9.3.2.235 Akte in strijd met werkelijkheid, proces behoorlijk, samenstelling Kamer
Hof Amsterdam 23 juli 1998, nr. 83/98, PW 21081, WPNR 6349 (1999).
In een akte van verjaring ten gunste van het polderdistrict heeft de notaris de verklaring van de kandidaat-notaris – als gemachtigde van het polderbestuur en van de te boek gestelde eigenaren – opgenomen dat het polderbestuur door verjaring de eigendom heeft verkregen van de percelen C28 e.v., alsmede dat de eigenaren van deze percelen het recht van het polderdistrict op verjaring niet betwisten en erin toestemmen de percelen op naam van het polderdistrict te stellen. Deze notarieel vastgelegde verklaring is niet juist. De eigenaren van de percelen C28 e.v. konden niet worden opgespoord. Bij gevolg is van die eigenaren geen mondelinge volmacht verkregen. Kortom, de akte is, naar het oordeel van het hof, in strijd met de werkelijkheid. Daarvoor zijn de notaris en de kandidaat-notaris in verhouding tot ieders aandeel in het tot stand komen van de akte tuchtrechtelijk verwijtbaar aansprakelijk aangezien zij – de notaris als eindverantwoordelijke – daarbij hebben gehandeld in afwijking van hetgeen in hun bediening betaamt.
Het onder meer Europeesrechtelijk verankerd beginsel van rechterlijke onpartijdigheid is van fundamentele betekenis voor behoorlijke (tucht)rechtspleging. Gelet hierop heeft het hof de plicht ambtshalve toe te zien op de naleving van het onpartijdigheidsbeginsel en onder omstandigheden aan de niet-naleving ervan enig gevolg te verbinden zoals vernietiging en terugverwijzing. Voor het antwoord op de vraag of in deze sprake is van strijd met het onpartijdigheidsbeginsel hanteert het hof de in de deze leidende rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens inzake art.