3.2.1 Inleiding
Zie onderdeel 2.2.1.
3.2.2 Aangifte of niet? Uitstel van aangifte
Zie onderdeel 2.2.2.
3.2.3 Het verzorgen van de aangifte erfbelasting
Zie onderdeel 2.2.3.
3.2.4 Het controleren van de opgelegde aanslag en de betaling van de erfbelasting
Bij de wettelijke verdeling zullen de erfbelasting door de langstlevende echtgenoot moeten worden voldaan (art. 4:13 lid 2).
De vorderingen van de kinderen zullen worden verminderd met het ten laste van ieder komende gedeelte van de erfbelasting, tenzij bij testament door de overledene is bepaald dat de erfbelasting renteloos door de langstlevende echtgenoot dienen te worden voorgeschoten. In dat laatste geval ontstaan (renteloze) vorderingen van de langstlevende op de kinderen, terwijl de vorderingen van de kinderen eventueel tot het volle bedrag rentedragend zullen zijn. Zie verder onderdeel 2.2.4.
3.2.5 Het voeren van beheer en het verrichten van beschikkingshandelingen
Zoals hiervoor al enkele keren aangegeven is de echtgenoot bij de wettelijke verdeling als enig beheers- en beschikkingsbevoegd. Er ontstaat geen gemeenschap met deelgenoten. De goederen van de nalatenschap vermengen zich met de eigen goederen van de echtgenoot. Er is geen sprake van een afgescheiden vermogen, tenzij de echtgenoot beneficiair aanvaardt.
Bij de afwikkeling van een nalatenschap waarbij een gemeenschap aanwezig is spelen vragen over tot hoever de beheers- en beschikkingsbevoegdheid van de deelgenoten c.q. gevolmachtigden strekken.
Beperkingen in de beschikkingsbevoegdheid (bijvoorbeeld ten gevolge van minderjarigheid, meerderjarigenbewind, curatele, faillissement etcetera) van de deelgenoten spelen dan een grote rol.
Bij de wettelijke verdeling betreft het slechts mogelijke beperkingen in de beschikkingsbevoegdheid van de echtgenoot. Aangezien bij de wettelijke verdeling deze beschikkingsbevoegdheidsbeperkingen geen rol spelen in het kader van de boedelafwikkeling worden deze hier niet verder behandeld. Zie voor een uitputtende behandeling van deze beperkingen in het kader van de algemene boedelafwikkeling onderdeel 2.3.1 e.v.