Met welke regels van Frans recht moet onder andere rekening worden gehouden indien Frans recht (gedeeltelijk) op de afwikkeling van een nalatenschap van toepassing is? Hieronder wordt allereerst ingegaan op het Franse versterferfrecht. Vervolgens komt de legitieme portie aan de orde, wordt ingegaan op de Franse regels van inbreng, inkorting en de afstand op voorhand, de Franse regels van vruchtgebruik, de executeur naar Frans recht en het bewind ingesteld door de erflater. Ten slotte komen de Franse regels die gelden ten aanzien van een onverdeeldheid en verdeling ter sprake.
14.2.1 Het ab-intestaat erfrecht
Indien een persoon komt te overlijden zonder over zijn nalatenschap te hebben beschikt, worden, bij afwezigheid van een echtgenoot, achtereenvolgens de volgende personen tot de nalatenschap geroepen (art. 734 Cc):
1. de kinderen dan wel (bij afwezigheid van kinderen) hun afstammelingen;
2. de vader en de moeder en de broers en zusters dan wel (bij afwezigheid van een broer of zuster) zijn/haar afstammelingen. De ouders ontvangen ieder een kwart, de broers en zusters de rest. Indien de erflater één van zijn ouders achterlaat en ascendenten van zijn vooroverleden ouder en geen afstammelingen, broers, zusters of afstammelingen van broers of zusters achterlaat, erft de nog levende ouder de helft van de nalatenschap en de ascendenten van de voor-overleden ouder de andere helft (art. 738-1 Cc);
3. ascendenten, anders dan de ouders;
4. personen in de zijlijn, anders dan de broers en zusters, en (bij afwezigheid van een van hen) zijn/haar afstammelingen.
De aanwezigheid van een erfgenaam in een categorie sluit de volgende categorieën uit.
Plaatsvervulling vindt plaats ten aanzien van afstammelingen en broers en zusters indien een erfgenaam is vooroverleden, wanneer een erfgenaam verwerpt (art. 754 Cc) en indien een erfgenaam onwaardig is (art. 755 Cc). Indien een kind in de plaats is getreden voor een erfgenaam die verwerpt of onwaardig is en nadien nog andere kinderen van deze erfgenaam worden geboren, dient hetgeen de kinderen krachtens plaatsvervulling hebben ontvangen, in de nalatenschap van hun verwerpende/onwaardige ouder ingebracht te worden.
Indien de erflater een echtgenoot nalaat, heeft deze volgens het ab-intestaat erfrecht de volgende rechten:
– Indien de erflater slechts kinderen nalaat die uit de relatie met zijn echtgenoot zijn geboren, heeft de echtgenoot de keuze tussen het vruchtgebruik van de gehele nalatenschap dan wel de volle eigendom van een kwart van de nalatenschap (art. 757 Cc).
– Indien de erflater kinderen nalaat die niet de kinderen zijn van de langstlevende echtgenoot, heeft de echtgenoot het recht op een kwart van de nalatenschap in volle eigendom.
– Indien de erflater geen kinderen achterlaat, maar wel beide ouders, erft de langstlevende echtgenoot de helft van de nalatenschap in volle eigendom. De ouders krijgen ieder een kwart. Indien de erflater één ouder achter laat, erft de langstlevende drie/vierde van de nalatenschap (art. 757-1 Cc).
– Indien de erflater noch afstammelingen, noch ouders nalaat, erft de langstlevende de gehele nalatenschap in volle eigendom (art. 757-2 Cc). Indien tot de nalatenschap van de erflater echter goederen behoren die hij van (een van) zijn voorouders heeft gekregen krachtens erfrecht of schenking, dan verkrijgen in deze situatie de broers en zusters van de erflater de helft van deze goederen, mits die broers en zusters tevens een afstammeling zijn van deze voorouder(s) (art. 757-3 Cc). Bij afwezigheid van een broer of zuster treden zijn afstammelingen in zijn plaats. Dit droit de retour ten behoeve van broers en zusters geldt slechts met betrekking tot goederen die de erflater niet vervreemd heeft. Hier geldt geen zaaksvervanging. De erflater kan bij testament dit droit de retour ten behoeve van zijn broers en zusters uitsluiten.
De langstlevende echtgenoot heeft gedurende een jaar recht op het gebruik van de echtelijke woning en de zich in deze woning bevindende, tot de nalatenschap behorende, inboedel. Indien deze woning eigendom was van de erflater en de langstlevende tezamen, dan wel geheel van de erflater, kan de langstlevende hier gedurende een jaar blijven wonen. Dit woon- en gebruiksrecht van een jaar geldt ook indien het een huurwoning betreft, dan wel een woning waarvan erflater mede-eigenaar was. In dat geval dienen de huurtermijnen, dan wel de vergoedingen aan de mede-eigenaren, aan de langstlevende vergoed te worden. Deze vergoedingen vormen een schuld van de nalatenschap. De erflater kan zijn langstlevende echtgenoot dit recht niet ontzeggen (art. 763 Cc).
De langstlevende wordt geacht deze rechten niet krachtens erfrecht te krijgen; deze zijn een gevolg van het gehuwd zijn. De langstlevende is hierover derhalve geen erfbelasting verschuldigd.
Indien de erflater de echtelijke woning geheel, dan wel in mede-eigendom met zijn echtgenoot bezat, heeft de echtgenoot, tenzij de erflater hem bij notarieel testament van dit recht heeft uitgesloten, het levenslang recht van bewoning van deze woning en het levenslang recht van gebruik van de tot deze woning en de nalatenschap behorende inboedel. De langstlevende heeft het recht deze woning te verhuren en de huuropbrengst te gebruiken om een andere woning te huren (art. 764 Cc). De waarde van het recht van gebruik en bewoning die de langstlevende verkrijgt door van dit recht gebruik te maken, wordt verrekend met zijn erfdeel. Indien de waarde van dit recht hoger is dan het erfdeel van de langstlevende, behoeft de langstlevende het verschil niet aan de nalatenschap te vergoeden (art. 765 Cc).
14.2.2 Reserve/legitieme portie
Descendenten hebben in Frankrijk een legitieme portie. De legitieme portie van een kind (hieronder valt ook een geadopteerd kind) is als volgt:
– wanneer de erflater één kind achterlaat, bedraagt de legitieme portie van dit kind de helft. Het vrij beschikbare deel bedraagt derhalve de helft;
– wanneer de erflater twee kinderen achterlaat, bedraagt de legitieme portie van ieder kind een derde. Het vrij beschikbare deel bedraagt derhalve een derde;
– wanneer de erflater drie kinderen achterlaat, bedraagt de legitieme portie van ieder kind een vierde. Het vrij beschikbare deel bedraagt derhalve een vierde;
– wanneer de erflater drie of meer kinderen achterlaat, bedraagt het vrij beschikbare deel een vierde. Drie/vierde van de nalatenschap dient tussen de legitimarissen te worden verdeeld.
Het vrij beschikbare deel verandert niet wanneer een kind verwerpt en er ten gevolge van deze verwerping plaatsvervulling plaatsvindt (art. 913 Cc).
Indien een kind verwerpt en er geen plaatsvervulling plaatsvindt, wordt met dit kind geen rekening gehouden bij het bepalen van het vrij beschikbare deel.
De erflater kan aan zijn echtgenoot het vruchtgebruik van de erfdelen van zijn kinderen legateren. Een legitimaris verkrijgt in dat geval zijn legitieme portie in bloot eigendom.
Wanneer een erflater afstammelingen en een echtgenoot achterlaat, ongeacht of deze afstammelingen ook afstammelingen van de langstlevende zijn, kan de erflater de volgende beschikkingen ten behoeve van zijn echtgenoot treffen (art. 1094-1 Cc):
– hij kan zijn echtgenoot het vrij beschikbare gedeelte nalaten (de omvang hangt af van het aantal kinderen van de erflater);
– hij kan zijn echtgenoot een kwart in volle eigendom en drie kwart in vruchtgebruik nalaten;
– hij kan zijn echtgenoot het vruchtgebruik van de gehele nalatenschap nalaten.
Sinds 1 januari 2007 kan de langstlevende, tenzij de erflater anders heeft bepaald, ook slechts een gedeelte van het hem nagelatene accepteren. Daarvoor was het alles of niets. De wet bepaalt uitdrukkelijk dat het gedeeltelijk verwerpen niet wordt beschouwd als een schenking aan de overige erfgenamen (art. 1094-1, alinea 2 Cc).
De langstlevende heeft een legitieme portie wanneer descendenten ontbreken. Zijn legitieme portie bedraagt in dat geval een kwart (art. 914-1). Ook wanneer er een verzoek tot echtscheiding of tot scheiding van tafel en bed is ingediend of de echtgenoten van tafel en bed zijn gescheiden, komt de langstlevende echtgenoot dit recht toe.
Tot 1 januari 2007 hadden ook ascendenten een legitieme portie wanneer de erflater geen descendenten achterliet. Deze legitieme portie is met de wijzigingen in het Franse erfrecht vervangen door een droit de retour (art. 738-2 Cc). Wanneer de erflater geen afstammelingen achterlaat, heeft een ouder een droit de retour ten aanzien van goederen die de erflater krachtens schenking van zijn ouders heeft gekregen. Een ouder is niet verplicht zich op dit recht te beroepen. Dit droit de retour bedraagt per ouder maximaal een kwart van de nalatenschap en komt in mindering op het erfdeel van de langstlevende ouder. In beginsel dient dit recht in natura plaats te vinden. Indien dit niet mogelijk is omdat het goed zich niet in de nalatenschap bevindt, dient de waarde aan de ouder(s) ten goede te komen. De erflater kan dit droit de retour ten behoeve van zijn ouders niet uitsluiten.
14.2.3 Zuivere aanvaarding, beneficiaire aanvaarding en verwerping
Erfgenamen kunnen conform het Franse recht de nalatenschap onderworpen aan Frans erfrecht zuiver aanvaarden, verwerpen dan wel beneficiair aanvaarden (art. 768 Cc).
In geval van zuivere aanvaarding wordt een erfgenaam aansprakelijk voor alle tot de nalatenschap behorende schulden, ook met zijn privé vermogen (art. 785 Cc). Zuivere aanvaarding kan uitdrukkelijk geschieden bij authentieke of onderhandse akte, dan wel stilzwijgend doordat de erfgenaam handelingen verricht welke een aanvaarding veronderstellen en welke hij niet mag verrichten anders dan in hoedanigheid van een erfgenaam die heeft aanvaard (art. 782 Cc).
In geval van beneficiaire aanvaarding (‘acceptation à concurrence de l’actif net’) is een erfgenaam alleen aansprakelijk voor tot de nalatenschap behorende schulden indien en voor zover hij vermogen uit de nalatenschap ontvangt (art. 791 onder 3 Cc).
Een erfgenaam die beneficiair wenst te aanvaarden, dient hiertoe in persoon, dan wel middels een volmacht, een verklaring af te leggen bij de Griffie van de rechtbank van de plaats waar de nalatenschap is opengevallen, dan wel, ten aanzien van nalatenschappen welke zijn open gevallen vanaf 1 november 2017, voor een notaris, welke verklaring zal worden gepubliceerd.
Een inventaris van alle tot de nalatenschap behorende bezittingen en schulden, ook buiten Frankrijk gelegen, met vermelding van hun waarde, dient te worden opgesteld en bij de griffie van de rechtbank te worden gedeponeerd binnen een termijn van 2 maanden te rekenen vanaf het afleggen van de verklaring (art. 789 en 790 Cc).
De inventaris dient te worden opgesteld door een taxateur, een deurwaarder of een notaris. Wanneer een inventaris wordt opgesteld, dienen de rechthebbenden tot de nalatenschap minimaal 20 dagen van tevoren te worden opgeroepen om hen in staat te stellen bij het opstellen van de inventaris aanwezig te zijn.
De rechter kan verzocht worden om de termijn van 2 maanden te verlengen, wanneer een erfgenaam kan aantonen dat er belangrijke en zwaarwegende redenen zijn waarom de termijn van 2 maanden te kort is. Indien de inventaris niet binnen de gestelde termijn wordt gedeponeerd, wordt de erfgenaam geacht zuiver te hebben aanvaard in plaats van beneficiair.
Wanneer de inventaris van alle activa en passiva eenmaal is opgesteld, dienen alle erfgenamen de eed af te leggen dat alle goederen bij de inventaris zijn meegenomen en er niets is verduisterd. Deze eed dient bij notariële akte gedaan te worden en kan niet middels een volmacht worden afgelegd.
Schuldeisers hebben 15 maanden vanaf de publicatie van de beneficiaire aanvaarding de tijd om hun vordering kenbaar te maken. Na verloop van deze termijn vervalt hun vordering wanneer zij geen zekerheidsrecht op een tot de nalatenschap behorend goed hebben (art. 792).
Beneficiaire aanvaarding door een of meer erfgenamen heeft onder andere de volgende gevolgen:
– Wanneer een erfgenaam beneficiair heeft aanvaard en een tot de nalatenschap behorend goed wordt verkocht dan wel door een of meerdere van de erfgenamen wordt aangehouden (bijvoorbeeld doordat dit goed aan hem/hen wordt toegedeeld), dan dient binnen 15 dagen de griffie van de rechtbank geïnformeerd te worden. De griffie publiceert de verkoop/het aanhouden door een/enkele van de erfgenamen. Schuldeisers hebben vervolgens 3 maanden vanaf de publicatie de tijd om de waarde te betwisten en aan te tonen dat deze hoger is. Indien een schuldeiser in het gelijk wordt gesteld voor wat betreft de waarde van het goed, dienen de erfgenamen het verschil tussen de verkoopprijs en de door de schuldeiser aangetoonde waarde uit hun eigen vermogen te vergoeden (art. 794 Cc).
– De erfgenamen dienen een boekhouding bij te houden van alle inkomsten en uitgaven van het vermogen dat tot de nalatenschap behoort (art. 800 Cc).
Verwerping heeft tot gevolge dat de verwerpende persoon geacht wordt nooit erfgenaam te zijn geweest (art. 805 Cc) Een verklaring van verwerping dient bij de rechtbank van de plaats waar de nalatenschap is opengevallen, gedeponeerd te worden (art. 804 Cc). Deze verklaring hoeft niet in persoon gedeponeerd te worden. Het toesturen van een daartoe bestemd formulier volstaat. Ten aanzien van nalatenschappen welke zijn open gevallen vanaf 1 november 2017 geldt dat de verklaring ook kan worden afgelegd voor een notaris, welke notaris vervolgens binnen een maand een afschrift stuurt naar de rechtbank. Wanneer de erfgenaam die verwerpt zelf afstammelingen heeft, treden deze afstammelingen in zijn plaats en dienen zij zich te beraden over een (beneficiaire) aanvaarding dan wel verwerping.
14.2.4 Inbreng, inkorting en afstand op voorhand
14.2.4.1 Inbreng
Erfgenamen die ook volgens de wet erfgenaam zouden zijn en (al dan niet beneficiair) aanvaarden, dienen alle door hen van de erflater ontvangen giften in zijn nalatenschap in te brengen (art. 843 Cc). De erflater kan bij de schenking dan wel later bepalen dat het geschonkene niet ingebracht dient te worden (art. 919 tweede lid Cc). Indien de begiftigde op het moment van de gift geen erfgenaam zou zijn, maar op het moment van overlijden van de erflater wel erfgenaam is (en ook volgens de wet zou zijn), geldt dat hij zijn gift niet hoeft in te brengen, tenzij de erflater anders heeft bepaald (art. 846 Cc). De erflater kan bepalen dat ook een erfgenaam die de nalatenschap verwerpt, de ontvangen schenkingen dient in te brengen (art. 845 Cc). Giften gedaan aan erfgenamen die niet erfgenaam volgens de wet zijn, hoeven in beginsel niet ingebracht te worden, tenzij de erflater anders bepaalt.
De inbreng geldt ten gunste van de andere erfgenamen die ook volgens de wet erfgenaam zouden zijn en niet ten gunste van erfgenamen die niet volgens de wet erfgenaam zouden zijn, dan wel ten gunste van schuldeisers (art. 857 Cc).
De inbreng vindt meestal plaats door verrekening van de waarde van hetgeen ingebracht moet worden met hetgeen de inbrenger uit de nalatenschap verkrijgt (art. 858 Cc). Indien de in te brengen waarde hoger is dan hetgeen de erfgenaam uit de nalatenschap zou verkrijgen, dient deze erfgenaam het verschil aan de nalatenschap te vergoeden. De waarde van de inbreng is de waarde op het moment van de verdeling naar de staat van het goed op het moment van de schenking (art. 860 Cc). In de schenkingsakte kan van deze regel worden afgeweken. Indien het goed is vervreemd voordat de verdeling plaatsvindt, dient uitgegaan te worden van de waarde op het moment van de vervreemding, tenzij er sprake is van zaaksvervanging. In dat laatste geval dient in beginsel uitgegaan te worden van de waarde van dit nieuwe goed op het moment van de verdeling naar de staat op het moment van de verkrijging van dit goed.
In bepaalde gevallen kan de inbreng in natura plaatsvinden, namelijk wanneer:
– dit in de schenkingsakte is bepaald (art. 858 Cc);
– de begiftigde zelf besluit tot inbreng in natura, hetgeen is toegestaan wanneer het goed vrij is van schulden en niet is bewoond (art. 859 Cc); en
– de erfgenaam de nalatenschap verwerpt (art. 858 jo. 845 Cc).
14.2.4.2 Inkorting
De legitimaire massa dient berekend te worden teneinde te bekijken of de erflater giften heeft gedaan of legaten heeft gemaakt die het vrij beschikbare deel overstijgen. Indien dat het geval is, kunnen deze bevoordelingen worden ingekort.
De legitimaire massa wordt berekend door van de in de nalatenschap aanwezige activa de in de nalatenschap aanwezige passiva af te trekken en hierbij op te tellen alle in het verleden gedane giften, ongeacht de persoon van de begiftigde (art. 922 Cc). De vruchten van een geschonken goed worden niet bij de berekening meegenomen en ook voordelen die de langstlevende echtgenoot krachtens huwelijksvermogensrecht toekomen, blijven buiten beschouwing, mits de kinderen tevens de kinderen zijn van de langstlevende. Voor de berekening wordt uitgegaan van de waarde van de geschonken goederen ten tijde van het overlijden van de erflater en hun staat op het moment van de schenking. Indien de erflater slechts de bloot-eigendom had geschonken, dient uitgegaan te worden van de waarde van de volle eigendom.
Binnen vijf jaar na het overlijden dient om de inkorting verzocht te worden, dan wel binnen twee jaar vanaf het moment dat de erfgenamen kennis hebben genomen van het feit dat hun legitieme geschonden is (art. 921 Cc alinea 2).
In beginsel vindt de inkorting plaats door de begiftigde die tevens legitimaris is minder uit de nalatenschap toe te laten komen. Indien de gift groter is dan de legitieme portie van de begiftigde, komt het meerdere ten laste van het beschikbare deel. De schenker kan bepalen dat het geschonkene niet verrekend behoeft te worden, maar direct ten laste komt van het vrij beschikbare deel. Indien de testateur een gift heeft gedaan die het vrij beschikbare deel overstijgt, dient de begiftigde de legitimarissen schadeloos te stellen (art. 924 Cc), tenzij de legitimarissen verklaren akkoord te gaan met de gift en derhalve af te zien van de inkorting.
Sinds 1 januari 2007 hoeft de inkorting niet meer in natura plaats te vinden. Indien de begiftigde tevens legitimaris is, vindt de schadeloosstelling plaats door deze legitimaris minder uit de nalatenschap te laten toe komen. De begiftigde bij wie wordt ingekort, heeft de mogelijkheid om de gift in natura in de nalatenschap in te brengen (art. 924-1 Cc). Voor de hoogte van de schadeloosstelling is bepalend de waarde van het geschonkene ten tijde van de verdeling en de staat van het geschonkene ten tijde van de gift (art. 924-2 Cc). Wanneer de schadeloosstelling in natura plaatsvindt, dient de begiftigde tevens de vruchten terug te geven die van het in te brengen goed zijn opgekomen vanaf de datum van overlijden van erflater indien hem binnen een jaar na overlijden om inbreng verzocht wordt, dan wel vanaf de datum van het verzoek indien dit later dan een jaar na het overlijden van de erflater plaatsvindt (art. 928 Cc).
Indien de begiftigde het goed niet meer in zijn bezit heeft, dient de inkorting in beginsel in waarde plaats te vinden. Een uitzondering geldt voor het geval de begiftigde niet solvabel is en de schenker en degenen die ten tijde van de vervreemding van het goed legitimaris zijn, niet hun goedkeuring hebben gegeven aan de vervreemding van het goed (art. 924-4 Cc). Deze goedkeuring kan op ieder moment vanaf de schenking gegeven worden. In de schenkingsakte kan de schenker samen met de legitimarissen bepalen dat de begiftigde het goed mag vervreemden. Wanneer iemand een goed koopt, is het derhalve van belang om na te gaan of de verkoper het goed krachtens schenking heeft gekregen en of er door de schenker en de legitimarissen toestemming is gegeven om dit goed te vervreemden. Indien dat niet het geval is, bestaat het risico dat het goed later bij hem (de koper) gevorderd wordt.
14.2.4.3 Afstand op voorhand
Sinds 1 januari 2007 is het mogelijk dat legitimarissen voordat de nalatenschap is opengevallen geheel of gedeeltelijk afstand doen van hun recht om in te korten (art. 929 Cc e.v). Deze afstand (‘renonciation anticipée à l’action en réduction’) is echter aan vele eisen gebonden. Zij dient te geschieden bij notariële akte, opgesteld door twee Franse notarissen. Een van de notarissen dient door de Chambre départementale des notaires aangewezen te zijn om deze akte te tekenen. De legitimarissen dienen afzonderlijk van elkaar de akte te tekenen in de enkele aanwezigheid van de twee notarissen. Zij hoeven niet ieder een eigen exemplaar te tekenen. In de akte dienen duidelijk alle juridische consequenties van de afstand voor iedere legitimaris die afstand doet, vermeld te worden. Wanneer de eisen niet zijn nagekomen, is de afstand nietig.
14.2.5 Verzwijgen van vermogen en verzwijgen van een erfgenaam: ‘recel successoral’
Wanneer een erfgenaam tot de nalatenschap behorende goederen verzwijgt, dan wel het bestaan van een mede-erfgenaam verzwijgt (‘recel successoral’), dan zijn er twee sancties (art. 778 Cc): Allereerst wordt deze erfgenaam geacht de nalatenschap zuiver aanvaard te hebben, ook indien hij de nalatenschap al verworpen heeft, dan wel beneficiair heeft aanvaard. Daarnaast verbeurt hij zijn aandeel in het door hem verzwegen goed. Betreft het het verzwijgen van een erfgenaam, dan verliest de persoon die een erfgenaam heeft verzwegen zijn rechten ten aanzien van het aan deze erfgenaam toekomende aandeel in de nalatenschap.
Wil er sprake zijn van ‘recel’, dan dient het allereerst te betreffen een tot de nalatenschap behorend goed, dan wel het bestaan van een erfgenaam. Hiervan is bijvoorbeeld sprake wanneer een erfgenaam een tot de nalatenschap behorend goed wegneemt, een veel te lage waarde aan een goed toekent, verzwijgt dat hij een schuld aan de nalatenschap heeft of een in het verleden gedane schenking verzwijgt, welke schenking ingebracht had moeten worden, dan wel ten aanzien waarvan inkorting had moeten plaatsvinden.
Daarnaast dient er, wil er sprake zijn van ‘recel’, opzet in het spel te zijn.
Wanneer een erfgenaam tot ‘recel’ is veroordeeld, verbeurt hij, zoals gezegd, zijn aandeel in het door hem verzwegen goed. Ook de vruchten en inkomsten van het verduisterde vermogen, geproduceerd vanaf het moment dat de nalatenschap is opengevallen, dienen aan de nalatenschap vergoed te worden. Indien de frauduleuze handeling na het openvallen van de nalatenschap plaatsvond, dienen de vruchten en inkomsten vanaf het moment dat de handeling plaatsvond aan de nalatenschap vergoed te worden.
De Cour de cassation heeft op 6 november 2019 aangegeven dat wil een beroep op ‘recel successoral’ slagen, dit verzoek moet geschieden in het kader van een juridische verdeelprocedure. Dat kan alleen wanneer de nalatenschap niet reeds minnelijk is verdeeld. Zou de nalatenschap wel reeds minnelijk verdeeld zijn, dan dient om niettigheid van de verdeling verzocht te worden, dan wel om een aanvulling van het aandeel, dan wel om een aanvullende verdeling (Cour de cassation, Première chambre civile, 6 november 2019, nr. 18-24.332). Vermoedt men ‘recel’ door een mede-erfgenaam, dan is het verstandig te nalatenschap derhalve nog niet minnelijk te verdelen, tot veroordeling van de erfgenaam heeft plaatsgevonden.
14.2.6 Vruchtgebruik
Onder Frans recht heeft een vruchtgebruiker het recht van gebruik en genot van de goederen waarvan hij het vruchtgebruik heeft. Hij kan de goederen gebruiken en de vruchten innen, maar hij mag niet over de goederen zelf beschikken. Hij dient de goederen in stand te houden (art. 578 Cc).
Een uitzondering geldt ten aanzien van goederen die alleen te gebruiken zijn door ze te consumeren (bijvoorbeeld geld of drank). In dat geval dienen aan het einde van het vruchtgebruik goederen van dezelfde kwaliteit en hoeveelheid aan de bloot-eigenaar teruggegeven te worden, dan wel de geschatte waarde ten tijde van het einde van het vruchtgebruik (art. 587 Cc). De bloot-eigenaren zijn ten aanzien van dit aan hen terug te geven vermogen schuldeisers van de vruchtgebruiker. Tenzij de erflater of de erfgenamen de vruchtgebruiker hiervan ontheffen, dient de vruchtgebruiker zekerheid te stellen.
De vruchtgebruiker mag de aan het vruchtgebruik onderworpen goederen pas gebruiken nadat een inventaris van de aan het vruchtgebruik onderworpen goederen is opgemaakt. De bloot-eigenaren dienen bij deze inventarisatie aanwezig te zijn, dan wel in de gelegenheid gesteld te zijn om hierbij aanwezig te zijn (art. 600 Cc).
Wanneer de langstlevende echtgenoot het vruchtgebruik van goederen uit de nalatenschap heeft verkregen, kunnen de afstammelingen van de erflater vorderen dat er een beschrijving van de roerende goederen wordt opgemaakt en dat de staat van de onroerende goederen wordt beschreven en, indien het een geldsom betreft, vorderen dat het geld op een bepaalde manier wordt aangewend teneinde te garanderen dat aan het einde van het vruchtgebruik het geld waarover de vruchtgebruiker de beschikking had, wordt teruggeven aan de bloot-eigenaar (art. 1094-3 Cc).
Wanneer de bloot-eigenaar en de vruchtgebruiker samen een goed verkopen, wordt de verkoopopbrengst in beginsel verdeeld tussen de bloot-eigenaar en de vruchtgebruiker, naar gelang hun waarden op dat moment, tenzij de bloot-eigenaar en de vruchtgebruiker overeenkomen dat ook de verkoopopbrengst belast zal zijn met vruchtgebruik ten behoeve van de vruchtgebruiker (art. 621 Cc). Wanneer de bloot-eigenaar zonder medewerking van de vruchtgebruiker het goed verkoopt, behoudt de vruchtgebruiker het genot van het goed, tenzij hij hier uitdrukkelijk van afziet. De bloot-eigenaar kan niet de rechter verzoeken hem goedkeuring te verlenen de volle-eigendom van een goed belast met vruchtgebruik te verkopen wanneer een vruchtgebruiker niet zijn medewerking wil verlenen (art. 815-5, alinea 2 Cc).
14.2.7 Executeur
Een testateur kan een of meerdere executeurs benoemen. De executeur kan een natuurlijk persoon of een rechtspersoon zijn. Indien een testateur meerdere executeurs heeft benoemd, is een executeur zelfstandig bevoegd, tenzij de testateur anders heeft bepaald.
Een executeur is niet verplicht zijn taak te accepteren, maar eenmaal geaccepteerd dient hij zijn taak te volbrengen. In geval van gewichtige redenen kan de rechter verzocht worden de executeur van zijn bevoegdheden te ontslaan. De executeur zelf kan de rechter hierom verzoeken, dan wel iedere belanghebbende. De taak van een executeur eindigt in ieder geval door zijn dood, of twee jaar na het openvallen van het testament, behoudens verlenging door de rechter.
Wanneer zijn taak is geëindigd, dient de executeur, dan wel, indien de taak van de executeur is geëindigd door zijn overlijden, de erfgenamen van deze executeur, binnen zes maanden rekening en verantwoording af te leggen aan de erfgenamen.
Ook in Frankrijk kent men de executeur met verschillende bevoegdheden. De basistaak van een executeur is het verdedigen van het testament wanneer de geldigheid of de uitvoerbaarheid ervan wordt betwist. De executeur dient er zorg voor te dragen dat het testament wordt uitgevoerd (art. 1028 Cc). Daarnaast heeft de executeur een conservatoire functie. Hij dient die maatregelen te treffen die noodzakelijk zijn om het testament te kunnen uitvoeren (art. 1029 Cc).
Hij kan verzoeken een inventaris te laten opstellen door een commissaire-priseur judiciaire (een veilingmeester) een huissier (deurwaarder) of een notaris, waarin alle activa en passiva worden gewaardeerd. De erfgenamen dient hij van het opmaken van de boedelbeschrijving op de hoogte te stellen zodat zij hierbij aanwezig kunnen zijn (art. 1029 jo. 789 Cc). Ten slotte kan de executeur, wanneer de activa niet voldoende zijn om de dringende schulden te voldoen, de verkoop van inboedel initiëren teneinde dringende schulden te voldoen. De executeur heeft hiervoor goedkeuring nodig van de erfgenamen. Deze kunnen hun goedkeuring onthouden en voldoende geld geven aan de executeur teneinde de dringende schulden te kunnen voldoen. Indien de erfgenamen geen goedkeuring geven en geen geld om de schulden te kunnen voldoen, kan de executeur zich tot de rechter wenden. De executeur is niet bevoegd om de verkoopprijs in ontvangst te nemen en de schulden te betalen. Deze bevoegdheden komen toe aan de erfgenamen.
De testateur kan de bevoegdheden van de executeur uitbreiden door hem de meubels in bezit te laten nemen en deze te laten verkopen indien nodig voor het voldoen van (geld)legaten (art. 1030 Cc). Deze bevoegdheid mag echter geen inbreuk maken op de legitieme portie van erfgenamen. Een legaat dient door de erfgenamen afgegeven te worden.
Indien er geen legitimarissen zijn, kan de testateur de executeur de bevoegdheid geven over onroerend goed te beschikken, vermogen in ontvangst te nemen en te beleggen, schulden en kosten van de nalatenschap te voldoen en over te gaan tot de toedeling of verdeling van tot de nalatenschap behorende goederen. Voorafgaand aan de verkoop van een onroerend goed dient de executeur de erfgenamen over de voorgenomen verkoop te informeren (art. 1030-1 Cc). De executeur kan niet een legaat van een onroerend goed afgeven. Deze bevoegdheid komt toe aan de erfgenamen.
14.2.8 Testamentair bewind
Sinds 1 januari 2007 kan onder voorwaarden door de erflater een bewindvoerder worden benoemd (art. 812 Cc e.v.).
Een ingesteld bewind is pas geldig indien een zwaarwegend en gegrond belang dit bewind rechtvaardigt (art. 812-1-1 Cc). Te denken is aan hele jonge erfgenamen of ondernemingsvermogen dat tot de nalatenschap behoort terwijl de erfgenamen onbekend zijn met het reilen en zeilen van deze onderneming. Het belang dient in de akte van benoeming vermeld te worden. Tevens moet in de akte genoemd worden waarom de bewindvoerder wel geschikt is om het bewind te voeren.
Wanneer er niet voldoende belang is voor een bewind, dan is het ingestelde bewind nietig. De nietigheid dient ingeroepen te worden door de erfgenaam of zijn vertegenwoordiger.
De bewindvoerder heeft de taak de gehele of een deel van de nalatenschap te beheren voor rekening en in het belang van een of meerdere erfgenamen. De bewindvoerder heeft volgens de wet niet de bevoegdheid om over de onder het bewind vallende goederen te beschikken, tenzij het handelingen betreffen die onder beheer vallen. Te denken is aan het beheer van een aandelenportefeuille.
Zolang er nog geen erfgenamen zijn die de nalatenschap hebben aanvaard, heeft de bewindvoerder slechts de bevoegdheid beheershandelingen te verrichten die nodig zijn tot het behoud van de goederen.
Indien er tevens een executeur is, gaan de bevoegdheden van de executeur voor die van de bewindvoerder.
De onder bewindgestelde blijft beschikkingsbevoegd. Wanneer hij een onder bewind staand goed vervreemdt, eindigt het bewind ten aanzien van dit goed. De erflater kan een onder bewindgestelde niet deze beschikkingsbevoegdheid ontnemen. Echter, op grond van art. 900-1 Cc kan een erflater bepalen dat een goed tijdelijk niet vervreemd kan worden, mits daarvoor een zwaarwegend belang bestaat. Deze tijdelijke onvervreemdbaarheid mag geen inbreuk maken op de legitieme portie van een erfgenaam. Door het toevoegen van deze ‘onvervreemdbaarheidsbepaling’ zou mogelijk bereikt kunnen worden dat een onder bewindgestelde de onder bewindgestelde goederen niet kan vervreemden. Er zijn echter schrijvers die van mening zijn dat de onvervreemdbaarheid slechts in zeer uitzonderlijke gevallen kan worden toegestaan en het belang dat het bewind rechtvaardigt in de meeste gevallen niet voldoende is om de onvervreemdbaarheid te rechtvaardigen.
De erflater kan meerdere personen tot bewindvoerder benoemen. De bewindvoerder mag niet de notaris zijn die belast is met de afwikkeling van de nalatenschap. De bewindvoerder kan een rechtspersoon zijn.
De benoeming van een bewindvoerder dient te geschieden bij notariële akte. De bewindvoerder dient zijn taak voor het overlijden van de erflater te accepteren. Ook de acceptatie dient bij notariële akte te geschieden.
In beginsel geldt het bewind voor de duur van twee jaar, maar het bewind kan (meerdere keren) door de rechter worden verlengd op verzoek van de bewindvoerder of een erfgenaam. Het bewind kan voor vijf jaar worden ingesteld ingeval van onbekwaamheid, gezien de leeftijd van een of meerdere erfgenamen dan wel indien het ondernemingsvermogen betreft (art. 812-1-1 Cc).
De bewindvoerder dient jaarlijks en aan het einde van het bewind rekening en verantwoording aan de erfgenamen wiens vermogen onder bewind is gesteld af te leggen en hen te informeren over de door hem verrichte handelingen.
Tenzij door de erflater anders is bepaald, ontvangt de bewindvoerder geen beloning. De erflater kan hem wel een beloning toekennen. Deze beloning dient in beginsel een gedeelte van de vruchten en opbrengsten van de onder bewind gestelde goederen te zijn. Indien deze onvoldoende zijn, kan zij worden aangevuld met vermogen uit de nalatenschap. De beloning vormt een schuld van de nalatenschap. De beloning komt voor inkorting in aanmerking indien zij inbreuk maakt op de legitieme portie van legitimarissen. Erfgenamen wiens verkrijging onder bewind is gesteld, kunnen de rechter verzoeken om verlaging van de vergoeding.
Het bewind eindigt wanneer de duur waarvoor zij is ingesteld is verlopen, wanneer de bewindvoerder hierom verzoekt (in welk geval het bewind drie maanden na het kenbaar maken van dit verzoek aan de erfgenamen eindigt), wanneer de erfgenamen en de bewindvoerder samen een bewind overeenkomen, wanneer de goederen waarover het bewind is ingesteld zijn vervreemd, door het overlijden van de bewindvoerder, wanneer ten behoeve van de bewindvoerder maatregelen zijn getroffen (bijvoorbeeld wanneer hij onder curatele is gesteld), wanneer hij ontbonden wordt (in geval de bewindvoerder een rechtspersoon is), door het overlijden van de onder bewindgestelde (slechts ten aanzien van deze onder bewindgestelde) of, in geval van beschermingsmaatregelen ten behoeve van de onder bewindgestelde (bijvoorbeeld onder curatele stelling), door een beslissing van de rechter.
Een erfgenaam wiens verkrijging onder bewind is gesteld, dan wel zijn wettelijke vertegenwoordiger, kan de rechter verzoeken het bewind te beëindigen op grond van het niet meer aanwezig zijn van een zwaarwegend en gegrond belang, dan wel wegens slecht beheer door de bewindvoerder.
14.2.9 Onverdeeldheid
Wanneer een erflater meer dan een erfgenaam achterlaat, bevinden deze erfgenamen zich na het overlijden van de erflater in een onverdeeldheid: ‘indivision successorale’. Ten aanzien van de goederen die zich in een onverdeeldheid bevinden, zijn er handelingen die iedere mede-eigenaar alleen mag verrichten, handelingen die door twee/derde meerderheid verricht mogen worden en handelingen waarvoor unanimiteit vereist is.
Een ieder die zich in een dergelijke onverdeeldheid bevindt, is bevoegd om de noodzakelijke maatregelen te nemen tot het behoud van de tot de onverdeeldheid behorende goederen, ook indien hier geen dringende reden toe is (art. 815-2 Cc). Indien daarvoor kosten gemaakt worden, mag hij tot de onverdeeldheid behorend vermogen aanspreken, dan wel zijn mede-eigenaren verplichten de benodigde uitgaven mede te financieren, dan wel kan hij de uitgaven zelf financieren waardoor er een vordering van hem op de onverdeeldheid ontstaat.
Tot 1 januari 2007 konden beheers- en beschikkingshandelingen in beginsel alleen verricht worden indien alle mede-eigenaren het daarmee eens waren. Vanaf 1 januari 2007 is de hoofdregel dat de volgende handelingen met de instemming van minimaal twee/derde van de mede-eigenaren kunnen worden verricht (art. 815-3 Cc):
– het verrichten van beheershandelingen;
– het geven van een algemene beheersvolmacht aan een van de mede-eigenaren dan wel een derde;
– het verkopen van roerende goederen teneinde kosten en schulden ten aanzien van de onverdeeldheid te kunnen betalen;
– het sluiten en vernieuwen van een huurcontract, met uitzondering van de huur van een ruimte met een agrarische, commerciële, industriële of ambachtelijke bestemming.
De mede-eigenaren die niet bij het verrichten van bovenstaande handelingen betrokken zijn, dienen geïnformeerd te worden.
Voor het verrichten van overige handelingen, bijvoorbeeld de verkoop van onroerend goed, dienen alle mede-eigenaren akkoord te zijn. Unanimiteit is vereist in geval van handelingen die de normale exploitatie van het goed te buiten gaan.
Indien een mede-eigenaar niet in staat is om zijn wil te uiten, kan een andere mede-eigenaar de rechter verzoeken hem te belasten met de vertegenwoordiging van deze mede-eigenaar. Dit kan een algemene vertegenwoordiging zijn, dan wel een vertegenwoordiging voor bepaalde handelingen. Een mede-eigenaar is onder andere niet in staat om zijn wil te uiten vanwege gezondheidsredenen, omdat hij te ver weg is (geografisch) of wanneer hij onbekwaam is.
Iedere mede-eigenaar kan ieder jaar om zijn aandeel in de inkomsten uit de in onverdeeldheid gehouden goederen verzoeken.
Een mede-eigenaar kan de rechter verzoeken hem toe te staan alleen een handeling te verrichten indien een mede-eigenaar wiens medewerking noodzakelijk is, weigert deze te verlenen en deze weigering het gezamenlijk belang in gevaar brengt (art. 815-5 Cc).
Iedere mede-eigenaar heeft het recht de tot de onverdeeldheid behorende goederen te gebruiken, waarbij hij de rechten van de anderen dient te respecteren. Bij onenigheid kan de rechter verzocht worden regels omtrent het gebruik vast te stellen (art. 815-9 Cc). Iedere mede-eigenaar heeft in beginsel recht op zijn aandeel in de jaarlijkse baten van de tot de onverdeeldheid behorende goederen. Verliezen dienen door de mede-eigenaren gedragen te worden in verhouding tot hun aandeel in de onverdeeldheid.
Een mede-eigenaar kan verzoeken om een voorschot ten aanzien van zijn rechten in de onverdeelde goederen. Indien de mede-eigenaren weigeren hun goedkeuring te verlenen, kan de verzoeker zich wenden tot de rechter (art. 815-11 Cc).
Een mede-eigenaar is bevoegd om zijn aandeel te vervreemden aan een mede-eigenaar, dan wel aan een derde. In dat laatste geval hebben de mede-eigenaren een voorkeursrecht.
Erfgenamen kunnen niet gedwongen worden in een onverdeeldheid te blijven, tenzij de rechter bepaalt dat de onverdeeldheid (tijdelijk) dient voort te duren of de erfgenamen zelf zijn overeen gekomen dat zij in een onverdeeldheid zullen blijven (art. 815 Cc). In deze overeenkomst tussen de erfgenamen dient het in onverdeeldheid gehouden goed omschreven te worden en de omvang van de aandelen van de mede-eigenaren in dit goed dient vermeld te worden (art. 1873-2 Cc). De overeenkomst dient schriftelijk overeengekomen te worden en de overeenkomst dient, indien het onroerend goed betreft, gepubliceerd te worden (art. 1873-2 Cc). In de overeenkomst kunnen de mede-eigenaren regels ten aanzien van de onverdeelde goederen overeen komen. De regels kunnen betrekking hebben op het gebruik van de goederen, de bijdrage in de kosten van behoud, verbetering en verval, dan wel op de verdeling van de opbrengsten en schulden.
De overeenkomst kan voor bepaalde of onbepaalde tijd worden aangegaan. Indien zij voor een bepaalde tijd wordt aangegaan, kan dat voor maximaal vijf jaar, maar verlenging, al dan niet stilzwijgend, mits voorzien in de overeenkomst, is mogelijk. Gedurende de tijd dat zij is aangegaan, kan een verdeling in beginsel niet worden gevorderd.
De mede-eigenaren kunnen een of meerdere personen, al dan niet uit hun midden, tot gérant benoemen. De gérant heeft in beginsel tot taak de tot de onverdeeldheid behorende goederen te beheren. Hij dient ieder jaar rekening en verantwoording af te leggen. De handelingen die de bevoegdheden van een gérant te buiten gaan, dienen met de instemming van alle mede-eigenaren te worden verricht. De mede-eigenaren kunnen in de overeenkomst overeenkomen dat voor bepaalde handelingen een andere meerderheid is vereist. Unanimiteit geldt echter in ieder geval voor de beslissing onroerend goed te vervreemden.
Wanneer een mede-eigenaar overlijdt, vererven zijn rechten tot de onverdeelde goederen aan zijn erfgenamen. In de overeenkomst tussen de mede-eigenaren kan bepaald worden dat wanneer een van hen overlijdt, de overigen het recht hebben zijn aandeel in de mede-eigendom over te nemen.
14.2.10 Verdeling
Zoals hiervoor gezien kan iedere deelgenoot in beginsel de verdeling vorderen van in onverdeeldheid gehouden goederen. Er kunnen redenen zijn om de rechter te verzoeken de verdeling op te schorten. Te denken is aan de situatie dat de te verdelen goederen op termijn een hogere waarde hebben. De rechter kan ook verzocht worden te beslissen dat de goederen onverdeeld dienen te blijven teneinde de langstlevende echtgenoot of minderjarige kinderen te beschermen. Dat kan bijvoorbeeld met betrekking tot een woning of meubels die tot de woning behoren.
De langstlevende echtgenoot of een erfgenaam die mede-eigenaar van bepaalde tot de nalatenschap behorende goederen is, kan zijn mede-erfgenamen, of, indien deze niet willen meewerken, de rechter, om toedeling van deze goederen verzoeken. Hij kan dit bijvoorbeeld verzoeken ten aanzien van onroerend goed dat dienst doet als bedrijf en het meubilair dat hierin staat en dienstbaar is voor de uitoefening van het bedrijf. De langstlevende echtgenoot kan dit tevens verzoeken ten aanzien van de woning en de tot deze woning behorende meubels waarin hij/zij op het moment van het overlijden van de erflater woonde en ten aanzien van de auto van de erflater wanneer hij/zij deze auto nodig heeft (art. 831-2 en 831-3 Cc).
Wanneer één van de deelgenoten een verdeling wenst maar de anderen niet, dan kan de rechter beslissen dat de deelgenoot die de verdeling wenst, zijn aandeel krijgt toebedeeld en de onverdeeldheid ten aanzien van de anderen in stand blijft.
Voor de waardering van een goed dat wordt verdeeld, is van belang de waarde op het moment dat degene aan wie het goed wordt toegedeeld, de beschikking krijgt over dit goed.
De verdeling kan in beginsel plaats vinden bij onderhandse akte of bij notariële akte. De notariële akte is verplicht indien het onroerende goederen betreft.
Over de netto waarde van de goederen die bij akte verdeeld worden, is 2,5% droit de partage verschuldigd. Indien een mede-erfgenaam zijn rechten in de nalatenschap geheel of gedeeltelijk verkoopt aan een mede-erfgenaam, is 2,5% droit de partage verschuldigd over de waarde van dit aandeel indien het goed in onverdeeldheid blijft, dan wel over de waarde van het gehele goed wanneer het goed ten gevolge van deze verdeling niet meer in onverdeeldheid wordt gehouden.