een erfgenaam een erfenis aanvaarden en hoeft een legataris zijn legaat niet te aanvaarden; indien hij het legaat niet wenst moet hij dat expliciet verwerpen.
Deze kwestie is interessant in het geval er twee testamenten zijn, waarbij het Spaanse testament alleen op de Spaanse goederen ziet en – volgens Nederlands erfrecht – als legaat van het Nederlandse testament moet worden beschouwd. Meer daarover in onderdeel 15.4.3.3.1.
15.3.3.1.5 Aanvaarding, beneficiaire aanvaarding en verwerping
Onder het begrip afwikkeling vallen onder meer de aanvaarding, beneficiaire aanvaarding en verwerping van de nalatenschap.
Aanvaarding (aceptación)
Volgens Nederlands recht kan de aanvaarding geschieden door een schriftelijke verklaring, door feitelijk handelen of door stilzwijgend aanvaarden. Een notariële akte is niet vereist. Een aanvaarding kan niet teruggedraaid worden.
Volgens Spaans recht is dat identiek. Een notariële akte van aanvaarding is niet vereist. De aanvaarding van een nalatenschap is niet aan een termijn gebonden. Indien de nalatenschap schulden bevat, dan kan de schuldeiser vorderen dat er aan de erfgenamen een termijn gesteld wordt om de nalatenschap te aanvaarden.
Er kan niet onder voorwaarden aanvaard worden en er kan ook niet partieel aanvaard worden. De aanvaarding is universeel.
Een belanghebbende in de nalatenschap kan de nalatenschap verwerpen, maar een eventueel aan hem toegewezen legaat aanvaarden.
Beneficiaire aanvaarding (Aceptación a beneficio de inventario)
Volgens Nederlands recht geschiedt de beneficiaire aanvaarding door het afleggen van een verklaring bij de griffie van de rechtbank van het sterfhuis.
Volgens Spaans recht geschiedt de beneficiaire aanvaarding door het afleggen van een verklaring bij notariële akte of bij de rechtbank. In het geval de erfgenaam de goederen al in bezit heeft, dan moet de beneficiaire aanvaarding binnen de periode van 10 dagen gedaan worden nadat de erfgenaam weet dat hij inderdaad erfgenaam is en in dezelfde woonplaats als de overledene woont. Indien hij een andere woonplaats heeft, dan is deze periode 30 dagen. In het geval de erfgenaam de goederen niet in bezit heeft en niet als erfgenaam gehandeld heeft, dan gelden deze termijnen vanaf het moment dat hij als erfgenaam gehandeld heeft, of nadat hij door de rechter (op verzoek van een schuldeiser) gesommeerd is om de nalatenschap te aanvaarden of te verwerpen.
De beneficiaire aanvaarding vereist dat er een inventaris opgesteld wordt. Tot voor kort kon uit het Código Civil opgemaakt worden dat de inventaris van de nalatenschap bij de rechtbank gedeponeerd moest worden alvorens er beneficiair aanvaard kon worden. Met de invoering van de Wet op de vrijwillige rechtsgang (Ley de Jurisdicción Voluntaria), die per 23 juli 2015 van kracht is geworden, mag deze inventaris ook bij de notaris opgesteld worden.
Binnen de periode van 30 dagen na het overlijden van de overledene moeten de schuldeisers en legatarissen van de overledene opgeroepen worden om de schulden van de nalatenschap in kaart te brengen. Dit moet door de notaris of de rechter gedaan worden, die vervolgens de boedelbeschrijving opstelt. De boedelbeschrijving moet vervolgens in de volgende 60 dagen opgesteld worden, alhoewel deze periode door de rechter of notaris tot maximaal een jaar na overlijden verlengd kan worden.
Als er in de boedelbeschrijving opzettelijk goederen verzwegen worden, dan wordt de conditie van beneficiaire aanvaarding geannuleerd en is de erfgenaam aansprakelijk voor alle schulden uit de nalatenschap.
Een nalatenschap die onder het recht van beneficiaire aanvaarding is aanvaard, wordt geacht een nalatenschap in liquidatie te zijn waarvan de schulden vereffend moeten worden. De verantwoordelijke beheerder (administrador) kan een erfgenaam zijn of een door de rechter benoemde persoon (vergelijkbaar met een vereffenaar). Deze beheerder moet als eerste de schuldeisers betalen, daarna de legaten uitkeren en pas daarna komen de resterende goederen ter beschikking van de erfgenamen.
Als er in de nalatenschap minderjarige kinderen, onder bewind- of curatele gestelden of goede doelen betrokken zijn, dan aanvaarden deze altijd beneficiair. Deze aanvaarding is niet te annuleren als er later andere goederen of schulden blijken te zijn.
In Spanje bestaat er nog een andere figuur voor de aanvaarding, namelijk de aanvaarding onder voorbehoud van studie (aceptación con derecho a deliberar). Na deze aanvaarding is het nog steeds mogelijk de nalatenschap beneficiair te aanvaarden of te verwerpen. De termijnen voor het aanvaarden onder voorbehoud van studie zijn dezelfde als die van de beneficiaire aanvaarding.
Als de nalatenschap door één erfgenaam beneficiair aanvaard wordt, of onder voorbehoud van studie, dan betekent dat niet dat de beneficiaire aanvaarding ook voor de andere erfgenamen geldt.
Verwerping (renuncia)
Volgens Nederlands recht geschiedt de verwerping door het afleggen van een verklaring bij de griffie van de rechtbank van het sterfhuis.
Volgens Spaans recht geschiedt de verwerping altijd door het afleggen van een verklaring in een notariële akte, behalve als de nalatenschap bij de rechtbank afgewikkeld wordt. In Spanje wordt bij verwerping automatisch ook in naam van de afstammelingen verworpen, alleen in het geval er geen testament is opgesteld. In het geval er een testament aanwezig was, hangt dit af van de clausules in het testament en de wet.
De verwerping van een nalatenschap door een erfgenaam kan door een schuldeiser worden aangevochten als de verwerping met het doel om schuldeisers te benadelen gedaan is. Een erfgenaam kan bijvoorbeeld de nalatenschap verwerpen, maar een legaat ontvangen, dat bestaat uit de woning van de overledene welke het enige goed in de nalatenschap vormt, om zo niet voor de schulden aansprakelijk te zijn.
In het geval er geen testament was opgesteld, dan geldt dat een verwerping van de nalatenschap automatisch ook een verwerping in naam van de afstammelingen is. De gevallen dat er een testament opgesteld was worden in het volgende onderdeel behandeld.
De verwerping van een legaat moet ook in een notariële akte worden gedaan. Indien een legaat verworpen wordt, dan zullen de goederen die dit legaat betreffen opnieuw deel uitmaken van de nalatenschap, tenzij er in het testament anders is beschikt.
De verwerping van de nalatenschap is niet aan een termijn gebonden. Een toekomstige nalatenschap kan niet worden verworpen.
In het geval een onder bewind gestelde persoon partij in de nalatenschap is, behoeft de bewindvoerder rechterlijke toestemming om te verwerpen. In het geval een minderjarige partij in de nalatenschap is, en een ouder het kind vertegenwoordigt, is er in principe ook rechterlijke toestemming vereist. In beide gevallen rijst echter de vraag of een verwerping ooit in het belang van een minderjarig kind of een onderbewindgestelde kan zijn. Indien een onderbewindgestelde of minderjarige erfgenaam is, bestaat immers de mogelijkheid dat zij de nalatenschap beneficiair aanvaarden.
Vorm
Indien een erfgenaam een nalatenschap in Spanje wil verwerpen, dan kan de erfgenaam – na de invoering van de Europese Erfrecht Verordening – kiezen om te verwerpen middels een verklaring bij de Nederlandse griffie of in een (Nederlandse) notariële akte. Indien een in Spanje residente erfgenaam in Nederland wil verwerpen is dat ook het geval. Hetzelfde geldt voor een beneficiaire aanvaarding.
15.3.3.1.6 Plaatsvervulling, aanwas, ‘derecho de transmisión’, plaatsvervanging en tweetrapsmaking
Plaatsvervulling
Plaatsvervulling (derecho de representación) volgens Spaans recht bestaat alleen in de gevallen dat er geen testament was opgesteld. Plaatsvervulling vindt plaats als een kind van de overledene vooroverleden is en waarbij diens kinderen vervolgens zijn plaats innemen, of in het geval een broer van de overledene (indien deze ab intestaat erfgenaam is) is vooroverleden en diens kinderen vervolgens zijn plaats in nemen. In deze gevallen ontvangen de kinderen samen precies datgene wat hun ouder ontvangen zou hebben. (Zie ook onderdeel 15.3.3.1.3).
Aanwas
Aanwas (acrecimiento) vindt volgens Spaans erfrecht alleen plaats in de gevallen waarin een testament was opgesteld. Aanwas vindt alleen plaats als er meerdere erfgenamen partij in een nalatenschap zijn; deze in dezelfde proporties erven en één van hen de nalatenschap niet kan ontvangen (bijvoorbeeld wegens vooroverlijden, verwerpen of onbekwaamheid). Het gedeelte dat niet door deze erfgenaam ontvangen wordt, wast in gelijke delen bij de overige erfgenamen aan. Er vindt geen aanwas plaats als er in het testament substituut erfgenamen zijn benoemd of als de testateur expliciet in zijn testament vermeld heeft dat er geen aanwas moet plaatsvinden.
De testateur kan in zijn testament ook vastleggen dat er aanwas moet plaatsvinden in de gevallen dat de erfgenamen niet voor gelijke delen zijn benoemd. In dat geval moet hij dat expliciet vastleggen en ook in welke proporties. (Normaal gesproken zal dat in dezelfde proporties als de erfstelling zijn.)
Deze normen gelden ook voor legatarissen die rechten op dezelfde goederen hebben.
Derecho de transmisión
Het Spaanse ‘Derecho de transmisión’ kent geen letterlijke Nederlandse vertaling. Het ‘Derecho de transmisión’ vindt plaats zowel in de gevallen dat de erflater een testament had opgesteld als in de gevallen dat er geen testament was. Derecho de transmisión vindt plaats als een erfgenaam zelf na de overledene is overleden, maar de nalatenschap niet aanvaard noch verworpen heeft. In dat geval stelt het Código Civil dat het recht om te aanvaarden of verwerpen op zijn erfgenamen overgaat. De nalatenschap van de eerstoverledene kan in dit geval alleen maar aanvaard of verworpen worden als voorafgaand de nalatenschap van de tweede overledene is aanvaard. Het recht van de aanvaarding van de nalatenschap van de eerst overledene maakt namelijk deel uit van de nalatenschap van de tweede overledene.
Civielrechtelijk (en fiscaal gezien) vinden er in dit geval dus twee transmissies plaats. Eerst erft de tweede overledene van de eerst overledene en vervolgens erft de erfgenaam van de tweede overledene.
Plaatsvervanging
Plaatsvervanging (sustitución vulgar) vindt volgens Spaans erfrecht alleen plaats in de gevallen waarin een testament was opgesteld. De testateur legt in zijn testament vast wie erfgenaam wordt als één van de erfgenamen niet van hem kan of wil erven. De testateur mag vrij vastleggen in welke gevallen hij wil dat de plaatsvervanging optreedt. Als hij daar niets over vastlegt, dan vindt plaatsvervanging alleen plaats in de gevallen van vooroverlijden, verwerping of onbekwaamheid.
Civielrechtelijk (en fiscaal gezien) bestaat er in dit geval maar één successie. De substituut erfgenaam erft rechtstreeks van de overledene.
Deze normen zijn ook van toepassing op legaten.
Het Spaanse Código Civil kent ook twee andere vormen van plaatsvervanging; de ‘sustitución pupilar’ en de ‘sustitución ejemplar’. Dit is respectievelijk het recht dat de ouders hebben om testament op te stellen in naam van hun kinderen onder de 14 jaar of in naam van handelingsonbekwame kinderen.
Tweetrapsmaking
Het Spaanse Código Civil reguleert de figuur van de tweetrapsmaking (sustitución fideicomisaria ‘de eo quod supererit’) op een zeer summiere wijze. Kort gesteld houdt deze tweetrapsmaking in dat er een erfstelling ten gunste van een erfgenaam genaakt is met de verplichting om de goederen voor een opvolgende erfgenaam te bewaren.
Opdat deze tweetrapsmaking geldig is, moet de opvolgend erfgenaam in leven zijn op het moment dat de testateur overlijdt, of als het om een opvolgend erfgenaam gaat die op dat moment nog geboren moet worden, mag het alleen een erfgenaam in tweede graad betreffen.
Zoals eerder gesteld schaadt een tweetrapsmaking de legitieme rechten, en zal verminderd moeten worden als de testateur legitimarissen achterlaat en de verkrijging van hen met de tweetrapsmaking bezwaard wordt.
De tweetrapsmaking waarbij de bezwaarde de goederen niet hoeft te bewaren (fideicomiso de residuo of: sustitución fideicomisaria ‘si aliquid supererit’) wordt niet door het Código Civil gereguleerd, maar wordt in Spanje door de doctrine en jurisprudentie aanvaard. Het feit dat deze figuur niet in het Código Civil beschreven wordt heeft tot gevolg dat alle kwesties die hieraan gerelateerd zijn ter discussie staan.
Civielrechtelijk (en fiscaal gezien) betekent de tweetrapsmaking met interingsbevoegdheid een dubbele transmissie.
15.3.3.1.7 De executeur
Het Spaanse Código Civil reguleert de figuur van executeur (albacea) slechts op een zeer summiere wijze. De executeur kan universeel zijn (albacea universal) of voor beperkte handelingen (albacea particular), maar het Código Civil legt niet uit wat er met beperkte handelingen bedoeld wordt. De algemeen geldende doctrine stelt dat de universele executeur alle bevoegdheden heeft om de nalatenschap volledig af te wikkelen. Hiermee lijken de bevoegdheden van de Spaanse universele executeur sterk overeen te komen met die van de Nederlandse executeur-afwikkelingsbewindvoerder. De bevoegdheden voor de ‘albacea particular’ zijn diegene die door de testateur aan hem zijn toebedeeld voor het uitvoeren van specifieke handelingen. Aangezien het Código Civil geen concrete beschrijving van die handelingen geeft, zou uitgelegd kunnen worden dat de bevoegdheden van deze executeur – indien de testateur geen specifieke beschrijving van de handelingen heeft opgenomen – die zijn zoals vastgelegd in art. 902 van het Código Civil: het verzorgen van de begrafenis, het uitkeren van legaten in contanten (met toestemming van de erfgenamen), het controleren dat datgene wat door de testateur beschikt is ook daadwerkelijk uitgevoerd wordt, het verdedigen van de geldigheid van het testament in een eventuele rechtszaak en het beheren van de goederen uit de nalatenschap (met toestemming van de erfgenamen). De bevoegdheden van de executeur ‘albacea particular’ zijn dus duidelijk zeer gelimiteerd.
Onafhankelijk van de bevoegdheden van de executeur reguleert het Código Civil de bevoegdheden van de zogenaamde ‘contador-partidor’. Feitelijk wordt deze figuur in het Código Civil onafhankelijk van de figuur van de executeur behandeld, maar heeft hij alleen de bevoegdheid om de nalatenschap te verdelen. De vraag rijst welke de verhouding is tussen de ‘albacea’ en de ‘contador-partidor’. In mijn opinie heeft de albacea universal altijd de bevoegdheid om de nalatenschap te verdelen. De ‘albacea particular’ heeft deze bevoegdheid niet, behalve als deze door de testateur in zijn testament zijn opgenomen. Als een testateur in zijn testament alleen een ‘contador-partidor’ benoemd heeft, dan zou uitgelegd moeten worden dat deze figuur alleen maar de bevoegdheid heeft om de nalatenschap te verdelen; oftewel – in mijn opinie – een ‘albacea particular’ met enkel de bevoegdheid om de nalatenschap te verdelen.
De taak van de executeur is in principe een onbezoldigde. De testateur mag in zijn testament wel een vergoeding voor de executeur opnemen.
In de regio’s waar het Código Civil het toepasselijke erfrecht vormt, is de figuur van de executeur niet populair. De executeur mag geen belanghebbende in de nalatenschap zijn, maar moet een derde partij zijn. Daardoor zou een derde bij de afwikkeling van de nalatenschap betrokken worden; iets waar de meeste Spanjaarden niet de voorkeur aan geven. De figuur ‘albacea-contador-partidor’ wordt met name benoemd in de gevallen dat de testateur minderjarige kinderen heeft of handelingsonbekwamen tot erfgenaam benoemt.
‘Niet storen’-clausule
In het Código Civil is niets vastgelegd over de al dan niet verplichte aanwezigheid van de executeur bij de afwikkeling van de nalatenschap. Vroeger werd er in de testamenten een zogenaamde ‘niet storen’-clausule opgenomen. Als de erfgenamen gezamenlijk en unaniem geen prijs stelden op de aanwezigheid van de executeur, mocht deze niet handelen. Deze clausule is ondertussen door de jurisprudentie aanvaard als zijnde een vaste voorwaarde verbonden aan het executeurschap.
Verkoop goederen
Eén van de vragen die de figuur van de executeur oproept is of hij de bevoegdheid heeft tot het verkopen van (onroerende) goederen. Ook dit is niet in het Código Civil vastgelegd. Het lijkt erop dat de ‘albacea universal’ die bevoegdheden wel heeft, maar de ‘albacea particular’ niet. Algemeen aanvaard is de doctrine die ervan uitgaat dat een executeur geen goederen mag verkopen zonder toestemming van de legitimarissen. (Het verkopen van goederen zou de legitieme kunnen schaden.)
Een verdere vraag is of de executeur legaten mag afgeven. Ook dit is niet in het Código Civil vastgelegd. Ook hier lijkt het erop dat de ‘albacea universal’ die bevoegdheid heeft en de ‘albacea particular’ niet. Art. 81 van het hypothecair reglement wordt in de regel echter door de Spaanse registradores uitgelegd dat de executeur alleen de bevoegdheid tot verkoop heeft als die specifiek in het testament is opgenomen.
Met betrekking tot de aanvaarding van het executeurschap heeft de wet op de vrijwillige rechtsgang (Ley de Jurisdicción Voluntaria) de bevoegdheid van de notaris vergroot. De aanvaarding of niet-aanvaarding van de executeur kan nu ook in een notariële akte opgenomen worden.
15.3.3.2 Erfrecht in de overige regio’s
15.3.3.2.1 Testament en contractuele erfstelling
De hoofdrolspeler van het erfrecht volgens het Código Civil is het testament. In de wetgevingen van de regio’s met eigen erfrecht zijn dat het testament en de contractuele erfstellingen. Onder meer bestaan de volgende mogelijkheden in de verschillende regio’s.
Contractuele erfstellingen
– In Galicië bestaat de mogelijkheid om de legitieme tijdens het leven uit te betalen.
– Mallorca kent de mogelijkheid van schenking van alle huidige en toekomstige goederen.
– In Mallorca kunnen de toekomstige rechten in een nalatenschap of zelfs de legitieme door een legitimaris verworpen worden (definición).
– Hetzelfde is het geval in Ibiza en Formentera. Daar wordt dat ‘finiquito’ genoemd.
– Vizcaya en Navarra reguleren uitgebreid de verschillende mogelijkheden voor contractuele erfstelling.
– Navarra reguleert bovendien de contractuele erfstelling van het verwerpen van de toekomstige nalatenschap.
– Ook reguleert Navarra de schenking door overlijden (donación mortis causa) en de schenking van alle huidige en toekomstige goederen; door deze laatste schenking verkrijgt de ontvanger de status van erfgenaam.
– Cataluña reguleert de mogelijkheid om de erfgenaam in een contractuele erfstelling te benoemen (Heredamientos); en ook de schenking door overlijden (donación mortis causa).
– Cataluña reguleert de koop van onroerende goederen met een ‘langstlevende clausule’ (pacto de supervivencia). Alhoewel bediscussieerd kan worden of deze constructie al dan niet een contractuele erfstelling is, wordt deze met regelmaat in Cataluña toegepast en is deze in grote lijnen vergelijkbaar met het verblijvingsbeding.
Testamenten
Met betrekking tot het opstellen van testamenten bestaan er ook verschillen in een aantal regio’s ten opzichte van datgene wat in het Código Civil is vastgelegd. In al deze gevallen wordt zowel het opstellen als het herroepen van deze testamenten specifiek en uitgebreid geregeld.
Vizcaya, Navarra en Aragón aanvaarden het gemeenschappelijke testament. In Vizcaya en Aragón is dat alleen mogelijk tussen echtgenoten. In Navarra kan dat ook tussen twee personen zonder verwantschap en zelfs is het mogelijk om een gemeenschappelijk testament voor meer dan twee personen op te stellen.
– Vizcaya en Navarra aanvaarden bovendien dat een testament door een gevolmachtigde wordt opgesteld (testamento por comisario).
– Navarra is de enige regio in Spanje waar bij het tekenen van een testament nog (twee) getuigen noodzakelijk zijn.
– In Cataluña (met uitzondering van Tortosa), Mallorca en Menorca is het verplicht dat er in een testament een erfstelling opgenomen wordt.
– Verder bestaat in Cataluña en Navarra de mogelijkheid om een codicil of een testamentaire ‘memoire’ op te stellen, waarin complementaire beschikkingen (codicil) en beschikkingen voor kleine objecten en kwesties met betrekking tot orgaandonaties (memoire) opgesteld worden.
– Mallorca en Menorca kennen ook het codicil.
Overige kwesties
– Navarra is de enige regio in Spanje die een volmacht met geldigheid na het overlijden toestaat.
– Navarra en Cataluña reguleren uitgebreid de figuur van de tweetrapsmaking en de verschillende soorten tweetrapsmaking.
– Cataluña reguleert ook de ‘sustitución preventiva de residuo’. Dit is een erfstelling voor het geval een erfgenaam overlijdt, zonder zelf een erfgenaam benoemd te hebben.
– Zowel in Navarra, Cataluña, Mallorca en Menorca bestaat de zogenaamde ‘cuarta trebelianica’, die inhoudt dat de verwachter altijd het één vierde gedeelte van de goederen mag behouden alvorens deze naar de verwachter overgaan, als deze goederen bij leven naar de verwachter overgaan. Deze figuur kan in een testament door de testateur echter uitgesloten worden.
– In Cataluña, Mallorca en Menorca bestaat de ‘cuarta falcidia’, die inhoudt dat geen enkele erfgenaam akkoord hoeft te gaan met het feit dat een nalatenschap voor meer dan drie kwart bezwaard is met legaten; de erfgenaam heeft altijd het recht om één kwart van de nalatenschap vrij te ontvangen. Deze figuur kan in het testament door de testateur echter uitgesloten worden.
15.3.3.2.2 Verschillende klassen legitieme portie
Spanje kent een zeer grote hoeveelheid verschillende legitieme rechten in de verschillende regio’s. Hierbij een overzicht in opgaande lijn voor wat betreft de beperking van de vrijheid om over de nalatenschap te beschikken:
– In Navarra en de plaatsen waar het ‘Foro de Ayala’ (Baskenland) wordt toegepast kennen een volledige vrijheid van beschikking; er bestaat geen materiële legitieme in Navarra.
– Cataluña kent geen legitieme rechten aan de echtgenoot toe, maar alleen enkele zeer beperkte rechten; voorts is de legitieme van de afstammelingen een vordering; evenals die van de ouders (dus niet de grootouders), vergelijkbaar met het Nederlandse erfrecht. Deze vordering is echter al vanaf het moment van overlijden opeisbaar.
– In Galicië heeft de echtgenoot wel legitieme rechten, en is de legitieme van de afstammelingen ook een vordering. Deze vordering is al direct vanaf het moment van overlijden opeisbaar.
– In Ibiza en Formentera is de legitieme van de afstammelingen en de ouders een vordering, maar met garantie over alle goederen. Deze garantie kan in het eigendomsregister aangetekend worden. De vordering is vanaf het moment van overlijden direct opeisbaar.
– In Aragón bestaat de legitieme uit een gedeelte van de goederen uit de nalatenschap, maar met de mogelijkheid tot vrije verdeling onder de legitimarissen. De echtgenoot is legitimaris.
– In Mallorca en Menorca bestaat de legitieme uit een gedeelte van de goederen uit de nalatenschap, maar met een aandeel dat varieert naar gelang het aantal afstammelingen. De echtgenoot is legitimaris.
– In Vizcaya bestaat de legitieme uit een gedeelte van de goederen uit de nalatenschap, bestaande uit vier vijfde gedeelte van de nalatenschap voor afstammelingen of ascendenten. Verder bestaat er in Vizcaya hier bovenop de verplichting dat bepaalde goederen steeds binnen dezelfde lijn van de familie blijven (troncalidad). In Vizcaya is er dus nagenoeg geen vrijheid om in een testament of met contractuele erfstelling over de goederen te beschikken.
In de meerderheid van deze regio’s heeft de langstlevende echtgenoot een recht van vruchtgebruik over (een gedeelte van) de goederen uit de nalatenschap. In Aragón is het zelfs zo dat dit recht van vruchtgebruik voor een echtgenoot al bescherming kent vóór het overlijden van de andere echtgenoot. Dat betekent dat als een echtgenoot een privégoed verkoopt, de andere echtgenoot de overdrachtsakte mede moet ondertekenen om daarin afstand te doen van zijn toekomstige vruchtgebruik.
De rangorde voor de erfopvolging in de gevallen dat er geen testament opgesteld is, is in de verschillende regio’s sterk vergelijkbaar met de rangorde volgens het Código Civil (zie onderdeel 15.3.3.1.3), waarbij enkele regio’s de partner gelijkstellen aan een echtgenoot (Cataluña, Galicië, Navarra en Balearen). Een verschil met deze rangorde vinden we in Cataluña, waar de echtgenoot in rangorde vóór de ascendenten komt, en de ouders van de overledene enkel hun legitieme portie ontvangen. Als een overledene in Cataluña echtgenoot en ascendenten achterlaat, dan ontvangt de echtgenoot het vruchtgebruik van de volledige nalatenschap. Een ander uitzonderlijk geval bestaat in Navarra, waar in de wettelijke erfopvolging afstammelingen en broers en zusters vóór ascendenten komen en al deze vóór de echtgenoot of partner. Bovendien bestaat daar de erfopvolging tot aan de zesde graad. In Navarra bestaan andere normen voor de wettelijke erfopvolging voor sommige goederen uit de nalatenschap die als ‘familiegoederen’ beschouwd kunnen worden.
In het merendeel van deze regio’s is de erfgenaam in de laatste rangorde niet de staat, maar de Comunidad Autónoma.
15.3.3.2.3 Legitieme in Cataluña
Wegens het gegeven dat er zich grote aantallen Nederlanders in de Comunidades Cataluña en Balearen bevinden worden de legitieme porties in deze twee Comunidades in dit en het volgende onderdeel specifiek behandeld.
In Cataluña is de echtgenoot geen legitimaris. Het enige recht dat aan de echtgenoot in de nalatenschap wordt toegekend is het recht om een kwart van de nalatenschap te ontvangen in het geval hij dit voor zijn levensonderhoud onder waardige condities nodig heeft; condities die in het Catalaanse wetboek vastgelegd zijn.
De enige legitimarissen in Cataluña zijn de afstammelingen – waarbij bij vooroverlijden de afstammelingen van deze hun plaats innemen – en de ouders van de overledene, indien de overledene geen kinderen had. De legitieme portie van alle legitimarissen samen bedraagt het één vierde gedeelte van de nalatenschap, bestaande uit een vordering op de erfgenamen, onafhankelijk van het feit of de erfgenaam de echtgenoot van de overledene is of niet. De erfgenamen hebben de keuze om de vordering in goederen uit de nalatenschap of in contanten uit te betalen. Het Catalaanse erfrecht besteedt veel aandacht aan de waardering van de goederen in de nalatenschap om de legitieme vast te kunnen stellen. De legitieme portie is direct na het overlijden opeisbaar. Het recht om de legitieme op te eisen vervalt na 10 jaar.
Het is gebruikelijk dat in Catalaanse testamenten de echtgenoot als enig erfgenaam benoemd wordt. In dat geval is de echtgenoot de enige persoon die in de verdelingsakte verschijnt en die vervolgens alle goederen uit de nalatenschap ontvangt, zonder dat de tussenkomst van de legitimarissen noodzakelijk is.
Als de legitimarissen hun vordering opeisen zal eerst de waardering van de goederen uit de nalatenschap vastgesteld moeten worden, die verschillend kan zijn van de waardering die eerder door de erfgenamen in de notariële akte is gemaakt.
15.3.3.2.4 Legitieme in de Balearen
In de Balearen moet onderscheid gemaakt worden tussen enerzijds Ibiza en Formentera en anderzijds Mallorca en Menorca. (Menorca heeft weliswaar de mogelijkheid om een eigen erfrecht op te stellen, maar verwijst daarin – met twee uitzonderingen – volledig naar de wetgeving van Mallorca.)
Mallorca en Menorca
De legitieme bestaat uit een gedeelte van de goederen van de nalatenschap.
Legitimaris zijn:
1. de afstammelingen. Zij ontvangen gezamenlijk het één derde gedeelte van de nalatenschap als er vier of minder kinderen zijn (of verdere afstammelingen die hun plaats innemen). Als er meer dan vier kinderen zijn, dan bedraagt hun legitieme de helft van de nalatenschap;
2. De ouders (dus niet de grootouders), voor het één vierde gedeelte van de nalatenschap;
3. De echtgenoot, voor het vruchtgebruik van de helft van de nalatenschap als er afstammelingen zijn; het vruchtgebruik van twee derde gedeelte als er geen kinderen, maar wel ouders van de overledenen zijn, en het vruchtgebruik over de volledige nalatenschap als er geen afstammelingen of ouders van de overledene zijn.
Ibiza en Formentera
De legitieme bestaat uit een vordering met garantie over de goederen uit de nalatenschap.
Legitimaris zijn:
1. de afstammelingen. Zij ontvangen gezamenlijk het één derde gedeelte van de nalatenschap als er vier of minder kinderen zijn (of verdere afstammelingen die hun plaats innemen). Als er meer dan vier kinderen zijn, dan bedraagt hun legitieme de helft van de nalatenschap;
2. De ouders (dus niet de grootouders), voor het één derde gedeelte van de nalatenschap als de overledene kinderen had en voor de helft van de nalatenschap als de overledene geen kinderen nalaat.
15.3.3.2.5 Executeur en vergelijkbare figuren
De figuur van de executeur wordt alleen geregeld in de wetgevingen van Cataluña en Navarra. In tegenstelling tot in het Código Civil, wordt deze figuur hier uitgebreid gereguleerd.
Cataluña
Cataluña maakt – net als het Código Civil – onderscheid tussen de ‘albacea universal’ en de ‘albacea particular’. De ‘albacea universal’ heeft de bevoegdheid de nalatenschap volledig af te wikkelen. Er zijn twee verschillende types te onderscheiden: ten eerste de ‘albacea universal’ die de goederen aan de erfgenamen uitkeert en ten tweede de ‘albacea particular’ die de goederen eerst omzet in contanten en alleen contanten aan de erfgenamen uitkeert. De ‘albacea particular’ krijgt de bevoegdheden die de testateur hem in zijn testament heeft toegekend, en bij gebreke daaraan zijn zijn bevoegdheden het uitvoeren van de begrafenis, het beslissen over orgaandonaties en het erop toezien dat de uiterste wil van de overledene daadwerkelijk wordt uitgevoerd.
De executeur krijgt in het Catalaanse recht een vergoeding toegekend. De vergoeding is datgene wat de testateur heeft vastgelegd, en bij gebreke daaraan, is de vergoeding van de ‘albacea universal’ een bedrag ter grootte van 5% van de netto waarde van de nalatenschap, en de vergoeding van de ‘albacea particular’ 2% van de netto waarde van de nalatenschap, maar alleen in het geval hij de bevoegdheid tot het verdelen van de nalatenschap toegewezen heeft gekregen.
Indien er in het testament een ‘albacea universal’ is benoemd, is het – in tegenstelling tot wat eerder vermeld is – niet noodzakelijk dat er een erfstelling in het testament opgenomen wordt. Cataluña reguleert ook de figuur van de ‘contador-partidor’, met specifiek de bepaling dat deze ook partij in de nalatenschap mag zijn.
Navarra
Navarra maakt – net als het Código Civil – onderscheid tussen de ‘albacea universal’ en de ‘albacea particular’ die hier ‘albacea singular’ genoemd wordt. De ‘albacea universal’ heeft de bevoegdheden die de testateur in zijn testament aan hem toebedeeld heeft en alle wettelijke bevoegdheden volgens de wetgeving van Navarra. De ‘albacea singular’ krijgt alleen de bevoegdheden die de testateur hem in zijn testament heeft toegekend.
De executeur krijgt in het erfrecht van Navarra een vergoeding toegekend. De vergoeding is datgene wat de testateur heeft vastgelegd, en bij gebreke daaraan, is de vergoeding datgene wat gebruikelijk is of datgene wat als rechtvaardig beschouwd wordt. Deze zelfde vergoeding geldt voor de ‘contador-partidor’.
Vergelijkbare figuren
De regionale erfrechten kennen verschillende figuren die als vertrouwenspersoon van de testateur bevoegdheden toegekend krijgen die boven de gebruikelijke bevoegdheden van een executeur uitstijgen.
Zoals eerder gezegd, kennen Vizcaya en Navarra de figuur waarin een testament door een gevolmachtigde kan worden opgesteld (testamento por comisario).
Daarnaast kennen Cataluña en Navarra de figuur ‘vertrouwens-erfgenaam’ (heredero de confianza). Deze vertrouwens-erfgenaam is een figuur waaraan de testateur geheime instructies heeft gegeven met betrekking tot de successie. Deze instructies moeten vaak ook geheim blijven na het overlijden van de testateur, en moeten dan dus zonder daar ruchtbaarheid aan te geven uitgevoerd worden. De vertrouwens-erfgenaam wordt meestal als enig erfgenaam benoemd onder de (morele) verplichting om de nalatenschap aan een derde toe te laten komen. Hierbij kan gedacht worden aan een goed doel, een niet erkend kind, of aan een derde waar de testateur in het geheim een relatie mee had. De vertrouwens-erfgenaam mag ook een vertrouwens-legataris zijn. Fiscaal gezien is het mogelijk dat de uiteindelijke ontvanger de belastingplichtige is, en niet de vertrouwens-erfgenaam. Deze functie is een bezoldigde.
Cataluña, Vizcaya, Navarra, Mallorca, Menorca en Aragón kennen de mogelijkheid om een derde persoon te benoemen die na het overlijden van de testateur de goederen vrijelijk mag verdelen of vrijelijk over een beperkt aantal erfgenamen mag verdelen. Deze figuur heet ‘la fiducia sucesoria’ en de persoon de ‘fiduciario’.
Deze figuur is een zeer interessante, aangezien deze een zeer grote vergelijking vertoont met de Engelse ‘trust’. Aangezien de instructies aan de ‘fiduciario’ geheim zijn, is er ook geen termijn aan het uitvoeren van de beschikkingen verbonden. De ‘fiduciario’ beheert het vermogen voor de ‘opvolgende erfgenaam’ zonder dat deze enige beschikkingsbevoegdheid over de goederen uit de nalatenschap heeft. Er kan zo bijvoorbeeld bereikt worden dat de ‘fiduciario’ de goederen beheert totdat een afstammeling een bepaalde leeftijd heeft bereikt en in de ogen van de ‘fiduciario’ volwassen genoeg is om zelf het vermogen te beheren. De ‘fiducia sucesoria’ is een veel gebruikte figuur in deze regio’s.