Bij een stelsel van gemeenschap zal, behoudens afwijkende contractuele regeling, de helft van het gemeenschappelijk vermogen, samen met het eigen vermogen van de overledene, diens nalatenschap uitmaken. Bij scheiding van goederen omvat de nalatenschap het eigen vermogen van de overledene, met inbegrip van zijn aandeel in onverdeeldheden.
Twintig jaar geleden, met de wet van 14 mei 1981, nam België definitief afscheid van het absolute Blut-erfrecht. De langstlevende echtgenoot verwerft een belangrijke positie in het erfrecht. Hij of zij is een regelmatige wettelijke erfgenaam, met saisine en gehoudenheid voor het passief, en zelfs met een reserve (zie onderdeel 11.6). Uiteraard wordt het predikaat echtgenoot voorbehouden voor zij die noch uit de echt noch van tafel en bed zijn gescheiden, op het tijdstip van het overlijden (art. 731 Belg. BW). Wanneer de echtgenoten feitelijk gescheiden leefden op het moment van overlijden is de overlevende echtgenoot in principe erfgenaam. De overledene heeft echter de mogelijkheid om zijn echtgenoot te onterven via testament, waarbij ook de reserve kan worden ontnomen voor zover aan enkele strikte en formele voorwaarden is voldaan.
11.5.1 Devolutie
Hetgeen een langstlevende echtgenoot krachtens versterf-erfrecht, bij gebreke van testament, uit de nalatenschap van haar dierbare afgestorvene verkrijgt, is functie van de concurrentie die zij te verduren krijgt. Hierbij moeten drie situaties worden onderscheiden: samenloop met kinderen, samenloop met andere erfgenamen, eenzame alleen-loop (zie art. 745bis § 1 Belg. BW).
Komt de weduwe in concurrentie met (niet noodzakelijk gemeenschappelijke) afstammelingen van de overledene, dan zal zij het vruchtgebruik verkrijgen op de ganse nalatenschap. De kinderen zullen bij gelijke delen (eventueel met toepassing van de plaatsvervulling) de blote eigendom verkrijgen.
Samenloop met andere erfgenamen dan afstammelingen, versterkt de positie van de langstlevende. Zij verkrijgt de volle eigendom van het gemeenschappelijk vermogen en vruchtgebruik op het eigen vermogen. De blote eigendom van het eigen vermogen komt toe aan de bloedverwanten volgens de eerder uiteengezette orde- en graadsregels, eventueel gecorrigeerd via kloving. Bemerk de discriminatie van echtgenoten gehuwd onder scheiding van goederen. Merk op dat dit gewijzigd is door de Erfwet 2018. Sinds 1 september 2018 verkrijgt de langstlevende in samenloop met bloedverwanten in opgaande lijn of broers, zussen of afstammelingen van dezen: (1) de volle eigendom van het deel van de eerststervende in het gemeenschappelijk vermogen en in het vermogen dat exclusief tussen de echtgenoten in onverdeeldheid is, en (2) het vruchtgebruik van de overige goederen van diens eigen vermogen.
De derde situatie is de alleen-loop. Als de overledene andere erfgerechtigden of niemand nalaat behalve zijn echtgenote, dan verkrijgt zij, ab intestato, de volle eigendom van geheel de nalatenschap.
De introductie van de langstlevende echtgenoot heeft de aanspraken van de bloedverwanten danig vertroebeld. Kinderen moeten wachten op het overlijden van de langstlevende tot zij het genot en de beschikking over de erfgoederen verkrijgen. Andere bloedverwanten worden nog verder teruggedrongen, vermits zij alle aanspraken verliezen ten aanzien van gemeenschapsgoederen die in volle eigendom naar de langstlevende gaan.
11.5.2 Erfrechtelijk vruchtgebruik
De keuze voor een intestaatserfrecht in vruchtgebruik brengt een aantal praktische problemen met zich mee. Erfgenamen verkiezen uiteraard volle eigendom. Dit kan leiden tot frustraties langs de kant van de langstlevende, die geen bemoeienissen wil vanwege haar kinderen, nog minder vanwege stiefkinderen of broers van haar man. Irritatie doet zich ook voor bij de kinderen, die ongeduldig wachten tot de weduwe haar biezen pakt zodat zij als volle eigenaar van de erfenis kunnen genieten.
Daarom heeft de wet voorzien in een aantal beschermingsmechanismen om de positie van de diverse betrokkenen veilig te stellen. Aldus kan elke blote eigenaar eisen dat voor alle met vruchtgebruik bezwaarde goederen een notariële boedelbeschrijving wordt opgemaakt van de roerende goederen en een staat van de onroerende goederen (art. 745ter Belg. BW). Voorts kan de blote eigenaar eisen dat de geldsommen worden belegd en dat de effecten aan toonder, naar keuze van de langstlevende, worden omgezet in inschrijvingen op naam dan wel worden geblokkeerd op een gemeenschappelijke bankrekening te name van vruchtgebruiker en blote eigenaars.
11.5.2.1 Omzetting
Daarenboven maakt de wet het mogelijk om de vruchtgebruik-blote eigendom toestand op te heffen door de omzetting van het vruchtgebruik te vorderen. Op die manier kan het vruchtgebruik worden omgezet in de volle eigendom van erfgoederen, of in een som geld of in een gewaarborgde en geïndexeerde lijfrente (art. 745quater Belg. BW). Merk op dat dit licht gewijzigd is door de Erfwet 2017. Die wet heeft immers een vierde modaliteit ingevoerd: de omzetting in een onverdeeld aandeel van de nalatenschap (art. 745quater §1/1 Belg. BW). Het recht om omzetting te eisen is persoonlijk en kan niet worden overgedragen, noch worden uitgeoefend door schuldeisers van de rechthebbende (art. 745quinquies § 1 Belg. BW).
Wie wanneer en van welke goederen de omzetting kan eisen, verschilt naargelang het geval. Een en ander wordt vrij precies in de wet geregeld (art. 745quater §1 en §1/1 Belg. BW). Wanneer bijvoorbeeld de blote eigendom toekomt aan afstammelingen van de vooroverleden echtgenoot, kunnen zowel de langstlevende als één van de blote eigenaars, te allen tijde, de gehele of gedeeltelijke omzetting van het vruchtgebruik eisen. Wanneer de blote eigendom toebehoort aan anderen dan afstammelingen van de vooroverleden echtgenoot, dan kan de langstlevende de omzetting eisen binnen een termijn van vijf jaar na het openvallen der nalatenschap (of later indien de rechtbank dit billijk acht). Te allen tijde kan zij de omzetting van vruchtgebruik op de gezinswoning eisen mits betaling van een som geld. De familierechtbank kan de vraag tot omzetting en toewijzing van volle eigendom weigeren indien dit de belangen van een onderneming of een beroepsarbeid ernstig zou schaden (art. 745quater § 2 Belg. BW). Hoewel een blote eigenaar die geen afstammeling is van de overledene in principe de omzetting van het vruchtgebruik niet kan eisen, kan de rechtbank dergelijke vordering toch toestaan indien zij dit billijk acht wegens omstandigheden die eigen zijn aan de zaak (art. 745quater § 2 in fine Belg. BW).
Een belangrijke beperking is dat in geen geval de omzetting van vruchtgebruik op gezinswoning en daar aanwezig huisraad kan worden doorgevoerd zonder de instemming van de langstlevende echtgenoot (art. 745quater § 4 Belg. BW). Omgekeerd kan het omzettingsrecht over gezinswoning en huisraad haar nooit worden ontnomen (art. 745quinquies § 2 in fine Belg. BW). Een bijzondere bescherming genieten ook de afstammelingen van de overledene uit een vorige relatie. Hen kan het recht om de omzetting van vruchtgebruik te vorderen, en dus niet gedwongen te moeten samen-zitten met hun stiefmoeder, nooit worden ontnomen (art. 745quinquies § 2 Belg. BW).
11.5.2.2 Waardering
De nieuwe wet van 22 mei 2014 wijzigt de waarderingsdatum. Nu wordt de waardering van het vruchtgebruik vastgesteld op de datum van de indiening van het verzoekschrift tot gerechtelijke omzetting, tenzij de partijen anders bepalen (art. 745sexies §3 Belg. BW). Het vruchtgebruik werd voor 25 januari 2015 berekend volgens de waarde op de dag van de omzetting (oud art. 745sexies § 3 Belg. BW).
Bij deze waardering moet onder meer rekening worden gehouden, naar gelang van de omstandigheden, met de waarde en de opbrengst van de goederen, de eraan verbonden schulden en lasten, en de vermoedelijke levensduur van de vruchtgebruiker. Bij de waardering moet tevens rekening worden gehouden met de ‘instant-veroudering’ van de langstlevende, zo die in samenloop komt met afstammelingen van de overledene uit een vorige relatie. In dat geval wordt de langstlevende immers geacht ten minste twintig jaar ouder te zijn dan de oudste afstammeling uit een vorige relatie.
Wanneer alle partijen meerderjarig en handelingsbekwaam zijn, kan de omzetting van vruchtgebruik in der minne gebeuren (art. 745 sexies § 1, lid 1 Belg. BW). Zijn er minderjarige of onbekwame erfgenamen, dan geldt een bijzondere procedure zoals omschreven in art. 1206 van het Gerechtelijk Wetboek. Bij gebreke van akkoord zal de rechtbank beslissen, overeenkomstig art. 745 sexies § 2 Belg. BW. Sinds de hoger vermelde wet van 22 mei 2014 publiceert de minister van Justitie jaarlijks omzettingstabellen. Partijen moeten deze enkel hanteren als ze niet overeenkomen, maar de rechter kan desondanks nog steeds andere omzettingsvoorwaarden bepalen. Partijen hebben er dus nog steeds belang bij om de omzetting, eventueel bij wijze van dading, in der minne te regelen.
In de praktijk wordt daarbij meestal de voorkeur gegeven aan een forfaitaire methode. Eerst waarderen partijen het totale vermogen dat door vruchtgebruik is bezwaard, in onderling overleg, op een bepaalde waarde in volle eigendom. Dan kent men aan het vruchtgebruik een percentage toe van deze volle eigendom-waarde. Dit gebeurt volgens een overeen te komen berekenmethode. De minst verregaande is het vrij rudimentaire systeem uit het Wetboek van Successierechten dat geen rekening houdt met geslacht en ruime leeftijdscategorieën hanteert (tien jaar voor de leeftijd van 20 tot 50 en vijf jaar vanaf de leeftijd van 50). Een hogere waarde vruchtgebruik wordt bekomen met de meer gesofisticeerde methodes (waarvan er verschillende bestaan), die beter differentiëren, onder meer naar gelang het geslacht, leeftijd per jaar en actualiseringsvoet.
Nemen we bij wijze van illustratie een nalatenschap met een volle eigendom-waarde van 3 miljoen euro. De weduwe is 64 jaar en wenst het vruchtgebruik om te zetten in een kapitaal. De volle eigendom-waarde van haar vruchtgebruik volgens art. 21 W.Succ. bedraagt leeftijdscoëfficiënt 9,5 maal vier of 38 procent of in waarde € 1.140.000,-. De waarde van vruchtgebruik berekend volgens de methode Ledoux bedraagt voor een vrouw van 64 jaar 38,13 procent of in waarde € 1.143.900,-. Toepassing van de tweede waarderingsmethode levert de vrouw dus een cash-voordeel op van € 3900,-.
Met de wet van 22 mei 2014 heeft de wetgever het probleem van de rechtsonzekerheid die de verschillende waarderingsmethodes veroorzaakten, willen aanpakken. De wet schrijft twee tabellen voor (één voor mannen en één voor vrouwen), jaarlijks op te maken door de minister van Justitie op basis van prospectieve sterftetafels, van voorstellen van de Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat en kennisname van de resultaten van de werkzaamheden door het Federaal Planbureau en het Instituut van Actuarissen in België. De tabellen in het MB van 1 juli 2018 zijn gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 3 juli 2018. De waardering van het vruchtgebruik bij omzetting en de omzettingstabellen blijven evenwel van suppletief recht (zie hoger). Het voorhanden zijn van een wettelijke waarderingsmethode bevordert echter ook de mogelijke uitkomst bij negotiaties in minnelijke regelingen.
11.5.3 Regeling omtrent het erfrecht in het huwelijkscontract
Sinds 1 juni 2003 is het voor gehuwden onder bepaalde voorwaarden mogelijk om een regeling uit te werken inzake het erfrecht van de langstlevende echtgenoot, bij huwelijkscontract of bij wijzigingsakte, conform art. 1388, lid 2 Belg. BW. Deze regeling kan tot gevolg kan hebben dat het intestaatserfrecht ten aanzien van de ene of de andere echtgenoot wordt uitgeschakeld. Ingevolge deze bepaling kunnen de echtgenoten immers, wanneer één van hen één of meer afstammelingen heeft die voortkomen uit een andere relatie van voor hun huwelijk of die geadopteerd werden voor hun huwelijk, of afstammelingen van de geadopteerden, geheel of ten dele, zelfs zonder wederkerigheid, een regeling treffen over de rechten die de ene in de nalatenschap van de andere kan uitoefenen. Merk op dat dit gewijzigd is door de Erfwet 2018 (zie daarover nader in onderdeel 11.6).
11.5.4 Intestaatserfrecht van de langstlevende wettelijk samenwonende partner
De wet van 28 maart 2007 tot regeling van het erfrecht van de langstlevende wettelijk samenwonende heeft een wettelijk erfrecht ingevoerd voor de langstlevende wettelijk samenwonende partner. De langstlevende wettelijk samenwonende werd daarmee toegevoegd aan de lijst van de wettelijke erfgenamen die op grond van de wet tot de nalatenschap geroepen zijn.
Door de wet heeft de langstlevende wettelijk samenwonende een recht verkregen op het vruchtgebruik van het onroerend goed dat tijdens het samenwonen het gezin tot gemeenschappelijke verblijfplaats diende en van het daarin aanwezige huisraad (art. 745octies §1, lid 1 Belg. BW). Is de gemeenschappelijke verblijfplaats verhuurd, dan wordt het recht op huur toegekend aan de langstlevende wettelijk samenwonende, evenals het recht van vruchtgebruik op het daarin aanwezige huisraad.
Om te kunnen erven dient de langstlevende een verklaring van wettelijke samenwoning te hebben afgelegd overeenkomstig art. 1476 Belg. BW en de wettelijke samenwoning mag niet beëindigd zijn op het tijdstip van overlijden. De duur van de wettelijke samenwoning speelt daarbij geen enkele rol. Er is geen wettelijk erfrecht voor personen die enkel feitelijk samenwonen. De wet bepaalt uitdrukkelijk dat er geen wettelijk erfrecht is indien de langstlevende wettelijk samenwonende een afstammeling is van de eerststervende wettelijk samenwonende (art. 745octies § 1, lid 3 Belg.BW). Deze uitsluiting geldt niet voor andere wettelijke erfgenamen.
Ieder die de blote eigendom verkrijgt, kan eisen dat een boedelbeschrijving van het huisraad en een staat van de gemeenschappelijke verblijfplaats wordt opgemaakt. Deze bepaling stemt overeen met hetgeen bepaald is in art. 745ter Belg. BW, dat het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot betreft.
Bemerk dat art. 745octies §3 Belg. BW de regels inzake het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot, opgenomen in art. 745quater tot 745septies, van overeenkomstige toepassing verklaart op het vruchtgebruik van de langstlevende wettelijk samenwonende (zie daarover onderdeel 11.5.2). Doordat de langstlevende wettelijk samenwonende een wettelijk erfrecht heeft gekregen worden hem eveneens onderhoudsverplichtingen opgelegd die gelden voor de langstlevende echtgenoot (in de zin van art. 203 §3 en 205bis, §2 Belg. BW).
Een andere belangrijke wijziging bestaat erin dat het voorbehouden erfdeel of reservatair erfdeel van bloedverwanten in de opgaande lijn vervalt indien de eerststervende zijn wettelijk samenwonende partner begiftigt. Merk op dat dit gewijzigd is door de Erfwet 2017: de reserve van de ascendenten is afgeschaft (zie daarover onderdeel 11.6.2).
De aandacht dient eveneens gevestigd op het feit dat er geen voorbehouden erfdeel of reservatair erfrecht wordt toegekend aan de langstlevende wettelijk samenwonende (zie daarover onderdeel 11.6). Dit ingevoerde wettelijk erfrecht kan dus door testament worden ontnomen.