9.4.2.159 Geen vruchtgebruik toe te delen bij OBV
Instantie en vindplaats
Rb. Zutphen 15 augustus 2007, LJN BB5746
Trefwoord
OBV, vruchtgebruik, toedeling, conversie
Inhoud
Art. 4:1169 (oud) bepaalt dat een ouderlijke boedelverdeling nietig is, indien zij niet is gemaakt tussen alle afstammelingen van de erflaatster die tot de nalatenschap zijn gerechtigd. Een vruchtgebruik kan slechts ontstaan door vestiging of verjaring (art. 3:202 BW). Een toedeling krachtens de OBV kan niet worden gelijkgesteld met vestiging van een beperkt recht.
De rechtbank bepaalt dat met een OBV geen toedeling van vruchtgebruik kan geschieden, dat de zoon derhalve bij de verdeling is overgeslagen en dat de verdeling daardoor geheel en al nietig is. Bij wege van conversie stelt de rechtbank vast dat de legaten nog van kracht zijn.
Feiten
Nalatenschap uit 1999. Erflaatster is een weduwe. Zij laat als erfgenamen achter zoon en dochter. In haar uiterste wil deelt zij, gebruikmakend van art. 4:1167 BW, aan de dochter de blote eigendom van een landgoed toe en aan de zoon het vruchtgebruik daarvan.
Uitspraak
5.22. De rechtbank overweegt dat art. 4:1169 (oud) van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat een ouderlijke boedelverdeling nietig is, indien zij niet is gemaakt tussen alle afstammelingen van de erflaatster die tot de nalatenschap zijn gerechtigd. Op grond van het bepaalde in 7.1. van het hoofdtestament zijn tot de nalatenschap gerechtigd de beide kinderen van de erflaatster en haar beide kleindochters.