Bij het opzetten van het handboek is ernaar gezocht op welke wijze de behandelende (kandidaat-)notaris het snelst en eenvoudigst achter de benodigde informatie komt. Mede gelet op de termijnen in het huidige erfrecht staat de vraag centraal welke stappen bij een ordentelijke afwikkeling successievelijk gezet behoren te worden. Zoals hiervoor reeds aangegeven, is het van belang tot een zekere standaardisering voor boedelafwikkeling te komen. De chronologie der handelingen moet daarbij, mede gelet op de termijnen, in de gaten gehouden worden.
Er is voor gekozen een viertal veel voorkomende soorten van boedelafwikkeling te beschrijven in de hoofdstukken 2 tot en met 5. Daarbij is uitgegaan van een standaard-boedelafwikkeling zonder ‘poespas’ (wettelijke verdeling, wettelijke vereffening etc.) met twee of meer erfgenamen als basis (hoofdstuk 2), waarna in de hoofdstukken 3, 4 en 5 de varianten daarop worden beschreven. Binnen elke soort boedelafwikkeling komen echter ook variaties voor die in de procesbeschrijving zijn meegenomen. Zo wordt ingegaan op de gevallen waarin een erfgenaam een wettelijke vertegenwoordiger heeft.
Daarbij speelt de juridische context waarin de afwikkeling gestalte krijgt natuurlijk een rol, maar daarop is het handboek niet in eerste instantie geschreven. Uit de aard van een handboek vloeit voort dat in het betreffende hoofdstuk alle aspecten van de afwikkeling van een bepaalde nalatenschap geheel beschreven zijn. De hoofdstukken 3 en 4 zijn dan ook grotendeels gebaseerd op de standaard-afwikkeling zoals die in hoofdstuk 2 is beschreven. Daar waar de tekst nagenoeg hetzelfde is als in hoofdstuk 2 is – anders dan in de eerste drukken van dit werk – volstaan met een verwijzing naar hoofdstuk 2.
Vervolgens is in hoofdstuk 6 een aantal wat wij noemen incidenten beschreven vanuit het perspectief van de notaris. Stel de andere wettelijke rechten spelen of er wordt een beroep op de legitieme portie gedaan: wat moet de notaris doen? Getracht is te beschrijven welke vragen zich kunnen voordoen bij dergelijke incidenten en hoe de notaris zou behoren te handelen. Hoofdstuk 7 bevat de fiscale aspecten van boedelafwikkeling vanuit de verschillende relevante belastingwetten. Verschillende veelvoorkomende situaties in de boedelafwikkelingspraktijk worden aldus geïntegreerd beschreven. Hoofdstuk 9 bevat een verzameling van korte uittreksels van voor de notariële boedelafwikkelingspraktijk relevante tuchtrechtspraak en andere uitspraken op het terrein van het erfrecht, alsmede een omvangrijke verzameling van summiere uittreksels van tuchtrechtuitspraken op ook andere terreinen dan de boedelafwikkeling.
Hoofdstukken 10 tot en met 15 bevatten een beschrijving van de internationale aspecten van boedelafwikkeling, in Nederland, België, Duitsland, Engeland, Frankrijk en Spanje.
Het handboek is geen boek dat van A tot Z gelezen moet worden, maar beoogt in eerste instantie een ‘tool’ voor de afwikkeling van nalatenschappen te zijn. Sommige informatie wordt op meerdere plaatsen geboden.
De via www.rechtspraak.nl gepubliceerde processchema’s voor de kantonrechter zijn daar waar relevant opgenomen in de tekst. De processchema’s bevatten aanwijzingen voor de kantonrechter hoe men dient om te gaan met de diverse nieuwe erfrechtelijke procedures. De talrijke modellen van verzoekschriften zijn allemaal afgestemd op deze richtlijnen.