14.4.1 Inleiding
Tussen Nederland en Frankrijk is geen successieverdrag gesloten. De in het verleden gevoerde onderhandelingen hebben tot de tekst voor een verdrag geleid dat op 28 november 1991 is geparafeerd. Het verdrag is echter nog niet in werking getreden en onbekend is of dit ooit zal gebeuren.
Wanneer Nederland over de gehele nalatenschap erfbelasting heft en Frankrijk over de in Frankrijk gelegen vermogensbestanddelen, is sprake van dubbele heffing. Er zal derhalve moeten worden teruggegrepen op het eenzijdige Nederlandse Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 (BVDB 2001).
Welke mogelijkheid bestaat om Frans successierecht met Nederlandse erfbelasting te verrekenen is afhankelijk van de situatie. Er wordt wederom een onderscheid gemaakt tussen de hiervoor in 14.3.1 genoemde situaties.
14.4.2 Erflater woonachtig in Nederland
14.4.2.1 Onroerende zaken in Frankrijk
De successierechten geheven in Frankrijk in verband met de verkrijging van onroerende zaken in Frankrijk kunnen op grond van art. 47 BVDB 2001 met de Nederlandse erfbelasting worden verrekend. In dit kader wordt in art. 47 lid 5 BVDB 2001 bepaald dat aandelen in onroerend goed lichamen eveneens als onroerend worden gezien.
Verrekend wordt het laagste van de navolgende bedragen:
a. het bedrag dat in Frankrijk als successierecht over het onroerend goed is geheven;
of
b. de uitkomst van de navolgende breuk:
– (teller) waarde van het verkregen Franse onroerend goed minus daarmee verband houdende schulden;
gedeeld door
– (noemer) waarde van de verkregen activa van de nalatenschap verminderd met de verkregen passiva van de nalatenschap verminderd met de op de verkrijger van toepassing zijnde vrijstelling ingevolge art. 32 SW 1956;
vermenigvuldigd met de in Nederland daadwerkelijk door de verkrijger verschuldigde erfbelasting.
Voorbeeld: erflater laat na een nalatenschap van € 2.000.000. Erfgenamen zijn de echtgenote (60 jaar oud) en een dochter. De echtgenote heeft het vruchtgebruik van de nalatenschap. De dochter de bloot eigendom. In de nalatenschap bevindt zich een hypotheekvrije woning in Frankrijk met een waarde van € 500.000.
Vanuit Frans perspectief heeft de echtgenote verkregen het vruchtgebruik van de Franse woning, waard 50% x € 500.000 is € 250.000. De verkrijging van de echtgenote is in Frankrijk volledig vrijgesteld.
Voor de Nederlandse erfbelasting is haar totale verkrijging waard 60% x € 2.000.000 is € 1.200.000. Rekening houdend met de voor haar geldende vrijstelling van € 671.910 (tarief 2021) – en ervan uitgaande dat er geen pensioenimputatie plaatsvindt – is zij Nederlandse erfbelasting verschuldigd over € 528.090. De erfbelasting bedraagt € 92.742.
Vanuit Nederlands perspectief heeft de echtgenote Franse vermogensbestanddelen verkregen met een waarde van 60% x € 500.000 is € 300.000
De voorkomingsbreuk is:
((€ 300.000) gedeeld door (€ 1.200.000 – € 671.910)) maal € 92.742 = € 52.685.
In Frankrijk is geen successierecht verschuldigd. Er is dus niets te verrekenen met de Nederlandse erfbelasting.
De echtgenote is aan erfbelasting/successierecht verschuldigd:
– in Frankrijk € 0
– in Nederland € 92.742.
Voor de dochter is de berekening als volgt. Vanuit Frans perspectief heeft zij verkregen een waarde van 50% van € 500.000 is € 250.000. Haar vrijstelling is € 100.000. Over de resterende € 150.000 is zij € 28.193 Frans successierecht verschuldigd.
Vanuit Nederlands perspectief heeft zij de bloot eigendom met een waarde van 40% verkregen van de gehele nalatenschap van € 2.000.000. Haar verkrijging is dus € 800.000. Met inachtneming van de voor haar geldende vrijstelling van € 21.282 (tarief 2021) is zij in Nederland over een bedrag van € 778.718 erfbelasting verschuldigd. De erfbelasting bedraagt € 142.868.
Voor de Nederlandse erfbelasting heeft de verkrijging van de Franse vermogensbestanddelen een waarde van 40% x € 500.000 is € 200.000
De voorkomingsbreuk is:
€ 200.000 gedeeld door (€ 800.000 – € 21.282)) maal € 142.868 = € 36.693.
In Frankrijk is betaald aan successierecht € 28.193. Dit is minder dan het hiervoor berekende bedrag van € 36.693. Verrekend wordt een bedrag van € 28.193.
De dochter is dus aan erfbelasting/successierecht verschuldigd:
– in Frankrijk € 28.193
– in Nederland € 142.868 – € 28.193 = € 114.675
14.4.2.2 Roerende zaken in Frankrijk
Om bij het voorgaande voorbeeld te blijven: indien de erflater naast de woning ad € 500.000 ook nog andere goederen in Frankrijk had, bijvoorbeeld een bankrekening met een saldo van € 50.000, dan is ook over deze bankrekening in Frankrijk successierecht verschuldigd. Deze successierechten kunnen echter niet met de Nederlandse erfbelasting worden verrekend, want zij vallen niet onder de werking van art. 47 BVDB 2001.
De enige verlichting wordt geboden door art. 49 BVDB 2001, waardoor de in Frankrijk over de € 50.000 betaalde successierechten mogen worden afgetrokken van de waarde van de verkrijging.
Dit zou in ons voorbeeld voor de dochter betekenen dat zij 20% Frans successierecht betaalt over 50% van € 50.000. Het Franse successierecht voor de dochter is € 5.000. De dochter heeft voor de Nederlandse erfbelasting dan een verkrijging van € 800.000 minus € 5.000 is € 795.000.
14.4.2.3 Wettelijke verdeling
Op grond van de Europese Erfrechtverordening moet de Nederlandse wettelijke verdeling in Frankrijk gerespecteerd worden. Een Nederlandse wettelijke verdeling kan tot fiscale onduidelijkheid leiden. Indien de erflater in Nederland woonde is verdedigbaar dat de zich in Frankrijk bevindende goederen van de nalatenschap uitsluitend worden verkregen door de langstlevende echtgenoot. De vorderingen van de kinderen op de in Nederland wonende langstlevende echtgenoot zijn geen Frans situs-vermogen ook niet wanneer de hoogte van die vordering (mede)l is gerelateerd aan de waarde van het Franse vermogen. Dit zou betekenen dat in Frankrijk geen successierecht verschuldigd is omdat de langstlevende echtgenoot volledig is vrijgesteld. De keerzijde van de medaille is dat bij het overlijden van de langstlevende echtgenoot in Frankrijk geen beroep kan worden gedaan op de aftrekbaarheid van de schulden aan de kinderen.
14.4.3 Erflater woonachtig in Frankrijk
Nederlandse erfbelasting over de gehele nalatenschap is verschuldigd wanneer de erflater met de Nederlandse nationaliteit binnen tien jaar na zijn vertrek uit Nederland komt te overlijden (art. 3 SW 1956). In deze situatie kan op grond van art. 48 BVDB 2001 het in Frankrijk geheven successierecht worden verrekend met de Nederlandse erfbelasting.
Ook de Franse successierechten verschuldigd over in Nederland gelegen onroerende zaken – waaronder mede begrepen aandelen in onroerend goed lichamen in de zin van art. 4 WBR – kunnen op grond van het BVDB 2001 worden verrekend met de Nederlandse erfbelasting.
De systematiek is dezelfde als hiervoor weergegeven in 14.4.2. met uitzondering van de situatie van de wettelijke verdeling, zie hierna.
Voorbeeld: erflater is 8 jaar geleden vanuit Nederland naar Frankrijk geëmigreerd en komt aldaar te overlijden. Zijn nalatenschap bestaat uit een woning in Frankrijk van € 500.000 en een effectenportefeuille in Nederland waard € 1.500.000. Zijn echtgenote (60 jaar oud) heeft het vruchtgebruik van de nalatenschap, zijn dochter de bloot eigendom.
Vanuit Frans perspectief verkrijgt de echtgenote 50% van € 2.000.000 is € 1.000.000. Dit is volledig vrijgesteld.
Vanuit Nederlands perspectief verkrijgt de echtgenote 60% van € 2.000.000 is € 1.200.000. Rekening houdend met de voor haar geldende vrijstelling van € 671.910 (tarief 2021) – en ervan uitgaande dat er geen pensioenimputatie plaatsvindt – is zij Nederlandse erfbelasting verschuldigd over € 528.090. De erfbelasting bedraagt € 92.742.
Verrekend wordt het laagste bedrag, zijnde € 0. Een en ander komt er op neer dat de echtgenote in Frankrijk geen successierecht betaalt maar in Nederland € 92.742 aan erfbelasting verschuldigd is.
Voor de dochter geldt dat zij vanuit Frans perspectief eveneens € 1.000.000 verkrijgt. Zij geniet een vrijstelling van € 100.000 zodat over € 900.000 successierecht verschuldigd is. Dit is een bedrag van € 212.961.
Voor de Nederlandse erfbelasting is haar verkrijging waard € 800.000. Met inachtneming van de vrijstelling van € 21.282 (tarief 2021) moet zij over € 778.718 erfbelasting betalen. Dit is een bedrag van € 142.868.
Omdat hier de Nederlandse erfbelasting lager is dan de Franse successierechten wordt een voorkoming gegeven gelijk aan het bedrag van de Nederlandse erfbelasting. De dochter betaalt in Nederland geen erfbelasting maar is in Frankrijk € 212.961 aan successierecht verschuldigd.
Wanneer een echtpaar in Frankrijk woont en een van de echtgenoten overlijdt, dan kan de wettelijke verdeling tot onverwachte verrassingen leiden. De langstlevende echtgenoot krijgt feitelijk het gehele vermogen. Verdedigbaar is dat een kind successierecht betaalt in Frankrijk over de waarde van de vordering. Onduidelijk is hoe in Frankrijk fiscaal wordt omgegaan met de uitgestelde opeisbaarheid en het rente-element en het effect daarvan voor de waardering van de vordering. Mogelijk zal voor de berekening van de waarde van de vordering worden uitgegaan van de nominale waarde en zullen de rente en de uitgestelde opeisbaarheid buiten beschouwing worden gelaten. Bij het overlijden van de langstlevende echtgenoot in Frankrijk zou dan mogelijk uitsluitend de nominale vordering in aftrek kunnen worden gebracht op de nalatenschap en zou de renteschuld niet aftrekbaar kunnen zijn.
Indien de uitgestelde opeisbaarheid en de rentecomponent in Frankrijk buiten beschouwing worden gelaten kan dit voor een kind grote gevolgen hebben voor de verrekening van het Franse successierecht met de Nederlandse erfbelasting.
14.4.4 Erflater woonachtig in Nederland, erfgenaam woonachtig in Frankrijk
14.4.4.1 Geen Franse onroerende zaak
Wanneer de erfgenaam meer dan zes jaar woonachtig is in Frankrijk dan is hij in Frankrijk successierecht verschuldigd over alles wat hij uit de nalatenschap verkrijgt. Bevinden zich in de nalatenschap geen Franse onroerende zaken dan zal Nederland geen enkele voorkoming geven. De in Frankrijk woonachtige erfgenaam zal bij de Franse fiscus een beroep moeten doen op een Franse voorkoming. Frankrijk kent een eenzijdige maatregel waardoor voorkoming wordt gegeven voor buiten Frankrijk betaalde successierechten betrekking hebbende op buiten Frankrijk gelegen goederen. Bij deze voorkoming wordt een rekenmethodiek gehanteerd gelijk aan de hiervoor beschreven ordinary credit methode van het Nederlandse BVDB 2001.
14.4.4.2 Wel een Franse onroerende zaak
Bevindt zich in de nalatenschap wel een Franse onroerende zaak dan gelden de regels van art. 47 BVDB 2001 zoals hiervoor in 14.4.2 weergegeven. Ook de in Frankrijk wonende erfgenaam kan op art. 47 BVDB 2001 een beroep doen. Uiteraard zal deze erfgenaam tevens in Frankrijk een beroep op de eenzijdige voorkomingsmaatregel kunnen doen. Frankrijk zal echter geen voorkoming geven voor in Frankrijk gelegen goederen.
14.4.4.3 Geen Franse onroerende zaak maar wel Franse roerende zaken of vorderingen.
De erfgenaam betaalt in Frankrijk successierecht over alles wat hij verkrijgt. Bestaat zijn verkrijging uitsluitend uit in Frankrijk gelegen roerende zaken of vorderingen dan krijgt hij van de Franse fiscus geen voorkoming voor de in Nederland betaalde erfbelasting. Uitsluitend ten aanzien van de buiten Frankrijk gelegen goederen kan de erfgenaam een beroep doen op de Franse eenzijdige voorkoming.
In Nederland kan de erfgenaam slechts op grond van art. 49 BVDB 2001 de in Frankrijk betaalde successierechten – voor zover deze Franse successierechten betrekking hebben op in Frankrijk gelegen vermogen – in mindering brengen op de waarde van zijn verkrijging.
14.4.4.4 Geen Franse goederen
De in Frankrijk wonende erfgenaam moet ook Frans successierecht betalen wanneer de erflater uitsluitend niet-Frans vermogen nalaat. In die situatie zal Nederland geen voorkoming geven maar Frankrijk zal wel rekening houden met de in Nederland betaalde erfbelasting.
14.4.4.5 Wettelijke verdeling
De in Frankrijk wonende erfgenaam verkrijgt een vordering op de langstlevende echtgenoot in Nederland. Ook hier speelt de problematiek van de waardering van de vordering een rol. Verwezen wordt naar hetgeen hiervoor in hoofdstuk 14.4.3 is vermeld.