De wijze waarop een internationale nalatenschap vererft en dient te worden afgewikkeld is niet alleen afhankelijk van het Nederlandse internationaal privaatrecht. Telkens zal ook moeten worden bezien welk recht dient te worden toegepast volgens het internationaal privaatrecht van het land waar zich nalatenschapsvermogen bevindt.
België heeft een Wetboek van internationaal privaatrecht. Dit wetboek is op 1 oktober 2004 in werking getreden en bevat in hoofdstuk VII regels voor de internationale erfopvolging. Deze regels zijn van toepassing op nalatenschappen die na 1 oktober 2004 en vóór 17 augustus 2015 zijn opengevallen. De hieronder volgende beschrijving van het Belgisch internationaal privaatrecht is gebaseerd op het nieuwe wetboek. Voor de oude regeling, van toepassing op nalatenschappen die voor 1 oktober 2004 zijn opengevallen, dient u onderdeel 10.6 te raadplegen.
In dit onderdeel staat België (de regeling na 1 oktober 2004) centraal. De Belgische alsmede de hiervoor besproken Nederlandse regels van internationaal erfrecht zoals deze gelden voor nalatenschappen die vóór 17 augustus 2015 zijn opengevallen worden uiteengezet aan de hand van enkele veel voorkomende praktijksituaties: de Nederlander met onroerend (vakantiehuis) en roerend (bankrekening) vermogen in België en de Belg met dergelijk vermogen in Nederland. Zowel de situatie zonder als met testament komt aan bod, waarbij voor de laatste situatie onderscheid wordt gemaakt tussen het geval waarin een (geldige) rechtskeuze is uitgebracht en het geval waarin deze ontbreekt.
Zie voor de regeling ten aanzien van nalatenschappen die op of na 17 augustus 2015 zijn opengevallen onderdeel 10.12.
10.5.1 Nederlander met vermogen in België en gewone verblijfplaats in Nederland
10.5.1.1 Belgisch internationaal privaatrecht
Het Belgische internationaal erfrecht hanteert het splitsingsstelsel. Dit betekent dat België aparte erfrechtelijke verwijzingsregels kent voor roerende en onroerende zaken. Gevolg is dat meerdere deelnalatenschappen kunnen ontstaan, die ieder volgens ander recht vererven en afgewikkeld dienen te worden.
Het als toepasselijk aangewezen recht beheerst zowel de vererving als de afwikkeling van de betreffende deelnalatenschap. Op dat punt behoeft derhalve geen onderscheid te worden gemaakt.
10.5.1.1.1 Toepasselijk recht op de vakantiewoning in België
Geen testament
Naar Belgisch internationaal erfrecht vererven onroerende zaken volgens de lex rei sitae, de wet van de plaats van ligging. Dit houdt in dat op de in België gelegen vakantiewoning Belgisch erfrecht moet worden toegepast. Bovendien betekent dit dat op de eventueel in Nederland aanwezige onroerende za(a)k(en) Nederlands erfrecht van toepassing is.
Art. 78, § 2, volzin 1, van het Belgische Wetboek van internationaal privaatrecht, waarop voorgaande regel is gestoeld, luidt: ‘De vererving van onroerende goederen wordt beheerst door het recht van de Staat op wiens grondgebied het onroerend goed is gelegen.’
Testament zonder rechtskeuze
De geldigheid van de vorm van het testament dient beoordeeld te worden aan de hand van het Haags Testamentsvormenverdrag. België is namelijk een van de verdragsluitende staten.
In het onderhavige geval zal het testament in ieder geval formeel geldig zijn als is voldaan aan de regels van Nederlands recht, aangezien de testateur op het moment van overlijden de Nederlandse nationaliteit bezat, zijn woonplaats in Nederland had en ook zijn gewone verblijfplaats in Nederland gelegen was. Met betrekking tot de vakantiewoning in België mag het testament ook in Belgische vorm zijn opgemaakt, aangezien met betrekking tot onroerende zaken ook het voldoen aan de wet van de plaats van ligging formele geldigheid aan dat deel van het testament verschaft. Daarnaast is de vorm van het testament geldig als het voldoet aan het recht van de nationaliteit, de woonplaats of de gewone verblijfplaats van de erflater op het moment van beschikken of aan het recht van de plaats waar de erflater het testament heeft opgemaakt.
Zie voor uitgebreidere bespreking van de ruimhartige geldigheidsregels van dit verdrag onderdeel 10.3.6.2. Men dient bedacht te zijn op eventueel door verdragsstaten gemaakte voorbehouden.
De materiële geldigheid van het testament – dat wil zeggen de inhoud van het testament – dient te worden beoordeeld naar de erfwet: het recht dat (ook zonder testament) op de vererving van onroerende zaken van toepassing is. Dit recht beheerst de inhoud van het testament, voor zover die ziet op de betreffende onroerende zaak.
In casu is derhalve Belgisch recht van toepassing op de bepalingen uit het testament die zien op de vakantiewoning in België en Nederlands recht op de bepalingen die zien op de eventueel in Nederland aanwezige onroerende za(a)k(en).
Testament met rechtskeuze
Aan de regels voor het bepalen van de formele geldigheid van het testament verandert niets door het daarin opnemen van een rechtskeuze. Deze dient derhalve te worden beoordeeld aan de hand van de hiervoor beschreven regels van het Haags Testamentsvormenverdrag.
Datzelfde geldt voor de vorm van de rechtskeuze, aangezien deze moet worden uitgedrukt in een verklaring die wat vorm betreft voldoet aan de vereisten voor uiterste wilsbeschikkingen.
Zijn het testament en de rechtskeuze geldig, dan wordt de vererving van zowel de Nederlandse als de Belgische boedelbestanddelen beheerst door het gekozen recht. In de onderhavige situatie, waarin de erflater op het tijdstip van overlijden de Nederlandse nationaliteit had en bovendien zijn laatste gewone verblijfplaats in Nederland was gelegen, is een keuze voor Nederlands recht in ieder geval geldig. Daarnaast zou ook een keuze voor het recht van het land waarvan de erflater de nationaliteit bezat op het moment van het uitbrengen van de rechtskeuze alsmede een keuze voor het recht van het land waar de erflater op het moment van het uitbrengen van de rechtskeuze zijn gewone verblijfplaats had geldig zijn.
Een rechtskeuze kan er echter nooit toe leiden dat een erfgenaam zijn recht op een legitieme portie, hem toegekend door het zonder rechtskeuze toepasselijke erfrecht, geheel of gedeeltelijk verliest. Een rechtskeuze die tot gevolg heeft dat de legitieme portie in omvang toeneemt, wordt daarentegen wel gevolgd.
Overigens zij opgemerkt dat het Belgische internationaal erfrecht een eventuele herverwijzing door het recht van de plaats van ligging aanvaardt, namelijk indien deze herverwijzing – direct of indirect – leidt tot toepassing van het recht van erflaters laatste gewone verblijfplaats. Dit is bepaald in art. 78, § 2, volzin 2, waar staat: ‘Indien evenwel buitenlands recht leidt tot de toepassing van het recht van de Staat op wiens grondgebied de overledene bij zijn overlijden zijn gewone verblijfplaats had, is dit laatste recht van toepassing.’
Deze situatie kan zich echter in het onderhavige geval niet voordoen, nu ook erflaters laatste gewone verblijfplaats in Nederland is gelegen.
10.5.1.1.2 Toepasselijk recht op de bankrekening in België
Geen testament
Naar Belgisch internationaal erfrecht vererven roerende zaken volgens de wet van erflaters laatste gewone verblijfplaats.
Art. 4, § 2, van het Belgische Wetboek van internationaal privaatrecht luidt, voor zover hier van belang: ‘Voor de toepassing van deze wet wordt onder gewone verblijfplaats verstaan: 1º de plaats waar een natuurlijke persoon zich hoofdzakelijk heeft gevestigd, zelfs bij afwezigheid van registratie en onafhankelijk van een verblijfs- of vestigingsvergunning; om deze plaats te bepalen, wordt met name rekening gehouden met omstandigheden van persoonlijke of professionele aard die duurzame banden met die plaats aantonen of wijzen op de wil om die banden te scheppen; (…)’.
Dit houdt in de onderhavige situatie in dat op de bankrekening in België, evenals op eventueel in Nederland aanwezige roerende zaken, Nederlands erfrecht moet worden toegepast.
Art. 78, § 1, van het Belgische Wetboek van internationaal privaatrecht, waarop voorgaande regel is gestoeld, luidt: ‘De erfopvolging wordt beheerst door het recht van de Staat op wiens grondgebied de overledene bij zijn overlijden zijn gewone verblijfplaats had.’
Testament zonder rechtskeuze
De geldigheid van de vorm van het testament dient beoordeeld te worden aan de hand van het Haags Testamentsvormenverdrag. België is namelijk een van de verdragsluitende staten.
In het onderhavige geval zal het testament in ieder geval formeel geldig zijn als is voldaan aan de regels van Nederlands recht, aangezien de testateur op het moment van overlijden de Nederlandse nationaliteit bezat, zijn woonplaats in Nederland had en ook zijn gewone verblijfplaats in Nederland gelegen was. Daarnaast is de vorm van het testament geldig als het voldoet aan het recht van de nationaliteit, de woonplaats of de gewone verblijfplaats van de erflater op het moment van beschikken of aan het recht van de plaats waar de erflater het testament heeft opgemaakt.
Zie voor uitgebreidere bespreking van de ruimhartige geldigheidsregels van dit verdrag onderdeel 10.3.6.2. Men dient bedacht te zijn op eventueel door verdragsstaten gemaakte voorbehouden.
De materiële geldigheid van het testament – dat wil zeggen de inhoud van het testament – dient te worden beoordeeld naar de erfwet: het recht dat (ook zonder testament) op de vererving van roerende zaken van toepassing is. Dit recht beheerst de inhoud van het testament, voor zover die ziet op de roerende zaken.
In casu is derhalve Nederlands recht van toepassing op de bepalingen uit het testament die zien op de bankrekening in België, evenals op de bepalingen die zien op de eventueel in Nederland aanwezige roerende zaken.
Testament met rechtskeuze
Aan de regels voor het bepalen van de formele geldigheid van het testament verandert niets door het daarin opnemen van een rechtskeuze. Deze dient derhalve te worden beoordeeld aan de hand van de hiervoor beschreven regels van het Haags Testamentsvormenverdrag.
Datzelfde geldt voor de vorm van de rechtskeuze, aangezien deze moet worden uitgedrukt in een verklaring die wat vorm betreft voldoet aan de vereisten voor uiterste wilsbeschikkingen.
Zijn het testament en de rechtskeuze geldig, dan wordt de vererving van zowel de Nederlandse als de Belgische boedelbestanddelen beheerst door het gekozen recht. In de onderhavige situatie, waarin de erflater op het tijdstip van overlijden de Nederlandse nationaliteit had en bovendien zijn laatste gewone verblijfplaats in Nederland was gelegen, is een keuze voor Nederlands recht in ieder geval geldig. Daarnaast zou ook een keuze voor het recht van het land waarvan de erflater de nationaliteit bezat op het moment van het uitbrengen van de rechtskeuze alsmede een keuze voor het recht van het land waar de erflater op het moment van het uitbrengen van de rechtskeuze zijn gewone verblijfplaats had geldig zijn.
Een rechtskeuze kan er echter nooit toe leiden dat een erfgenaam zijn recht op een legitieme portie, hem toegekend door het zonder rechtskeuze toepasselijke erfrecht, geheel of gedeeltelijk verliest. Een rechtskeuze die tot gevolg heeft dat de legitieme portie in omvang toeneemt, wordt daarentegen wel gevolgd.
10.5.1.2 Nederlands internationaal privaatrecht
Nederland kent het eenheidsstelsel. Dit betekent dat in de Nederlandse regels van internationaal erfrecht geen onderscheid wordt gemaakt tussen het toepasselijke recht op onroerende en dat op roerende zaken. Wel moet worden onderscheiden tussen vererving en afwikkeling van een nalatenschap.
10.5.1.2.1 Vererving
Geen testament
Indien de erflater geen testament heeft opgemaakt en derhalve geen (geldige) rechtskeuze heeft uitgebracht, wordt de vererving van zijn gehele nalatenschap – dus de vererving van zowel de roerende als de onroerende zaken – beheerst door het recht van het land waar de erflater zijn laatste gewone verblijfplaats had, aangezien hij tevens de nationaliteit van dat land bezat.
In het onderhavige geval wordt de vererving van zowel de in Nederland als de in België gelegen boedelbestanddelen dan ook beheerst door Nederlands recht.
Men dient erop bedacht te zijn dat het begrip gewone verblijfplaats een autonoom conflictenrechtelijk begrip is, dat moet worden onderscheiden van het internrechtelijke woonplaatsbegrip (zie hierover onderdeel 10.2.3).
Testament zonder rechtskeuze
Evenals België is ook Nederland partij bij het Haags Testamentsvormenverdrag, zodat de geldigheid van de vorm van het testament beoordeeld dient te worden aan de hand van dit verdrag.
In het onderhavige geval zal het testament in ieder geval formeel geldig zijn als is voldaan aan de regels van Nederlands recht, aangezien de testateur op het moment van overlijden de Nederlandse nationaliteit bezat, zijn woonplaats in Nederland had en ook zijn gewone verblijfplaats in Nederland gelegen was. Met betrekking tot de vakantiewoning in België mag het testament ook in Belgische vorm zijn opgemaakt, aangezien met betrekking tot onroerende zaken ook het voldoen aan de wet van de plaats van ligging formele geldigheid aan dat deel van het testament verschaft. Daarnaast is de vorm van het testament geldig als het voldoet aan het recht van de nationaliteit, de woonplaats of de gewone verblijfplaats van de erflater op het moment van beschikken of aan het recht van de plaats waar de erflater het testament heeft opgemaakt.
Zie voor uitgebreidere bespreking van de ruimhartige geldigheidsregels van dit verdrag onderdeel 10.3.6.2. Men dient bedacht te zijn op eventueel door verdragsstaten gemaakte voorbehouden.
De materiële geldigheid van het testament – dat wil zeggen de inhoud van het testament – dient te worden beoordeeld naar de erfwet: het recht dat (ook zonder testament) op de vererving van toepassing is. Dit recht beheerst de inhoud van het gehele testament, zowel het deel dat ziet op de Nederlandse als het deel dat ziet op de Belgische boedelbestanddelen.
In casu is derhalve Nederlands recht van toepassing, als recht van het land waar de erflater zijn laatste gewone verblijfplaats had en waarvan hij tevens de nationaliteit bezat.
Testament met rechtskeuze
Aan de regels voor het bepalen van de formele geldigheid van een testament verandert niets door het daarin opnemen van een rechtskeuze. Deze dient derhalve te worden beoordeeld aan de hand van de hiervoor beschreven regels van het Haags Testamentsvormenverdrag. Datzelfde geldt voor de vorm van de rechtskeuze, aangezien deze moet worden uitgedrukt in een verklaring die wat vorm betreft voldoet aan de vereisten voor uiterste wilsbeschikkingen.
Zijn het testament en de rechtskeuze geldig, dan wordt de vererving van zowel de Nederlandse als de Belgische boedelbestanddelen beheerst door het gekozen recht. In de onderhavige situatie, waarin de erflater op het tijdstip van overlijden de Nederlandse nationaliteit had en bovendien zijn laatste gewone verblijfplaats in Nederland was gelegen, is een keuze voor Nederlands recht in ieder geval geldig. Daarnaast zou ook een keuze voor het recht van het land waarvan de erflater de nationaliteit bezat op het moment van het uitbrengen van de rechtskeuze alsmede een keuze voor het recht van het land waar de erflater op het moment van het uitbrengen van de rechtskeuze zijn gewone verblijfplaats had geldig zijn.
Het is ook mogelijk voor de vererving van een bepaald deel van de nalatenschap een (partiële) rechtskeuze te doen. Denkbaar is bijvoorbeeld dat de erflater ten aanzien van de vererving van de in België aanwezige bankrekening en vakantiewoning Belgisch recht aanwijst. Het aldus aangewezen recht beheerst dan de vererving van die boedelbestanddelen, voor zover het niet in strijd komt met de dwingende bepalingen – bijvoorbeeld bepalingen betreffende de legitieme – van het op de vererving van de rest van de nalatenschap toepasselijke recht.
Een dergelijke partiële rechtskeuze is mogelijk met betrekking tot zowel roerende als onroerende zaken. Ieder willekeurig rechtsstelsel mag worden aangewezen. Dwingende bepalingen van het overigens toepasselijke recht blijven echter in stand.
10.5.1.2.2 Afwikkeling
Aangezien erflaters laatste gewone verblijfplaats in Nederland gelegen was, wordt de afwikkeling – dat wil zeggen de vereffening en verdeling – van de nalatenschap beheerst door Nederlands recht. Nederlands recht beheerst de afwikkeling van de gehele nalatenschap, dus ook de afwikkeling van (het saldo van) de bankrekening en de vakantiewoning in België. Hetzelfde geldt voor de taak en bevoegdheden van een eventueel door de erflater aangewezen vereffenaar: ook deze worden in het onderhavige geval beheerst door Nederlands recht.
Een rechtskeuze van de erflater voor de afwikkeling van de nalatenschap is naar Nederlands internationaal erfrecht niet toegestaan. Wel kunnen de gezamenlijke deelgenoten voor de verdeling een ander recht dan het Nederlandse als toepasselijk aanwijzen. Bovendien moet bij de verdeling van de vakantiewoning en (het saldo van) de bankrekening in België rekening worden gehouden met het Belgische goederenrecht, als recht van de plaats van ligging.
Men dient erop bedacht te zijn dat de regels van Nederlands internationaal erfrecht met betrekking tot de afwikkeling van nalatenschappen eenzijdig zijn geformuleerd. Dit betekent dat op de afwikkeling van nalatenschappen niet steeds het recht van de laatste gewone verblijfplaats van de erflater mag worden toegepast. Er is slechts bepaald dat Nederlands recht van toepassing is, indien erflaters laatste gewone verblijfplaats in Nederland gelegen was. Welk recht van toepassing is wanneer dit niet het geval is, wordt (bewust) in het midden gelaten. Aangenomen wordt dat dan aansluiting moet worden gezocht bij de buitenlandse regels van internationaal privaatrecht van het land van erflaters laatste gewone verblijfplaats.
10.5.1.2.3 Aanknopingsovermacht
Nu naar Belgisch internationaal erfrecht op de in België gelegen vakantiewoning Belgisch erfrecht van toepassing is, terwijl volgens Nederlands internationaal erfrecht de gehele nalatenschap (behoudens rechtskeuze) naar Nederlands recht vererft, ontstaat een situatie van aanknopingsovermacht. Aangezien bij de afwikkeling van de vakantiewoning de medewerking van Belgische autoriteiten nodig zal zijn, welke autoriteiten gebonden zijn aan hun eigen regels van internationaal erfrecht, kan het Belgische internationaal erfrecht zich ten koste van het Nederlandse doorzetten.
De verkrijging op basis van de door het Belgische internationaal erfrecht aangewezen regels wordt in Nederland als geldig erkend. Voor de benadeelde gerechtigde bestaat echter de mogelijkheid ter gelegenheid van de vereffening van de nalatenschap in Nederland verrekening van het ondervonden nadeel te vorderen (zie onderdeel 10.3.9).
10.5.2 Nederlander met vermogen en gewone verblijfplaats in België
10.5.2.1 Belgisch internationaal privaatrecht
Het Belgische internationaal erfrecht hanteert het splitsingsstelsel. Dit betekent dat België aparte erfrechtelijke verwijzingsregels kent voor roerende en onroerende zaken. Gevolg is dat meerdere deelnalatenschappen kunnen ontstaan, die ieder volgens ander recht vererven en afgewikkeld dienen te worden.
Het als toepasselijk aangewezen recht beheerst zowel de vererving als de afwikkeling van de betreffende deelnalatenschap. Op dat punt behoeft derhalve geen onderscheid te worden gemaakt.
10.5.2.1.1 Toepasselijk recht op de woning in België
Geen testament
Naar Belgisch internationaal erfrecht vererven onroerende zaken volgens de lex rei sitae, de wet van de plaats van ligging. Dit houdt in dat op de in België gelegen woning Belgisch erfrecht moet worden toegepast. Bovendien betekent dit dat op de eventueel in Nederland aanwezige onroerende za(a)k(en) Nederlands erfrecht van toepassing is.
Art. 78, § 2, volzin 1, van het Belgische Wetboek van internationaal privaatrecht, waarop voorgaande regel is gestoeld, luidt: ‘De vererving van onroerende goederen wordt beheerst door het recht van de Staat op wiens grondgebied het onroerend goed is gelegen.’
Testament zonder rechtskeuze
De geldigheid van de vorm van het testament dient beoordeeld te worden aan de hand van het Haags Testamentsvormenverdrag. België is namelijk een van de verdragsluitende staten.
In het onderhavige geval zal het testament in ieder geval formeel geldig zijn als is voldaan aan de regels van Nederlands recht, aangezien de testateur op het moment van overlijden de Nederlandse nationaliteit bezat. Ook een testament in Belgische vorm is geldig, aangezien de erflater zijn woonplaats in België had en ook zijn gewone verblijfplaats in België gelegen was. Daarnaast is de vorm van het testament geldig als het voldoet aan het recht van de nationaliteit, de woonplaats of de gewone verblijfplaats van de erflater op het moment van beschikken of aan het recht van de plaats waar de erflater het testament heeft opgemaakt.
Zie voor uitgebreidere bespreking van de ruimhartige geldigheidsregels van dit verdrag onderdeel 10.3.6.2. Men dient bedacht te zijn op eventueel door verdragsstaten gemaakte voorbehouden.
De materiële geldigheid van het testament – dat wil zeggen de inhoud van het testament – dient te worden beoordeeld naar de erfwet: het recht dat (ook zonder testament) op de vererving van onroerende zaken van toepassing is. Dit recht beheerst de inhoud van het testament, voor zover die ziet op de betreffende onroerende zaak.
In casu is derhalve Belgisch recht van toepassing op de bepalingen uit het testament die zien op de woning in België en Nederlands recht op de bepalingen die zien op de eventueel in Nederland aanwezige onroerende za(a)k(en).
Testament met rechtskeuze
Aan de regels voor het bepalen van de formele geldigheid van een testament verandert niets door het daarin opnemen van een rechtskeuze. Deze dient derhalve te worden beoordeeld aan de hand van de hiervoor beschreven regels van het Haags Testamentsvormenverdrag. Datzelfde geldt voor de vorm van de rechtskeuze, aangezien deze moet worden uitgedrukt in een verklaring die wat vorm betreft voldoet aan de vereisten voor uiterste wilsbeschikkingen.
Zijn het testament en de rechtskeuze geldig, dan wordt de vererving van zowel de Nederlandse als de Belgische boedelbestanddelen beheerst door het gekozen recht. In de onderhavige situatie zijn zowel een keuze voor Nederlands recht, als recht waarvan de erflater op het tijdstip van overlijden de nationaliteit bezat, als een keuze voor Belgisch recht, als recht van het land waar de erflater op het tijdstip van overlijden zijn laatste gewone verblijfplaats had, geldig. Daarnaast zou ook een keuze voor het recht van het land waarvan de erflater de nationaliteit bezat op het moment van het uitbrengen van de rechtskeuze alsmede een keuze voor het recht van het land waar de erflater op het moment van het uitbrengen van de rechtskeuze zijn gewone verblijfplaats had geldig zijn.
Een rechtskeuze kan er echter nooit toe leiden dat een erfgenaam zijn recht op een legitieme portie, hem toegekend door het zonder rechtskeuze toepasselijke erfrecht, geheel of gedeeltelijk verliest. Een rechtskeuze die tot gevolg heeft dat de legitieme portie in omvang toeneemt, wordt daarentegen wel gevolgd.
Het Belgische internationaal erfrecht accepteert echter een eventuele herverwijzing door het recht van de plaats van ligging, namelijk indien deze herverwijzing – direct of indirect – leidt tot toepassing van het recht van het land van erflaters laatste gewone verblijfplaats. Deze situatie kan zich in het onderhavige geval voordoen. Zoals hierna zal blijken, wordt de vererving van de gehele nalatenschap, dus ook de vererving van de eventueel in Nederland aanwezige onroerende za(a)k(en), volgens Nederlands internationaal erfrecht (behoudens rechtskeuze) beheerst door Belgisch recht, als recht van erflaters laatste gewone verblijfplaats. De Nederlandse wet van ligging, waarnaar het Belgische internationaal erfrecht met betrekking tot in Nederland gelegen onroerende zaken verwijst, verwijst bij het ontbreken van een (geldige) rechtskeuze derhalve terug op Belgisch recht, welke terugverwijzing het Belgische recht aanneemt, aangezien erflaters laatste gewone verblijfplaats in België is gelegen. Dit heeft tot gevolg dat in een dergelijk geval ook naar Belgisch internationaal erfrecht de vererving van de in Nederland gelegen onroerende za(a)k(en) uiteindelijk door Belgisch recht wordt beheerst.
Art. 78, § 2, volzin 2, waarop voorgaande regel is gestoeld, luidt: ‘Indien evenwel buitenlands recht leidt tot de toepassing van het recht van de Staat op wiens grondgebied de overledene bij zijn overlijden zijn gewone verblijfplaats had, is dit laatste recht van toepassing.’
10.5.2.1.2 Toepasselijk recht op de bankrekening in België
Geen testament
Naar Belgisch internationaal erfrecht vererven roerende zaken volgens de wet van erflaters laatste gewone verblijfplaats.
Art. 4, § 2, van het Belgische Wetboek van internationaal privaatrecht luidt, voor zover hier van belang: ‘Voor de toepassing van deze wet wordt onder gewone verblijfplaats verstaan: 1º de plaats waar een natuurlijke persoon zich hoofdzakelijk heeft gevestigd, zelfs bij afwezigheid van registratie en onafhankelijk van een verblijfs- of vestigingsvergunning; om deze plaats te bepalen, wordt met name rekening gehouden met omstandigheden van persoonlijke of professionele aard die duurzame banden met die plaats aantonen of wijzen op de wil om die banden te scheppen; (…)’.
Dit houdt in de onderhavige situatie in dat op de bankrekening in België, evenals op eventueel in Nederland aanwezige roerende zaken, Belgisch erfrecht moet worden toegepast.
Art. 78, § 1, van het Belgische Wetboek van internationaal privaatrecht, waarop voorgaande regel is gestoeld, luidt: ‘De erfopvolging wordt beheerst door het recht van de Staat op wiens grondgebied de overledene bij zijn overlijden zijn gewone verblijfplaats had.’
Testament zonder rechtskeuze
De geldigheid van de vorm van het testament dient beoordeeld te worden aan de hand van het Haags Testamentsvormenverdrag. België is namelijk een van de verdragsluitende staten.
In het onderhavige geval zal het testament in ieder geval formeel geldig zijn als is voldaan aan de regels van Nederlands recht, aangezien de testateur op het moment van overlijden de Nederlandse nationaliteit bezat. Ook een testament in Belgische vorm is geldig, aangezien de erflater zijn woonplaats in België had en ook zijn gewone verblijfplaats in België gelegen was. Daarnaast is de vorm van het testament geldig als het voldoet aan het recht van de nationaliteit, de woonplaats of de gewone verblijfplaats van de erflater op het moment van beschikken of aan het recht van de plaats waar de erflater het testament heeft opgemaakt.
Zie voor uitgebreidere bespreking van de ruimhartige geldigheidsregels van dit verdrag onderdeel 10.3.6.2. Men dient bedacht te zijn op eventueel door verdragsstaten gemaakte voorbehouden.
De materiële geldigheid van het testament – dat wil zeggen de inhoud van het testament – dient te worden beoordeeld naar de erfwet: het recht dat (ook zonder testament) op de vererving van roerende zaken van toepassing is. Dit recht beheerst de inhoud van het testament, voor zover die ziet op de roerende zaken.
In casu is derhalve Belgisch recht van toepassing op de bepalingen uit het testament die zien op de bankrekening in België, evenals op de bepalingen die zien op de eventueel in Nederland aanwezige roerende zaken.
Testament met rechtskeuze
Aan de regels voor het bepalen van de formele geldigheid van een testament verandert niets door het daarin opnemen van een rechtskeuze. Deze dient derhalve te worden beoordeeld aan de hand van de hiervoor beschreven regels van het Haags Testamentsvormenverdrag. Datzelfde geldt voor de vorm van de rechtskeuze, aangezien deze moet worden uitgedrukt in een verklaring die wat vorm betreft voldoet aan de vereisten voor uiterste wilsbeschikkingen.
Zijn het testament en de rechtskeuze geldig, dan wordt de vererving van zowel de Nederlandse als de Belgische boedelbestanddelen beheerst door het gekozen recht. In de onderhavige situatie zijn zowel een keuze voor Nederlands recht, als recht waarvan de erflater op het tijdstip van overlijden de nationaliteit bezat, als een keuze voor Belgisch recht, als recht van het land waar de erflater op het tijdstip van overlijden zijn laatste gewone verblijfplaats had, geldig. Daarnaast zou ook een keuze voor het recht van het land waarvan de erflater de nationaliteit bezat op het moment van het uitbrengen van de rechtskeuze alsmede een keuze voor het recht van het land waar de erflater op het moment van het uitbrengen van de rechtskeuze zijn gewone verblijfplaats had geldig zijn.
Een rechtskeuze kan er echter nooit toe leiden dat een erfgenaam zijn recht op een legitieme portie, hem toegekend door het zonder rechtskeuze toepasselijke erfrecht, geheel of gedeeltelijk verliest. Een rechtskeuze die tot gevolg heeft dat de legitieme portie in omvang toeneemt, wordt daarentegen wel gevolgd.
10.5.2.2 Nederlands internationaal privaatrecht
Nederland kent het eenheidsstelsel. Dit betekent dat in de Nederlandse regels van internationaal erfrecht geen onderscheid wordt gemaakt tussen het toepasselijke recht op onroerende en dat op roerende zaken. Wel moet worden onderscheiden tussen vererving en afwikkeling van een nalatenschap.
10.5.2.2.1 Vererving
Geen testament
Indien de erflater geen testament heeft opgemaakt en derhalve geen (geldige) rechtskeuze heeft uitgebracht, wordt de vererving van zijn gehele nalatenschap – dus de vererving van zowel de roerende als de onroerende zaken – in casu beheerst door het recht van het land waar de erflater zijn laatste gewone verblijfplaats had, zijnde België, ervan uitgaande dat de erflater gedurende ten minste vijf jaren onmiddellijk voorafgaand aan zijn overlijden in België zijn verblijfplaats had. Is dat niet het geval dan beheerst erflaters nationale wet de vererving van zijn nalatenschap.
Hierna wordt ervan uitgegaan dat de erflater meer dan vijf jaar in België woonachtig was, zodat de vererving van zowel de in Nederland als de in België gelegen boedelbestanddelen wordt beheerst door Belgisch recht.
Men dient erop bedacht te zijn dat het begrip gewone verblijfplaats een autonoom conflictenrechtelijk begrip is, dat moet worden onderscheiden van het internrechtelijke woonplaatsbegrip (zie hierover onderdeel 10.2.3). Ook dienen gewone verblijfplaats en verblijfplaats uit elkaar gehouden te worden (zie hierover J.G. Knot, ‘Laatste (gewone) verblijfplaats als aanknopingsfactor in het internationaal erfrecht’, WPNR 6597 (2004), p. 875-881).
Testament zonder rechtskeuze
Evenals België is ook Nederland partij bij het Haags Testamentsvormenverdrag, zodat de geldigheid van de vorm van het testament beoordeeld dient te worden aan de hand van dit verdrag.
In het onderhavige geval zal het testament in ieder geval formeel geldig zijn als is voldaan aan de regels van Nederlands recht, aangezien de testateur op het moment van overlijden de Nederlandse nationaliteit bezat. Ook een testament in Belgische vorm is geldig, aangezien de erflater zijn woonplaats in België had en ook zijn gewone verblijfplaats in België gelegen was. Daarnaast is de vorm van het testament geldig als het voldoet aan het recht van de nationaliteit, de woonplaats of de gewone verblijfplaats van de erflater op het moment van beschikken of aan het recht van de plaats waar de erflater het testament heeft opgemaakt.
Zie voor uitgebreidere bespreking van de ruimhartige geldigheidsregels van dit verdrag onderdeel 10.3.6.2. Men dient bedacht te zijn op eventueel door verdragsstaten gemaakte voorbehouden.
De materiële geldigheid van het testament – dat wil zeggen de inhoud van het testament – dient te worden beoordeeld naar de erfwet: het recht dat (ook zonder testament) op de vererving van toepassing is. Dit recht beheerst de inhoud van het gehele testament, zowel het deel dat ziet op de Nederlandse als het deel dat ziet op de Belgische boedelbestanddelen.
In casu is derhalve Belgisch recht van toepassing, als recht van het land waar de erflater zijn laatste gewone verblijfplaats had, terwijl hij al meer dan vijf jaar in België woonachtig was.
Testament met rechtskeuze
Aan de regels voor het bepalen van de formele geldigheid van een testament verandert niets door het daarin opnemen van een rechtskeuze. Deze dient derhalve te worden beoordeeld aan de hand van de hiervoor beschreven regels van het Haags Testamentsvormenverdrag. Datzelfde geldt voor de vorm van de rechtskeuze, aangezien deze moet worden uitgedrukt in een verklaring die wat vorm betreft voldoet aan de vereisten voor uiterste wilsbeschikkingen.
Zijn het testament en de rechtskeuze geldig, dan wordt de vererving van zowel de Nederlandse als de Belgische boedelbestanddelen beheerst door het gekozen recht. In de onderhavige situatie zijn zowel een keuze voor Nederlands recht, als recht waarvan de erflater op het tijdstip van overlijden de nationaliteit bezat, als een keuze voor Belgisch recht, als recht van het land waar de erflater op het tijdstip van overlijden zijn laatste gewone verblijfplaats had, geldig. Daarnaast zou ook een keuze voor het recht van het land waarvan de erflater de nationaliteit bezat op het moment van het uitbrengen van de rechtskeuze alsmede een keuze voor het recht van het land waar de erflater op het moment van het uitbrengen van de rechtskeuze zijn gewone verblijfplaats had geldig zijn.
Het is ook mogelijk voor de vererving van een bepaald deel van de nalatenschap een (partiële) rechtskeuze te doen. Denkbaar is bijvoorbeeld dat de erflater ten aanzien van de vererving van de in Nederland aanwezige boedelbestanddelen Nederlands recht aanwijst. Het aldus aangewezen recht beheerst dan de vererving van die boedelbestanddelen, voor zover het niet in strijd komt met de dwingende bepalingen – bijvoorbeeld bepalingen betreffende de legitieme – van het op de vererving van de rest van de nalatenschap toepasselijke recht.
Een dergelijke partiële rechtskeuze is mogelijk met betrekking tot zowel roerende als onroerende zaken. Ieder willekeurig rechtsstelsel mag worden aangewezen. Dwingende bepalingen van het overigens toepasselijke recht blijven echter in stand.
10.5.2.2.2 Afwikkeling
De regels van Nederlands internationaal erfrecht met betrekking tot de afwikkeling – dat wil zeggen de vereffening en verdeling – van nalatenschappen zijn eenzijdig geformuleerd. Dit houdt in dat nu erflaters laatste gewone verblijfplaats niet in Nederland was, door het Nederlands internationaal erfrecht (bewust) niet wordt geregeld welk recht de afwikkeling van de nalatenschap beheerst. Rechtsonzekerheid is het gevolg. Aangenomen wordt dat in dat geval aansluiting moet worden gezocht bij de buitenlandse regels van internationaal privaatrecht van het land van erflaters laatste gewone verblijfplaats.
Ook ten aanzien van de taak en bevoegdheden van een eventueel door de erflater aangewezen vereffenaar geldt dat in het midden wordt gelaten naar welk recht deze beoordeeld dienen te worden, indien erflaters laatste gewone verblijfplaats buiten Nederland lag. Wel is het zo dat de benoeming van een buitenlandse vereffenaar in beginsel in Nederland dient te worden erkend.
Aangezien het Nederlandse internationaal erfrecht (behoudens rechtskeuze) verwijst naar het Belgische recht als recht van het land van erflaters laatste gewone verblijfplaats en het Belgische internationaal erfrecht een dergelijke terugverwijzing met betrekking tot de eventueel in Nederland aanwezige onroerende za(a)k(en) aanvaardt, is het ontstaan van een situatie van aanknopingsovermacht uitgesloten.
10.5.3 Belg met vermogen en gewone verblijfplaats in Nederland
10.5.3.1 Belgisch internationaal privaatrecht
Het Belgische internationaal erfrecht hanteert het splitsingsstelsel. Dit betekent dat België aparte erfrechtelijke verwijzingsregels kent voor roerende en onroerende zaken. Gevolg is dat meerdere deelnalatenschappen kunnen ontstaan, die ieder volgens ander recht vererven en afgewikkeld dienen te worden.
Het als toepasselijk aangewezen recht beheerst zowel de vererving als de afwikkeling van de betreffende deelnalatenschap. Op dat punt behoeft derhalve geen onderscheid te worden gemaakt.
10.5.3.1.1 Toepasselijk recht op de woning in Nederland
Geen testament
Naar Belgisch internationaal erfrecht vererven onroerende zaken volgens de lex rei sitae, de wet van de plaats van ligging. Dit houdt in dat op de in Nederland gelegen woning Nederlands erfrecht moet worden toegepast. Bovendien betekent dit dat op de eventueel in België aanwezige onroerende za(a)k(en) Belgisch erfrecht van toepassing is.
Art. 78, § 2, volzin 1, van het Belgische Wetboek van internationaal privaatrecht, waarop voorgaande regel is gestoeld, luidt: ‘De vererving van onroerende goederen wordt beheerst door het recht van de Staat op wiens grondgebied het onroerend goed is gelegen.’
Testament zonder rechtskeuze
De geldigheid van de vorm van het testament dient beoordeeld te worden aan de hand van het Haags Testamentsvormenverdrag. België is namelijk een van de verdragsluitende staten.
In het onderhavige geval zal het testament in ieder geval formeel geldig zijn als is voldaan aan de regels van Belgisch recht, aangezien de testateur op het moment van overlijden de Belgische nationaliteit bezat. Ook een testament in Nederlandse vorm is geldig, aangezien de erflater zijn woonplaats in Nederland had en ook zijn gewone verblijfplaats in Nederland gelegen was. Daarnaast is de vorm van het testament geldig als het voldoet aan het recht van de nationaliteit, de woonplaats of de gewone verblijfplaats van de erflater op het moment van beschikken of aan het recht van de plaats waar de erflater het testament heeft opgemaakt.
Zie voor uitgebreidere bespreking van de ruimhartige geldigheidsregels van dit verdrag onderdeel 10.3.6.2. Men dient bedacht te zijn op eventueel door verdragsstaten gemaakte voorbehouden.
De materiële geldigheid van het testament – dat wil zeggen de inhoud van het testament – dient te worden beoordeeld naar de erfwet: het recht dat (ook zonder testament) op de vererving van onroerende zaken van toepassing is. Dit recht beheerst de inhoud van het testament, voor zover die ziet op de betreffende onroerende zaak.
In casu is derhalve Nederlands recht van toepassing op de bepalingen uit het testament die zien op de woning in Nederland en Belgisch recht op de bepalingen die zien op de eventueel in België aanwezige onroerende za(a)k(en).
Testament met rechtskeuze
Aan de regels voor het bepalen van de formele geldigheid van een testament verandert niets door het daarin opnemen van een rechtskeuze. Deze dient derhalve te worden beoordeeld aan de hand van de hiervoor beschreven regels van het Haags Testamentsvormenverdrag. Datzelfde geldt voor de vorm van de rechtskeuze, aangezien deze moet worden uitgedrukt in een verklaring die wat vorm betreft voldoet aan de vereisten voor uiterste wilsbeschikkingen.
Zijn het testament en de rechtskeuze geldig, dan wordt de vererving van zowel de Nederlandse als de Belgische boedelbestanddelen beheerst door het gekozen recht. In de onderhavige situatie zijn zowel een keuze voor Belgisch recht, als recht waarvan de erflater op het tijdstip van overlijden de nationaliteit bezat, als een keuze voor Nederlands recht, als recht van het land waar de erflater op het tijdstip van overlijden zijn laatste gewone verblijfplaats had, geldig. Daarnaast zou ook een keuze voor het recht van het land waarvan de erflater de nationaliteit bezat op het moment van het uitbrengen van de rechtskeuze alsmede een keuze voor het recht van het land waar de erflater op het moment van het uitbrengen van de rechtskeuze zijn gewone verblijfplaats had geldig zijn.
Een rechtskeuze kan er echter nooit toe leiden dat een erfgenaam zijn recht op een legitieme portie, hem toegekend door het zonder rechtskeuze toepasselijke erfrecht, geheel of gedeeltelijk verliest. Een rechtskeuze die tot gevolg heeft dat de legitieme portie in omvang toeneemt, wordt daarentegen wel gevolgd.
Overigens zij opgemerkt dat het Belgische internationaal erfrecht een eventuele herverwijzing door het recht van de plaats van ligging aanvaardt, namelijk indien deze herverwijzing – direct of indirect – leidt tot toepassing van het recht van erflaters laatste gewone verblijfplaats. Dit is bepaald in art. 78, § 2, volzin 2, waar staat: ‘Indien evenwel buitenlands recht leidt tot de toepassing van het recht van de Staat op wiens grondgebied de overledene bij zijn overlijden zijn gewone verblijfplaats had, is dit laatste recht van toepassing.’ Deze situatie kan zich echter in het onderhavige geval niet voordoen, nu ook erflaters laatste gewone verblijfplaats in Nederland is gelegen.
10.5.3.1.2 Toepasselijk recht op de bankrekening in Nederland
Geen testament
Naar Belgisch internationaal erfrecht vererven roerende zaken volgens de wet van erflaters laatste gewone verblijfplaats.
Art. 4, § 2, van het Belgische Wetboek van internationaal privaatrecht luidt, voor zover hier van belang: ‘Voor de toepassing van deze wet wordt onder gewone verblijfplaats verstaan: 1º de plaats waar een natuurlijke persoon zich hoofdzakelijk heeft gevestigd, zelfs bij afwezigheid van registratie en onafhankelijk van een verblijfs- of vestigingsvergunning; om deze plaats te bepalen, wordt met name rekening gehouden met omstandigheden van persoonlijke of professionele aard die duurzame banden met die plaats aantonen of wijzen op de wil om die banden te scheppen; (…)’
Dit houdt in de onderhavige situatie in dat op de bankrekening in Nederland, evenals op eventueel in België aanwezige roerende zaken, Nederlands erfrecht moet worden toegepast.
Art. 78, § 1, van het Belgische Wetboek van internationaal privaatrecht, waarop voorgaande regel is gestoeld, luidt: ‘De erfopvolging wordt beheerst door het recht van de Staat op wiens grondgebied de overledene bij zijn overlijden zijn gewone verblijfplaats had.’
Testament zonder rechtskeuze
De geldigheid van de vorm van het testament dient beoordeeld te worden aan de hand van het Haags Testamentsvormenverdrag. België is namelijk een van de verdragsluitende staten.
In het onderhavige geval zal het testament in ieder geval formeel geldig zijn als is voldaan aan de regels van Belgisch recht, aangezien de testateur op het moment van overlijden de Belgische nationaliteit bezat. Ook een testament in Nederlandse vorm is geldig, aangezien de erflater zijn woonplaats in Nederland had en ook zijn gewone verblijfplaats in Nederland gelegen was. Daarnaast is de vorm van het testament geldig als het voldoet aan het recht van de nationaliteit, de woonplaats of de gewone verblijfplaats van de erflater op het moment van beschikken of aan het recht van de plaats waar de erflater het testament heeft opgemaakt.
Zie voor uitgebreidere bespreking van de ruimhartige geldigheidsregels van dit verdrag onderdeel 10.3.6.2. Men dient bedacht te zijn op eventueel door verdragsstaten gemaakte voorbehouden.
De materiële geldigheid van het testament – dat wil zeggen de inhoud van het testament – dient te worden beoordeeld naar de erfwet: het recht dat (ook zonder testament) op de vererving van roerende zaken van toepassing is. Dit recht beheerst de inhoud van het testament, voor zover die ziet op de roerende zaken.
In casu is derhalve Nederlands recht van toepassing op de bepalingen uit het testament die zien op de bankrekening in Nederland, evenals op de bepalingen die zien op de eventueel in België aanwezige roerende zaken.
Testament met rechtskeuze
Aan de regels voor het bepalen van de formele geldigheid van een testament verandert niets door het daarin opnemen van een rechtskeuze. Deze dient derhalve te worden beoordeeld aan de hand van de hiervoor beschreven regels van het Haags Testamentsvormenverdrag. Datzelfde geldt voor de vorm van de rechtskeuze, aangezien deze moet worden uitgedrukt in een verklaring die wat vorm betreft voldoet aan de vereisten voor uiterste wilsbeschikkingen.
Zijn het testament en de rechtskeuze geldig, dan wordt de vererving van zowel de Nederlandse als de Belgische boedelbestanddelen beheerst door het gekozen recht. In de onderhavige situatie zijn zowel een keuze voor Belgisch recht, als recht waarvan de erflater op het tijdstip van overlijden de nationaliteit bezat, als een keuze voor Nederlands recht, als recht van het land waar de erflater op het tijdstip van overlijden zijn laatste gewone verblijfplaats had, geldig. Daarnaast zou ook een keuze voor het recht van het land waarvan de erflater de nationaliteit bezat op het moment van het uitbrengen van de rechtskeuze alsmede een keuze voor het recht van het land waar de erflater op het moment van het uitbrengen van de rechtskeuze zijn gewone verblijfplaats had geldig zijn.
Een rechtskeuze kan er echter nooit toe leiden dat een erfgenaam zijn recht op een legitieme portie, hem toegekend door het zonder rechtskeuze toepasselijke erfrecht, geheel of gedeeltelijk verliest. Een rechtskeuze die tot gevolg heeft dat de legitieme portie in omvang toeneemt, wordt daarentegen wel gevolgd.
10.5.3.2 Nederlands internationaal privaatrecht
Nederland kent het eenheidsstelsel. Dit betekent dat in de Nederlandse regels van internationaal erfrecht geen onderscheid wordt gemaakt tussen het toepasselijke recht op onroerende en dat op roerende zaken. Wel moet worden onderscheiden tussen vererving en afwikkeling van een nalatenschap.
10.5.3.2.1 Vererving
Geen testament
Indien de erflater geen testament heeft opgemaakt en derhalve geen (geldige) rechtskeuze heeft uitgebracht, wordt de vererving van zijn gehele nalatenschap – dus de vererving van zowel de roerende als de onroerende zaken – in casu beheerst door het recht van het land waar de erflater zijn laatste gewone verblijfplaats had, zijnde Nederland, ervan uitgaande dat de erflater gedurende ten minste vijf jaren onmiddellijk voorafgaand aan zijn overlijden in Nederland zijn verblijfplaats had. Is dat niet het geval dan beheerst erflaters nationale wet de vererving van zijn nalatenschap.
Hierna wordt ervan uitgegaan dat de erflater meer dan vijf jaar in Nederland woonachtig was, zodat de vererving van zowel de in Nederland als de in België gelegen boedelbestanddelen wordt beheerst door Nederlands recht.
Men dient erop bedacht te zijn dat het begrip gewone verblijfplaats een autonoom conflictenrechtelijk begrip is, dat moet worden onderscheiden van het internrechtelijke woonplaatsbegrip (zie hierover onderdeel 10.2.3). Ook dienen gewone verblijfplaats en verblijfplaats uit elkaar gehouden te worden (zie hierover J.G. Knot, ‘Laatste (gewone) verblijfplaats als aanknopingsfactor in het internationaal erfrecht’, WPNR 6597 (2004), p. 875-881).
Testament zonder rechtskeuze
Evenals België is ook Nederland partij bij het Haags Testamentsvormenverdrag, zodat de geldigheid van de vorm van het testament beoordeeld dient te worden aan de hand van dit verdrag.
In het onderhavige geval zal het testament in ieder geval formeel geldig zijn als is voldaan aan de regels van Belgisch recht, aangezien de testateur op het moment van overlijden de Belgische nationaliteit bezat. Ook een testament in Nederlandse vorm is geldig, aangezien de erflater zijn woonplaats in Nederland had en ook zijn gewone verblijfplaats in Nederland gelegen was. Daarnaast is de vorm van het testament geldig als het voldoet aan het recht van de nationaliteit, de woonplaats of de gewone verblijfplaats van de erflater op het moment van beschikken of aan het recht van de plaats waar de erflater het testament heeft opgemaakt.
Zie voor uitgebreidere bespreking van de ruimhartige geldigheidsregels van dit verdrag onderdeel 10.3.6.2. Men dient bedacht te zijn op eventueel door verdragsstaten gemaakte voorbehouden.
De materiële geldigheid van het testament – dat wil zeggen de inhoud van het testament – dient te worden beoordeeld naar de erfwet: het recht dat (ook zonder testament) op de vererving van toepassing is. Dit recht beheerst de inhoud van het gehele testament, zowel het deel dat ziet op de Nederlandse als het deel dat ziet op de Belgische boedelbestanddelen.
In casu is derhalve Nederlands recht van toepassing, als recht van het land waar de erflater zijn laatste gewone verblijfplaats had, terwijl hij al meer dan vijf jaar in Nederland woonachtig was.
Testament met rechtskeuze
Aan de regels voor het bepalen van de formele geldigheid van een testament verandert niets door het daarin opnemen van een rechtskeuze. Deze dient derhalve te worden beoordeeld aan de hand van de hiervoor beschreven regels van het Haags Testamentsvormenverdrag. Datzelfde geldt voor de vorm van de rechtskeuze, aangezien deze moet worden uitgedrukt in een verklaring die wat vorm betreft voldoet aan de vereisten voor uiterste wilsbeschikkingen.
Zijn het testament en de rechtskeuze geldig, dan wordt de vererving van zowel de Nederlandse als de Belgische boedelbestanddelen beheerst door het gekozen recht. In de onderhavige situatie zijn zowel een keuze voor Belgisch recht, als recht waarvan de erflater op het tijdstip van overlijden de nationaliteit bezat, als een keuze voor Nederlands recht, als recht van het land waar de erflater op het tijdstip van overlijden zijn laatste gewone verblijfplaats had, geldig. Daarnaast zou ook een keuze voor het recht van het land waarvan de erflater de nationaliteit bezat op het moment van het uitbrengen van de rechtskeuze alsmede een keuze voor het recht van het land waar de erflater op het moment van het uitbrengen van de rechtskeuze zijn gewone verblijfplaats had geldig zijn.
Het is ook mogelijk voor de vererving van een bepaald deel van de nalatenschap een (partiële) rechtskeuze te doen. Denkbaar is bijvoorbeeld dat de erflater ten aanzien van de vererving van de in België aanwezige boedelbestanddelen Belgisch recht aanwijst. Het aldus aangewezen recht beheerst dan de vererving van die boedelbestanddelen, voor zover het niet in strijd komt met de dwingende bepalingen – bijvoorbeeld bepalingen betreffende de legitieme – van het op de vererving van de rest van de nalatenschap toepasselijke recht.
Een dergelijke partiële rechtskeuze is mogelijk met betrekking tot zowel roerende als onroerende zaken. Ieder willekeurig rechtsstelsel mag worden aangewezen. Dwingende bepalingen van het overigens toepasselijke recht blijven echter in stand.
10.5.3.2.2 Afwikkeling
Aangezien erflaters laatste gewone verblijfplaats in Nederland gelegen was, wordt de afwikkeling – dat wil zeggen de vereffening en verdeling – van de nalatenschap beheerst door Nederlands recht. Nederlands recht beheerst de afwikkeling van de gehele nalatenschap, dus ook de afwikkeling van de boedelbestanddelen in België. Hetzelfde geldt voor de taak en bevoegdheden van een eventueel door de erflater aangewezen vereffenaar: ook deze worden in het onderhavige geval beheerst door Nederlands recht.
Een rechtskeuze van de erflater voor de afwikkeling van de nalatenschap is naar Nederlands internationaal erfrecht niet toegestaan. Wel kunnen de gezamenlijke deelgenoten voor de verdeling een ander recht dan het Nederlandse als toepasselijk aanwijzen. Bovendien moet bij de verdeling van de boedelbestanddelen in België rekening worden gehouden met het Belgische goederenrecht, als recht van de plaats van ligging.
Men dient erop bedacht te zijn dat de regels van Nederlands internationaal erfrecht met betrekking tot de afwikkeling van nalatenschappen eenzijdig zijn geformuleerd. Dit betekent dat op de afwikkeling van nalatenschappen niet steeds het recht van de laatste gewone verblijfplaats van de erflater mag worden toegepast. Er is slechts bepaald dat Nederlands recht van toepassing is, indien erflaters laatste gewone verblijfplaats in Nederland gelegen was. Welk recht van toepassing is wanneer dit niet het geval is, wordt (bewust) in het midden gelaten. Aangenomen wordt dat dan aansluiting moet worden gezocht bij de buitenlandse regels van internationaal privaatrecht van het land van erflaters laatste gewone verblijfplaats.
10.5.3.2.3 Aanknopingsovermacht
Nu naar Belgisch internationaal erfrecht op de eventueel in België aanwezige onroerende za(a)k(en) Belgisch erfrecht van toepassing is, terwijl volgens Nederlands internationaal erfrecht de gehele nalatenschap (behoudens rechtskeuze) naar Nederlands recht vererft, ontstaat een situatie van aanknopingsovermacht. Aangezien bij de afwikkeling van de vakantiewoning de medewerking van Belgische autoriteiten nodig zal zijn, welke autoriteiten gebonden zijn aan hun eigen regels van internationaal erfrecht, kan het Belgische internationaal erfrecht zich ten koste van het Nederlandse doorzetten.
De verkrijging op basis van de door het Belgische internationaal erfrecht aangewezen regels wordt in Nederland als geldig erkend. Voor de benadeelde gerechtigde bestaat echter de mogelijkheid ter gelegenheid van de vereffening van de nalatenschap in Nederland verrekening van het ondervonden nadeel te vorderen (zie onderdeel 10.3.9).
10.5.4 Belg met vermogen in Nederland en gewone verblijfplaats in België
10.5.4.1 Belgisch internationaal privaatrecht
Het Belgische internationaal erfrecht hanteert het splitsingsstelsel. Dit betekent dat België aparte erfrechtelijke verwijzingsregels kent voor roerende en onroerende zaken. Gevolg is dat meerdere deelnalatenschappen kunnen ontstaan, die ieder volgens ander recht vererven en afgewikkeld dienen te worden.
Het als toepasselijk aangewezen recht beheerst zowel de vererving als de afwikkeling van de betreffende deelnalatenschap. Op dat punt behoeft derhalve geen onderscheid te worden gemaakt.
10.5.4.1.1 Toepasselijk recht op de vakantiewoning in Nederland
Geen testament
Naar Belgisch internationaal erfrecht vererven onroerende zaken volgens de lex rei sitae, de wet van de plaats van ligging. Dit houdt in dat op de in Nederland gelegen vakantiewoning Nederlands erfrecht moet worden toegepast. Bovendien betekent dit dat op de eventueel in België aanwezige onroerende za(a)k(en) Belgisch erfrecht van toepassing is.
Art. 78, § 2, volzin 1, van het Belgische Wetboek van internationaal privaatrecht, waarop voorgaande regel is gestoeld, luidt: ‘De vererving van onroerende goederen wordt beheerst door het recht van de Staat op wiens grondgebied het onroerend goed is gelegen.’
Testament zonder rechtskeuze
De geldigheid van de vorm van het testament dient beoordeeld te worden aan de hand van het Haags Testamentsvormenverdrag. België is namelijk een van de verdragsluitende staten.
In het onderhavige geval zal het testament in ieder geval formeel geldig zijn als is voldaan aan de regels van Belgisch recht, aangezien de testateur op het moment van overlijden de Belgische nationaliteit bezat, zijn woonplaats in België had en ook zijn gewone verblijfplaats in België gelegen was. Met betrekking tot de vakantiewoning in Nederland mag het testament ook in Nederlandse vorm zijn opgemaakt, aangezien met betrekking tot onroerende zaken ook het voldoen aan de wet van de plaats van ligging formele geldigheid aan dat deel van het testament verschaft. Daarnaast is de vorm van het testament geldig als het voldoet aan het recht van de nationaliteit, de woonplaats of de gewone verblijfplaats van de erflater op het moment van beschikken of aan het recht van de plaats waar de erflater het testament heeft opgemaakt.
Zie voor uitgebreidere bespreking van de ruimhartige geldigheidsregels van dit verdrag onderdeel 10.3.6.2. Men dient bedacht te zijn op eventueel door verdragsstaten gemaakte voorbehouden.
De materiële geldigheid van het testament – dat wil zeggen de inhoud van het testament – dient te worden beoordeeld naar de erfwet: het recht dat (ook zonder testament) op de vererving van onroerende zaken van toepassing is. Dit recht beheerst de inhoud van het testament, voor zover die ziet op de betreffende onroerende zaak.
In casu is derhalve Nederlands recht van toepassing op de bepalingen uit het testament die zien op de vakantiewoning in Nederland en Belgisch recht op de bepalingen die zien op de eventueel in België aanwezige onroerende za(a)k(en).
Testament met rechtskeuze
Aan de regels voor het bepalen van de formele geldigheid van een testament verandert niets door het daarin opnemen van een rechtskeuze. Deze dient derhalve te worden beoordeeld aan de hand van de hiervoor beschreven regels van het Haags Testamentsvormenverdrag. Datzelfde geldt voor de vorm van de rechtskeuze, aangezien deze moet worden uitgedrukt in een verklaring die wat vorm betreft voldoet aan de vereisten voor uiterste wilsbeschikkingen.
Zijn het testament en de rechtskeuze geldig, dan wordt de vererving van zowel de Nederlandse als de Belgische boedelbestanddelen beheerst door het gekozen recht. In de onderhavige situatie, waarin de erflater op het tijdstip van overlijden de Belgische nationaliteit had en bovendien zijn laatste gewone verblijfplaats in België was gelegen, is een keuze voor Belgisch recht in ieder geval geldig. Daarnaast zou ook een keuze voor het recht van het land waarvan de erflater de nationaliteit bezat op het moment van het uitbrengen van de rechtskeuze alsmede een keuze voor het recht van het land waar de erflater op het moment van het uitbrengen van de rechtskeuze zijn gewone verblijfplaats had geldig zijn.
Een rechtskeuze kan er echter nooit toe leiden dat een erfgenaam zijn recht op een legitieme portie, hem toegekend door het zonder rechtskeuze toepasselijke erfrecht, geheel of gedeeltelijk verliest. Een rechtskeuze die tot gevolg heeft dat de legitieme portie in omvang toeneemt, wordt daarentegen wel gevolgd.
Het Belgische internationaal erfrecht accepteert echter een eventuele herverwijzing door het recht van de plaats van ligging, namelijk indien deze herverwijzing – direct of indirect – leidt tot toepassing van het recht van het land van erflaters laatste gewone verblijfplaats. Deze situatie doet zich in het onderhavige geval voor. Zoals hierna zal blijken, wordt de vererving van de gehele nalatenschap, dus ook de vererving van de in Nederland gelegen vakantiewoning, volgens Nederlands internationaal erfrecht (behoudens rechtskeuze) beheerst door Belgisch recht, als recht van erflaters laatste gewone verblijfplaats. De Nederlandse wet van ligging, waarnaar het Belgische internationaal erfrecht met betrekking tot de vakantiewoning verwijst, verwijst bij het ontbreken van een (geldige) rechtskeuze derhalve terug op Belgisch recht, welke terugverwijzing het Belgische recht aanneemt, aangezien erflaters laatste gewone verblijfplaats is België is gelegen. Dit heeft tot gevolg dat in een dergelijk geval ook naar Belgisch internationaal erfrecht de vererving van de in Nederland gelegen vakantiewoning uiteindelijk door Belgisch recht wordt beheerst.
Art. 78, § 2, volzin 2, waarop voorgaande regel is gestoeld, luidt: ‘Indien evenwel buitenlands recht leidt tot de toepassing van het recht van de Staat op wiens grondgebied de overledene bij zijn overlijden zijn gewone verblijfplaats had, is dit laatste recht van toepassing.’
10.5.4.1.2 Toepasselijk recht op de bankrekening in Nederland
Geen testament
Naar Belgisch internationaal erfrecht vererven roerende zaken volgens de wet van erflaters laatste gewone verblijfplaats.
Art. 4, § 2, van het Belgische Wetboek van internationaal privaatrecht luidt, voor zover hier van belang: ‘Voor de toepassing van deze wet wordt onder gewone verblijfplaats verstaan: 1º de plaats waar een natuurlijke persoon zich hoofdzakelijk heeft gevestigd, zelfs bij afwezigheid van registratie en onafhankelijk van een verblijfs- of vestigingsvergunning; om deze plaats te bepalen, wordt met name rekening gehouden met omstandigheden van persoonlijke of professionele aard die duurzame banden met die plaats aantonen of wijzen op de wil om die banden te scheppen; (…)’
Dit houdt in de onderhavige situatie in dat op de bankrekening in Nederland, evenals op eventueel in België aanwezige roerende zaken, Belgisch erfrecht moet worden toegepast.
Art. 78, § 1, van het Belgische Wetboek van internationaal privaatrecht, waarop voorgaande regel is gestoeld, luidt: ‘De erfopvolging wordt beheerst door het recht van de Staat op wiens grondgebied de overledene bij zijn overlijden zijn gewone verblijfplaats had.’
Testament zonder rechtskeuze
De geldigheid van de vorm van het testament dient beoordeeld te worden aan de hand van het Haags Testamentsvormenverdrag. België is namelijk een van de verdragsluitende staten.
In het onderhavige geval zal het testament in ieder geval formeel geldig zijn als is voldaan aan de regels van Belgisch recht, aangezien de testateur op het moment van overlijden de Belgische nationaliteit bezat, zijn woonplaats in België had en ook zijn gewone verblijfplaats in België gelegen was. Daarnaast is de vorm van het testament geldig als het voldoet aan het recht van de nationaliteit, de woonplaats of de gewone verblijfplaats van de erflater op het moment van beschikken of aan het recht van de plaats waar de erflater het testament heeft opgemaakt.
Zie voor uitgebreidere bespreking van de ruimhartige geldigheidsregels van dit verdrag onderdeel 10.3.6.2. Men dient bedacht te zijn op eventueel door verdragsstaten gemaakte voorbehouden.
De materiële geldigheid van het testament – dat wil zeggen de inhoud van het testament – dient te worden beoordeeld naar de erfwet: het recht dat (ook zonder testament) op de vererving van roerende zaken van toepassing is. Dit recht beheerst de inhoud van het testament, voor zover die ziet op de roerende zaken.
In casu is derhalve Belgisch recht van toepassing op de bepalingen uit het testament die zien op de bankrekening in Nederland, evenals op de bepalingen die zien op de eventueel in België aanwezige roerende zaken.
Testament met rechtskeuze
Aan de regels voor het bepalen van de formele geldigheid van een testament verandert niets door het daarin opnemen van een rechtskeuze. Deze dient derhalve te worden beoordeeld aan de hand van de hiervoor beschreven regels van het Haags Testamentsvormenverdrag. Datzelfde geldt voor de vorm van de rechtskeuze, aangezien deze moet worden uitgedrukt in een verklaring die wat vorm betreft voldoet aan de vereisten voor uiterste wilsbeschikkingen.
Zijn het testament en de rechtskeuze geldig, dan wordt de vererving van zowel de Nederlandse als de Belgische boedelbestanddelen beheerst door het gekozen recht. In de onderhavige situatie, waarin de erflater op het tijdstip van overlijden de Belgische nationaliteit had en bovendien zijn laatste gewone verblijfplaats in België was gelegen, is een keuze voor Belgisch recht in ieder geval geldig. Daarnaast zou ook een keuze voor het recht van het land waarvan de erflater de nationaliteit bezat op het moment van het uitbrengen van de rechtskeuze alsmede een keuze voor het recht van het land waar de erflater op het moment van het uitbrengen van de rechtskeuze zijn gewone verblijfplaats had geldig zijn.
Een rechtskeuze kan er echter nooit toe leiden dat een erfgenaam zijn recht op een legitieme portie, hem toegekend door het zonder rechtskeuze toepasselijke erfrecht, geheel of gedeeltelijk verliest. Een rechtskeuze die tot gevolg heeft dat de legitieme portie in omvang toeneemt, wordt daarentegen wel gevolgd.
10.5.4.2 Nederlands internationaal privaatrecht
Nederland kent het eenheidsstelsel. Dit betekent dat in de Nederlandse regels van internationaal erfrecht geen onderscheid wordt gemaakt tussen het toepasselijke recht op onroerende en dat op roerende zaken. Wel moet worden onderscheiden tussen vererving en afwikkeling van een nalatenschap.
10.5.4.2.1 Vererving
Geen testament
Indien de erflater geen testament heeft opgemaakt en derhalve geen (geldige) rechtskeuze heeft uitgebracht, wordt de vererving van zijn gehele nalatenschap – dus de vererving van zowel de roerende als de onroerende zaken – beheerst door het recht van het land waar de erflater zijn laatste gewone verblijfplaats had, aangezien hij tevens de nationaliteit van dat land bezat.
In het onderhavige geval wordt de vererving van zowel de in Nederland als de in België gelegen boedelbestanddelen dan ook beheerst door Belgisch recht.
Men dient erop bedacht te zijn dat het begrip gewone verblijfplaats een autonoom conflictenrechtelijk begrip is, dat moet worden onderscheiden van het internrechtelijke woonplaatsbegrip (zie hierover onderdeel 10.2.3).
Testament zonder rechtskeuze
Evenals België is ook Nederland partij bij het Haags Testamentsvormenverdrag, zodat de geldigheid van de vorm van het testament beoordeeld dient te worden aan de hand van dit verdrag.
In het onderhavige geval zal het testament in ieder geval formeel geldig zijn als is voldaan aan de regels van Belgisch recht, aangezien de testateur op het moment van overlijden de Belgische nationaliteit bezat, zijn woonplaats in België had en ook zijn gewone verblijfplaats in België gelegen was. Met betrekking tot de vakantiewoning in Nederland mag het testament ook in Nederlandse vorm zijn opgemaakt, aangezien met betrekking tot onroerende zaken ook het voldoen aan de wet van de plaats van ligging formele geldigheid aan dat deel van het testament verschaft. Daarnaast is de vorm van het testament geldig als het voldoet aan het recht van de nationaliteit, de woonplaats of de gewone verblijfplaats van de erflater op het moment van beschikken of aan het recht van de plaats waar de erflater het testament heeft opgemaakt.
Zie voor uitgebreidere bespreking van de ruimhartige geldigheidsregels van dit verdrag onderdeel 10.3.6.2. Men dient bedacht te zijn op eventueel door verdragsstaten gemaakte voorbehouden.
De materiële geldigheid van het testament – dat wil zeggen de inhoud van het testament – dient te worden beoordeeld naar de erfwet: het recht dat (ook zonder testament) op de vererving van toepassing is. Dit recht beheerst de inhoud van het gehele testament, zowel het deel dat ziet op de Nederlandse als het deel dat ziet op de Belgische boedelbestanddelen.
In casu is derhalve Belgisch recht van toepassing, als recht van het land waar de erflater zijn laatste gewone verblijfplaats had en waarvan hij tevens de nationaliteit bezat.
Testament met rechtskeuze
Aan de regels voor het bepalen van de formele geldigheid van een testament verandert niets door het daarin opnemen van een rechtskeuze. Deze dient derhalve te worden beoordeeld aan de hand van de hiervoor beschreven regels van het Haags Testamentsvormenverdrag. Datzelfde geldt voor de vorm van de rechtskeuze, aangezien deze moet worden uitgedrukt in een verklaring die wat vorm betreft voldoet aan de vereisten voor uiterste wilsbeschikkingen.
Zijn het testament en de rechtskeuze geldig, dan wordt de vererving van zowel de Nederlandse als de Belgische boedelbestanddelen beheerst door het gekozen recht. In de onderhavige situatie, waarin de erflater op het tijdstip van overlijden de Belgische nationaliteit had en bovendien zijn laatste gewone verblijfplaats in België was gelegen, is een keuze voor Belgisch recht in ieder geval geldig. Daarnaast zou ook een keuze voor het recht van het land waarvan de erflater de nationaliteit bezat op het moment van het uitbrengen van de rechtskeuze alsmede een keuze voor het recht van het land waar de erflater op het moment van het uitbrengen van de rechtskeuze zijn gewone verblijfplaats had geldig zijn.
Het is ook mogelijk voor de vererving van een bepaald deel van de nalatenschap een (partiële) rechtskeuze te doen. Denkbaar is bijvoorbeeld dat de erflater ten aanzien van de vererving van de in Nederland aanwezige boedelbestanddelen Nederlands recht aanwijst. Het aldus aangewezen recht beheerst dan de vererving van die boedelbestanddelen, voor zover het niet in strijd komt met de dwingende bepalingen – bijvoorbeeld bepalingen betreffende de legitieme – van het op de vererving van de rest van de nalatenschap toepasselijke recht.
Een dergelijke partiële rechtskeuze is mogelijk met betrekking tot zowel roerende als onroerende zaken. Ieder willekeurig rechtsstelsel mag worden aangewezen. Dwingende bepalingen van het overigens toepasselijke recht blijven echter in stand.
10.5.4.2.2 Afwikkeling
De regels van Nederlands internationaal erfrecht met betrekking tot de afwikkeling – dat wil zeggen de vereffening en verdeling – van nalatenschappen zijn eenzijdig geformuleerd. Dit houdt in dat nu erflaters laatste gewone verblijfplaats niet in Nederland was, door het Nederlands internationaal erfrecht (bewust) niet wordt geregeld welk recht de afwikkeling van de nalatenschap beheerst. Rechtsonzekerheid is het gevolg. Aangenomen wordt dat in dat geval aansluiting moet worden gezocht bij de buitenlandse regels van internationaal privaatrecht van het land van erflaters laatste gewone verblijfplaats.
Ook ten aanzien van de taak en bevoegdheden van een eventueel door de erflater aangewezen vereffenaar geldt dat in het midden wordt gelaten naar welk recht deze beoordeeld dienen te worden, indien erflaters laatste gewone verblijfplaats buiten Nederland lag. Wel is het zo dat de benoeming van een buitenlandse vereffenaar in beginsel in Nederland dient te worden erkend.
Aangezien het Nederlandse internationaal erfrecht (behoudens rechtskeuze) verwijst naar het Belgische recht als recht van het land van erflaters laatste gewone verblijfplaats en het Belgische internationaal erfrecht een dergelijke terugverwijzing met betrekking tot de in Nederland gelegen vakantiewoning aanvaardt, is het ontstaan van een situatie van aanknopingsovermacht uitgesloten.