11.10.1 Tienjaarstermijn
Onnodig in herinnering te brengen dat het om fiscale redenen van belang is te weten of de overledene Nederland al tien jaar metterwoon heeft verlaten. Zo dit niet het geval is, dan blijft hij vanuit fiscaal oogpunt inzake schenkings- en successierechten, beschouwd als een ‘fictieve rijksinwoner’ (art. 3 SW). Dit is de reden waarom Nederlanders de eerste tien jaar in België niet kunnen genieten van het gunstige Belgische schenkingen-klimaat. Zij blijven immers gedurende de tienjaarstermijn Nederlandse schenkbelasting verschuldigd als fictieve Nederlandse schenker.
In geval van overlijden binnen deze tien jaar, zal een aangifte van nalatenschap moeten worden ingediend, zowel in Nederland als in België. In beide landen zijn dan ook successierechten verschuldigd. Dankzij het Nederlandse Besluit 2001 ter voorkoming van dubbele belasting zullen de Belgische successierechten op de Nederlandse in mindering kunnen worden gebracht. Toch kan hier een pijnlijke situatie ontstaan doordat de verrekening niet gebeurt op de successierechten in globo, doch berekend wordt op het erfdeel per erfgenaam. Verschillende waarderingsregels van vruchtgebruik in Nederland en in België leiden aldus tot de consequentie dat een stuk van de door de kinderen betaalde successierechten in België niet in Nederland op de door de weduwe verschuldigde successierechten kunnen worden verrekend.
Stel dat de weduwe in België een vruchtgebruik geniet dat op 40% van de waarde volle eigendom wordt gewaardeerd, en in Nederland op 60%. In België krijgen de kinderen dan blote eigendom gewaardeerd op 60% en in Nederland op 40%. De weduwe moet in Nederland meer successierechten betalen dan in België. Wat zij in België heeft betaald, kan zij in mindering brengen op haar Nederlandse successierechten. Het saldo blijft zij verschuldigd. De kinderen echter betalen in België meer successierechten dan in Nederland. De Belgische rechten kunnen zij in mindering brengen op de Nederlandse, die herleid worden tot nihil. De kinderen hebben alsdan nog een overschot, een saldo aan Belgische successierechten. Het frustrerende is nu dat zij dit niet mogen verrekenen met het saldo dat de weduwe in Nederland nog verschuldigd is. Toepassing van een hardship-rule is hier op zijn plaats, zodat de Nederlandse fiscus zou moeten aanvaarden dat het overschot van de kinderen wel op het saldo van de weduwe kan worden aangerekend.
De verplichting om binnen de tienjaarstermijn een aangifte van nalatenschap in te dienen, ook in Nederland, werd onder vuur genomen in een arrest van het hof van beroep te ’s-Hertogenbosch. Het hof oordeelde op grond van diverse overwegingen dat de woonplaatsfictie van art. 3 SW (de wettelijke basis van de tienjaarstermijn) een verkapte beperking inhoudt van het vrije kapitaalsverkeer tussen de lidstaten in de Europese Unie en daarom buiten werking moet blijven. De Staatssecretaris van Financiën tekende tegen dit arrest een voorziening in Cassatie aan. In afwachting van een uitspraak van de Hoge Raad werd aangeraden om bezwaar in te dienen tegen aanslagen gevestigd op erfgenamen van overleden Nederbelgen die nog niet langer dan tien jaar Nederland hebben verlaten. Het EU Hof van Justitie oordeelde in het arrest van 23 februari 2006 (van Hilten-van der Heijden) dat er geen inbreuk is op het vrij kapitaalverkeer. Zoals kon worden verwacht is de Hoge Raad het EU Hof van Justitie gevolgd in zijn uitspraak van 22 december 2006 (nr. 39261).
11.10.2 ‘Belgische’ schenkbelasting
Krachtens art. 931 van het Belgisch Burgerlijk Wetboek dient iedere schenking onder levenden van roerende en/of onroerende goederen, op straffe van nietigheid, bij notariële akte plaats te vinden. Alle Belgische notariële aktes moeten verplicht worden geregistreerd, waardoor schenkbelasting verschuldigd wordt over de waarde van de geschonken goederen. De tarieven variëren naargelang de verwantschapsgraad én de waarde van de geschonken goederen. Dit betekent in principe dat de schenkbelasting relatief hoog kan oplopen.
Bij de Lambermont akkoorden van 2001 werd aan de Gewesten onder andere de bevoegdheid toebedeeld om zelfstandig de tarieven, de heffingsgrondslag en de vrijstellingen te bepalen van het registratierecht dat verschuldigd is voor schenkingen onder de levenden van roerende of onroerende goederen. Teneinde een mogelijke schadelijke belastingconcurrentie tussen de verschillende gewesten te vermijden, zijn een aantal objectieve criteria ingevoerd voor de lokalisatie van de schenkbelasting. Deze criteria duiden aan wanneer de Waalse, Brusselse of Vlaamse schenkbelastingen van toepassing zullen zijn.
Bij bijzondere wet van 13 juli 2001 zijn een aantal bepalingen van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en gewesten gewijzigd.
Art. 7 van die wet bepaalt in het kader van de lokalisatie van het schenkingrecht dat: ‘(…) het registratierecht op de schenkingen onder de levenden van roerende of onroerende goederen door een rijksinwoner: op de plaats waar de schenker, op het ogenblik van de schenking, zijn fiscale woonplaats heeft. Als de fiscale woonplaats van de schenker tijdens de periode van vijf jaar voor zijn schenking op meer dan één plaats in België gelegen was: op de plaats in België waar zijn fiscale woonplaats tijdens de voormelde periode het langst gevestigd was; Het registratierecht op de schenkingen onder de levenden van in België gelegen onroerende goederen door een niet-rijksinwoner: op de plaats waar het onroerend goed gelegen is; (…)’.
In het raam van de staatshervorming, kregen de Gewesten de mogelijkheid om zelf de inning en invordering van de registratiebelasting voor schenkingen onder de levenden te verzorgen. Sinds 1 januari 2015 heeft het Vlaamse Gewest, voorlopig als enige van de drie Belgische Gewesten, deze bevoegdheid naar zich getrokken. Sinds 1 januari 2015 kent het Vlaamse Gewest, allicht geïnspireerd door zijn Noorderburen, de term ‘schenkbelasting’. Hoewel ‘schenkbelasting’ dus een Vlaamse decretaal vastgelegde term is, gebruiken we de term in deze tekst toch zoveel als mogelijk als algemene noemer van het registratierecht op de schenkingen onder de levenden van roerende of onroerende goederen
Een belangrijk onderscheid tussen het Vlaamse Gewest enerzijds en het Brussels Hoofdstedelijke en Waalse Gewest anderzijds is dat het Vlaamse Gewest sinds 1 januari 2015 alle wettelijke bepalingen inzake schenkbelasting heeft opgenomen in de Vlaamse Codex Fiscaliteit (hierna aangeduid als de VCF). De schenkbelasting vormt Hoofdstuk 8 van de VCF (het betreft de art. 2.8.1.0.1 tot en met 2.8.7.0.1 VCF). In de andere Gewesten blijft het – in hoofdzaak – federale wetboek der registratierechten van toepassing. De materie van de schenkbelasting wordt voor het Brussels Hoofdstedelijke Gewest en het Waalse Gewest nog steeds behandeld door de art. 131 tot 140 octies Wetboek van Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten.
De schenkbelasting wordt geheven op de brutowaarde van de goederen die elke begiftigde van de schenker bekomt. In het buitenland gelegen onroerende goederen worden niet onderworpen aan het evenredig registratierecht maar slechts aan het algemeen vast recht (art. 2.8.6.0.1, lid 1, 2° VCF art. 159, 7º W. Reg.). De schenkbelasting wordt geheven naar aanleiding van de registratie van de akte die geldt als titel van de schenking. Er geldt voor schenkingen in principe geen algemene registratieverplichting. De registratieverplichting bestaat enkel voor de in de VCF en in art. 19 W. Reg. opgesomde akten. Hierbij valt onmiddellijk op dat akten van notarissen en akten waarbij de eigendom van in België gelegen onroerende goederen wordt overgedragen, verplicht moeten worden geregistreerd. In het algemeen moeten overigens alle akten verleden voor Belgische notarissen ter registratie worden aangeboden. Voor de hier besproken materie geldt dus altijd een registratieverplichting indien het gaat om Belgisch onroerend goed of akten verleden voor Belgische notarissen.
Bij de registratie van een schenking wordt de schenkbelasting geheven. Dit is in principe een dubbel progressieve belasting in de zin dat deze varieert in functie van de waarde van de schenking en de graad van verwantschap tussen schenker en begiftigde. De tariefschalen zijn in principe
1. in rechte lijn en tussen echtgenoten;
2. tussen broeders en zusters;
3. tussen ooms en tantes en neven of nichten en
4. tussen alle andere personen.
Bemerk evenwel dat het Vlaamse Gewest recent wat betreft de schenking van onroerende goederen een drastische vereenvoudiging heeft ingevoerd van de tariefcategorieën. Momenteel bestaan nog slechts
1. tarief rechte lijn en partners en
2. tarief niet-rechte lijn.
Eerder was er ook al een vereenvoudiging voor de schenking van roerende goederen. Daarnaast zijn er een aantal evenredige tariefschalen voor bijzondere omstandigheden (bijvoorbeeld de schenking van een onderneming).
Voor wat de berekening van de schenkbelasting is het van belang te weten dat zij gebeurt per schenker en per begiftigde. Het dubbel progressief tarief wordt met andere woorden toegepast op het bruto-voordeel dat elke begiftigde afzonderlijk van een schenker ontvangt. Wanneer twee personen bij een zelfde akte aan dezelfde personen goederen schenken, moet er voor de vaststelling van het tarief gehandeld worden alsof elke schenker wat hem betreft de schenking bij afzonderlijke akte had gedaan. In het kader van elkaar opeenvolgende schenkingen dient rekening te worden gehouden met het progressievoorbehoud van art. 2.8.3.0.3 §1 VCF en art. 137 W. Reg. Om te vermijden dat de progressiviteit van de schenkingstarieven al te gemakkelijk wordt vermeden, is een regel van progressievoorbehoud voorzien. Voor de bepaling van het op een schenking toepasselijk tarief wordt rekening gehouden met de schenkingen die zijn voorgekomen tussen dezelfde partijen in de loop van de drie jaar voorafgaand aan de nieuwe schenking.
11.10.2.1 Schenkbelasting in Vlaanderen
Op het vlak van de tarieven bepaalt art. 2.8.4.1.1. VCF dat voor de schenkingen onder de levenden van onroerende goederen over het bruto-aandeel van elk der begiftigden een evenredig recht wordt geheven volgens het tarief zoals in onderstaande tabel aangeduid. Art. 2.8.3.0.3. §1 VCF voorziet een progressievoorbehoud voor schenkingen van onroerende goederen. De tarieven hieronder gelden voor schenkingen van onroerende goederen met ingang van 1 juli 2015. Voor die datum golden andere tariefschalen, met veel meer tariefcategorieën en progressieve tarieven die substantieel hoger waren.
Tarief rechte lijn en partners en tarief niet-rechte lijn
Eengemaakte Schalen | Tarief rechte lijn en partners | Tarief niet rechte lijn |
---|---|---|
€ 0,- tot € 150.000,- | 3% | 10% |
€ 150.000,- tot € 250.000,- | 9% | 20% |
€ 250.000,- tot € 450.000,- | 18% | 30% |
boven € 450.000,- | 27% | 40% |
In de VCF wordt de notie ‘partner’ gedefinieerd als volgt a) de persoon die op dag van het openvallen van de nalatenschap met de erflater of op de dag van de schenking met de schenker gehuwd is; b) de persoon die op de dag van het openvallen van de nalatenschap met de erflater of op de dag van de schenking met de schenker wettelijk samenwoont, overeenkomstig de bepalingen van boek III, titel Vbis, van het Burgerlijk Wetboek; c) de personen die op de dag van het openvallen van de nalatenschap of op de dag van de schenking ten minste één jaar ononderbroken met de erflater of de schenker samenwonen en met de erflater of de schenker een gemeenschappelijke huishouding voeren. Deze voorwaarden worden geacht ook vervuld te zijn als het samenwonen en het voeren van een gemeenschappelijke huishouding met de erflater of de schenker, aansluitend op de bedoelde periode van één of drie jaar tot op de dag van het overlijden, ingevolge overmacht onmogelijk is geworden. Een inschrijving in het bevolkingsregister houdt een weerlegbaar vermoeden in van ononderbroken samenwoning en van het voeren van een gemeenschappelijke huishouding (zie art. 1.1.0.0.2 VCF).
De tarieven voor de schenking van onroerende goederen worden nog verder verlaagd indien de begiftigden voldoen aan de voorwaarden voor een energierenovatie (voor een minimumbedrag van € 10.000,-) of een conformiteitsattest kunnen voorleggen, tezamen met een geregistreerde huurovereenkomst met een minimumduur van 9 jaar (zie art. 2.8.4.3.1 VCF).
Eengemaakte Schalen | Tarief rechte lijn en partners | Tarief niet rechte lijn |
---|---|---|
€ 0,- tot € 150.000,- | 3% | 10% (met energierenovatie: 9%) |
€ 150.000,- tot € 250.000,- | 9% (met energierenovatie: 6%) |
20% (met energierenovatie: 17%) |
€ 250.000,- tot € 450.000,- | 18% (met energierenovatie: 12%) |
30% (met energierenovatie: 24%) |
boven € 450.000,- | 27% (met energierenovatie: 18%) |
40% (met energierenovatie: 31%) |
Voor wat betreft de schenkingen onder de levenden van roerende goederen bepaalt art. 2.8.4.1.1. VCF dat over het bruto-aandeel van elk der begiftigden een schenkbelasting wordt geheven van: 3% voor schenkingen tussen partners en in de rechte lijn, en 7% voor schenkingen aan alle andere personen. De tarieven gelden voor schenkingen van de volle eigendom, de blote eigendom of het (tijdelijke of levenslange) vruchtgebruik van roerende goederen, evenals voor schenkingen van lijfrenten, levenslange pensioenen en altijddurende renten. Het art. 2.8.3.0.1 VCF bevat ook forfaitaire waarderingsregels hiervoor. Deze zijn gelijkaardig aan deze neergelegd in de art. 2.9.3.0.4 tot en met art. 2.9.3.0.7 VCF voor waardering van onroerende goederen met het oog op het verkooprecht. Vermeldenswaardig is dat de jaarlijkse opbrengst van de roerende goederen, zoals in de erfbelasting, forfaitair wordt vastgesteld op 4 procent van de volle eigendom van die goederen. Voor schenkingen van roerende goederen aan de voormelde ‘flat rates’ geldt er geen progressievoorbehoud.
Met de invoering van voormelde ‘flat rates’ voor roerende goederen in Vlaanderen ontstonden nieuwe planningsmogelijkheden. Zo kan men een schenking doen waarbij de schenking gebeurt aan het vlak tarief, maar onder opschortende voorwaarde van overleven van de begiftigde. Dit stelt de schenker in staat om te schenken aan een fiscaal voordelig tarief met behoud van bezit van de geschonken goederen tot aan het overlijden van de schenker. Dergelijke schenkingen worden door de Vlaamse regelgever beschouwd als misbruik van de verlaagde schenkbelasting. De verlaagde schenkingbelasting werd immers ingevoerd met het oog op het daadwerkelijk in het economisch verkeer brengen van de geschonken goederen. Daarom heeft de Vlaamse decreetgever het verlaagd tarief uitgesloten voor schenkingen die gebeuren onder een opschortende voorwaarde of termijn die wordt vervuld ingevolge het overlijden van de schenker. Dergelijke schenkingen worden uitgesloten van de schenkbelasting en beschouwd als een fictief legaat dat onderworpen is aan erfbelasting. Tegen dit fictief legaat werd een annulatieberoep ingesteld bij het Grondwettelijk Hof op grond van bevoegdheidsoverschrijding door het Vlaamse Gewest. Het Grondwettelijk Hof heeft in een betwistbare uitspraak het annulatieberoep verworpen, zodat de regeling overeind is gebleven.
Dit fictief legaat heeft echter een veel ruimer toepassingsgebied dan het zuivere beteugelen van misbruiken van de verlaagde schenkbelasting en heeft verschillende (wellicht ongewilde) ‘neveneffecten’. Voorheen had de fiscale administratie in een administratieve beslissing het toepassingsgebied van het fictielegaat aanzienlijk ingeperkt. De fictiebepaling werd enkel toegepast als die schenking door partijen vrijwillig ter registratie werd aangeboden of indien dergelijke schenkingen verplicht registreerbaar waren (schenkingen bij Belgische notariële akte). Het oude administratieve standpunt werd echter ingetrokken door de Vlaamse Belastingdienst (hierna Vlabel). Vlabel is sinds 1 januari 2015 bevoegd voor de inning en invordering van de Vlaamse schenkbelasting en erfbelasting. Ingevolge een nieuw administratief standpunt van Vlabel zou het fictief legaat blijkbaar ook toegepast worden op schenkingen die niet verplicht ter registratie moeten worden aangeboden, zoals bvb. een buitenlandse schenkingsakte of een bankgift.
Naast de algemene tariefschalen voor onroerende en roerende goederen, zijn er ook verschillende voorkeurregimes van toepassing in het Vlaamse Gewest. Deze voorkeurregimes staan omschreven in art. 2.8.4.1.1, §3 VCF. Dit artikel bepaalt dat in afwijking van de tarieven opgenomen in §1 en §2 van art. 2.8.4.1.1, §3 VCF het tarief 5,5% bedraagt voor schenkingen aan bepaalde publiekrechtelijke organismes en aan o.a. verenigingen zonder winstoogmerk (vzw), private stichtingen en stichtingen van openbaar nut. Voor wat betreft de schenkingen/inbrengen om niet gedaan door stichtingen of vzw’s aan dergelijke rechtspersonen geldt een vast recht van € 100,- in Vlaanderen.
Deze bijzondere tarieven waren aanvankelijk enkel toepasselijk op de Belgische rechtspersonen. De Belgische private stichting kon er dus van genieten in de mate dat de Vlaamse schenkingsrechten van toepassing waren (zie boven). Gelet op de vroegere kritiek van de Europese Commissie heeft Vlaanderen deze voorkeurtarieven ook opengesteld voor gelijksoortige rechtspersonen die opgericht zijn volgens en onderworpen zijn aan de wetgeving van een andere staat van de Europese Economische Ruimte (hierna EER), en die bovendien hun statutaire zetel, hun hoofdbestuur of hun hoofdvestiging binnen de EER hebben. Verder geldt met ingang van 1 januari 2012 een vrijstelling van schenkbelasting voor de schenkingen van familiale ondernemingen dan wel aandelen van een familiale vennootschap. Men moet wel rekening houden met strikte toepassingsvoorwaarden wil men genieten van de vrijstelling van schenkbelasting.
Ten slotte is er een bijzondere tariefverlaging voor schenkingen van bouwgronden (deze maatregel geldt tot 31 december 2019, behoudens verlenging). Als een bouwgrond geschonken wordt, staat het de schenker en de begiftigde vrij te kiezen tussen het bijzonder verlaagd tarief voor schenkingen van bouwgronden en de nieuwe tarieven die gelden voor schenkingen van onroerende goederen in het algemeen. Het nieuwe algemene tarief zal doorgaans voordeliger zijn dan het bijzonder tarief voor bouwgronden, waaraan bovendien nog een bouw- en bewoningsverplichting is gekoppeld.
11.10.2.2 De schenkbelasting in Brussel
Het Brusselse art. 131 W. Reg. bepaalt: ‘Voor de schenkingen onder de levenden van onroerende goederen wordt over het bruto-aandeel van elk der begiftigden een evenredig recht geheven volgens het in de onderstaande tabellen vermelde tarief.’
Tabel 1: tarief in rechte lijn, tussen echtgenoten en tussen samenwoners
Gedeelte van de schenking | a | b | |
---|---|---|---|
van | Tot inbegrepen | ||
€ 0,01 | € 50.000,- | 3% | |
€ 50.000,- | € 100.000,- | 8% | € 1500,- |
€ 100.000,- | € 175.000,- | 9% | € 5500,- |
€ 175.000,- | € 250.000,- | 18% | € 12.250,- |
€ 250.000,- | € 500.000,- | 24% | € 25.750,- |
boven € 500.000,- | 30% | € 85.750,- |
Tabel 2: tarief tussen broers en zussen
Gedeelte van de schenking | a | b | |
---|---|---|---|
van | Tot inbegrepen | ||
€ 0,01 | € 12.500,- | 20% | |
€12.500,- | € 25.000,- | 25% | € 2500,- |
€25.000,- | € 50.000,- | 30% | € 5625,- |
€50.000,- | € 100.000,- | 40% | € 13.125,- |
€100.000,- | € 175.000,- | 55% | € 33.125,- |
€175.000,- | € 250.000,- | 60% | € 74.375,- |
boven € 250.000,- | 65% | € 119.375,- |
Tabel 3: tarief tussen ooms of tantes en neven of nichten
Gedeelte van de schenking | a | b | |
---|---|---|---|
van | Tot inbegrepen | ||
€ 0,01 | € 50.000,- | 35% | |
€ 50.000,- | € 100.000,- | 50% | € 17.500,- |
€ 100.000,- | € 175.000,- | 60% | € 42.500,- |
boven € 175.000,- | 70% | € 87.500,- |
Tabel 4: tarief tussen alle andere personen
Gedeelte van de schenking | a | b | |
---|---|---|---|
van | Tot inbegrepen | ||
€ 0,01 | € 50.000,- | 40% | |
€ 50.000,- | € 75.000,- | 55% | € 20.000,- |
€ 75.000,- | € 175.000,- | 65% | € 33.750,- |
boven € 175.000,- | 80% | € 98.750,- |
a: het percentage dat toepasselijk is op het overeenstemmende gedeelte;
b: het totale bedrag van de belasting over de voorgaande gedeelten.
Bemerk evenwel dat het Brusselse Gewest heeft aangekondigd om vanaf 1 januari 2016 de nieuwe verlaagde Vlaamse tarieven voor de schenking van onroerend goed over te nemen (zie onderdeel 11.10.2.1).
Als samenwoner wordt in het Brusselse Gewest beschouwd de persoon die zich in de toestand van wettelijke samenwoning bevindt in de zin van titel Vbis van boek III van het Belg. BW. In tegenstelling tot de Vlaamse regeling komen feitelijke samenwoners in Brussel dus niet in aanmerking voor het tarief in rechte lijn, tussen gehuwden en samenwoners.
Voor wat betreft de schenkingen onder de levenden van roerende goederen bepaalt art. 131, §2 W. Reg. dat over het bruto-aandeel van elk der begiftigden een recht wordt geheven van: 3% voor schenkingen in de rechte lijn, tussen echtgenoten en samenwoners en 7% voor schenkingen aan alle andere personen. Deze tarieven gelden voor schenkingen van de volle eigendom, de blote eigendom of het (tijdelijke of levenslange) vruchtgebruik van roerende goederen, evenals voor schenkingen van lijfrenten, levenslange pensioenen en altijddurende renten. Het Brusselse art. 133 W. Reg. bevat ook forfaitaire waarderingsregels hiervoor. Deze zijn gelijkaardig aan deze neergelegd in de art. 47 e.v. W. Reg. voor onroerende goederen. Voor schenkingen van roerende goederen aan de voormelde ‘flat rates’ geldt er geen progressievoorbehoud.
Naar analogie met Vlaanderen werd eveneens in Brussel een fictief legaat ingevoerd waardoor schenkingen van roerende goederen onder opschortende voorwaarde die wordt vervuld ingevolge het overlijden van de schenker onderworpen zijn aan successierechten.
Het Brusselse Gewest heeft ook preferentiële tarieven. Deze zijn opgenomen in art. 140 W. Reg. zoals van toepassing in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest. Verlaagde tarieven van 6,6%, 7% of 1,1% worden voorzien. Hierbij geldt het 6,6% tarief grosso modo voor schenkingen aan gemeenten en intercommunales van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest en voor stichtingen van openbaar nut. Het 7% tarief geldt o.m. voor de schenkingen, inclusief inbrengen om niet van onroerende goederen gedaan aan verenigingen zonder winstoogmerk (vzw’s), internationale vzw’s en aan private stichtingen (art. 140, 2º W. Reg.). De schenking van roerende goederen aan een private stichting kan genieten van het algemeen vlak tarief van 7% (cfr. Art. 131, §2 W.Reg.). Het tarief van 7% wordt vervangen door een vast recht van € 100,- indien de schenker (of inbrenger om niet) zelf een stichting van openbaar nut of één van de onder 2° vermelde rechtspersonen is (art. 140,3° W.Reg.). Het recht bedraagt 1,1% voor de schenkingen met inbegrip van inbrengen om niet, gedaan door gemeenten aan pensioenfondsen die zij onder de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk hebben opgericht in uitvoering van een door de voogdijoverheid goedgekeurd saneringsplan (art. 140,4° W.Reg.). De verlagingen vermeld in art. 140, 1°, 140, 2º en 140, 3º W. Reg. zijn ook toepasselijk op gelijkaardige rechtspersonen die opgericht zijn volgens en onderworpen zijn aan de wetgeving van een andere lid-Staat van de EER, en die hun statutaire zetel, hun hoofdbestuur of hun hoofdvestiging hebben binnen de EER.
In het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest geldt verder ook de oude ‘federale’ regeling voor schenkingen van ondernemingen tegen een vlak tarief van 3%.
Tenslotte is er ook een aparte regeling voor de schenking (in volle eigendom) van een in Brussel gelegen gezinswoning. Verlaagde tarieven gelden dan in rechte lijn, tussen echtgenoten en samenwoners. Deze gunstregeling zal worden geschrapt en vervangen door nieuwe verlaagde tarieven van de schenking van onroerende goederen vanaf 1 januari 2016.
11.10.2.3 De schenkbelasting in Wallonië
In navolging van Vlaanderen en Brussel heeft ook Wallonië een afzonderlijk gunsttarief ingevoerd voor de schenking van welbepaalde roerende goederen. Het decreet heeft 3 verlaagde tarieven ingevoerd voor schenkingen van roerende goederen. Het tarief bedraagt momenteel 3,3% in rechte lijn, tussen echtgenoten en samenwoners, 5,5% in de zijlijn en 7,7% tussen alle andere personen. Per decreet van 11 april 2014 heeft de Waalse wetgever opnieuw art. 131bis W.Reg. (Waalse Gewest) gewijzigd zodat momenteel “alle geregistreerde roerende schenkingen die zijn uitgevoerd tussen natuurlijke personen, ongeacht de aard van deze roerende goederen” in aanmerking komen voor de verlaagde tarieven van 3,3%, 5,5% en 7,7%.
In tegenstelling tot de Vlaamse en Brusselse regeling heeft men in Wallonië geen fictief legaat ingevoerd voor roerende schenkingen die gebeuren onder opschortende voorwaarde die wordt vervuld ingevolge het overlijden van de schenker. De Waalse decreetgever heeft daarentegen voorzien dat schenkingen onder opschortende voorwaarde die wordt uitgevoerd ten gevolge van het overlijden van de schenker worden uitgesloten van het gunsttarief voor de schenking van roerende goederen. Schenkingen die gebeuren onder een dergelijke opschortende voorwaarde blijven onderworpen aan de Waalse progressieve schenkingsrechten opgenomen in art. 131 W.Reg.
Samen met het gunsttarief voor roerende goederen heeft het Waalse Gewest een gunsttarief ingevoerd voor de schenking van de gezinswoning gelegen in het Waalse Gewest. Opdat de schenking van het gunsttarief kan genieten is vereist dat de schenking gebeurt in rechte lijn, tussen echtgenoten of tussen wettelijk samenwonenden. Daarnaast moet de schenking slaan op het aandeel in volle eigendom van de schenker in een onroerend goed dat geheel of gedeeltelijk tot bewoning is bestemd. Tot slot moet de schenker gedurende vijf jaar zijn hoofdverblijfplaats hebben gehad in het betrokken onroerend goed, daarbij wordt een uitzondering gemaakt voor gevallen van overmacht.
Gedeelte van de schenking | Rechte lijn tussen echtgenoten en tussen wettelijk samenwonenden | ||
---|---|---|---|
van | tot inbegrepen | a | b |
€ | € | t.h. | € |
0,01 | 25.000,- | 1 | – |
25.000,- | 50.000,- | 2 | 250,- |
50.000,- | 175.000,- | 5 | 750,- |
175.000,- | 250.000,- | 12 | 7000,- |
250.000,- | 500.000,- | 24 | 16.000,- |
boven 500.000,- | 30 | 76.000,- |
Voor schenkingen van onroerende goederen en roerende goederen die niet kunnen genieten van de verlaagde tarieven geldt echter nog de onderstaande regeling.
Tabel 1
Gedeelte van de schenking | Rechte lijn tussen echtgenoten en tussen wettelijk samenwonenden | ||
---|---|---|---|
van | tot inbegrepen | a | b |
€ | € | t.h. | € |
0,01 | 12.500,- | 3 | – |
12.500,- | 25.000,- | 4 | 375 |
25.000,- | 50.000,- | 5 | 875 |
50.000,- | 100.000,- | 7 | 2125,- |
100.000,- | 150.000,- | 10 | 5625,- |
150.000,- | 200.000,- | 14 | 10.625,- |
200.000,- | 250.000,- | 18 | 17.625,- |
250.000,- | 500.000,- | 24 | 26.625,- |
boven 500.000,- | 30 | 86.625,- |
Voor de toepassing van deze tabel verstaat men onder wettelijk samenwonende de persoon die op het ogenblik van de schenking samen met de schenker gedomicilieerd was en met laatstgenoemde een verklaring van wettelijk samenwonen had afgelegd overeenkomstig de bepalingen van Boek III, titel Vbis, van het Burgerlijk Wetboek.
Tabel 2
Gedeelte van de schenking | Tussen broeders en zusters | Tussen ooms of tantes en neven en nichten | Tussen alle andere personen | ||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
van | tot inbegrepen | a | b | a | b | a | b |
€ | € | t.h. | € | t.h. | € | t.h. | € |
0,01 | 12.500,- | 20 | – | 25 | – | 30 | – |
12.500,- | 25.000,- | 25 | 2500,- | 30 | 3125,- | 35 | 3750,- |
25.000,- | 75.000,- | 35 | 5625,- | 40 | 6875,- | 60 | 8125,- |
75.000,- | 175.000,- | 50 | 23.125,- | 55 | 26.875,- | 80 | 38.125,- |
boven 175.000,- | 65 | 73.125,- | 70 | 81.875,- | 80 | 118.125,- |
Het Waalse Gewest heeft eveneens aangekondigd om vanaf 1 januari 2016 nieuwe verlaagde algemene tariefschalen in te voeren voor de schenking van onroerende goederen. Het hoogste tarief (tussen alle andere personen) zou niet meer bedragen dan 50% (ten opzichte van 80% nu).
Naast de algemene progressieve tarieven, zijn er ook in Wallonië preferentiële regimes beschikbaar. Deze zijn opgenomen in art. 140 W. Reg. zoals van toepassing in het Waalse gewest. Verlaagde tarieven van 7% 5,5% of 1,1% worden voorzien, alsook een algehele vrijstelling (0%). Hierbij geldt het 5,5% tarief grosso modo voor schenkingen aan provinciën, gemeenten, provinciale en gemeentelijke openbare instellingen en andere dergelijke instellingen gelegen in gelegen in België, evenals aan de met deze vergelijkbare rechtspersonen opgericht overeenkomstig en onderworpen aan de wetgeving van een andere lidstaat van de EER. Het 7% tarief geldt onder meer voor de schenkingen gedaan aan verenigingen zonder winstoogmerk (vzw’s), internationale vzw’s, private stichtingen en stichtingen van openbaar nut (art. 140, 2º W. Reg.). Het 7% tarief geldt enkel voor de schenkingen gedaan aan de rechtspersonen en de stichtingen die aan volgende voorwaarden voldoen:
a. de rechtspersoon of de stichting moet een bedrijfszetel hebben in de EER;
b. de rechtspersoon of de stichting moet in die zetel hoofdzakelijk en belangeloos milieubeschermende, filantropische, filosofische, godsdienstige, artistieke, pedagogische, culturele, sportieve, politieke, syndicale, professionele, humanitaire, vaderlandslievende of op burgerzin, verzorging van personen of dieren, maatschappelijke bijstand of begeleiding van personen toegespitste doelstellingen op het ogenblik van de schenking;
c. de rechtspersoon of de stichting moet zijn statutaire zetel, zijn hoofdbestuur of zijn hoofdinrichting hebben op het grondgebied van de EER. Het tarief wordt verder verlaagd tot 1,1% voor de schenkingen, met inbegrip van de inbrengen om niet, gedaan door de gemeenten aan de pensioenfondsen die zij onder de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk hebben opgericht in uitvoering van een door de toezichthoudende overheid goedgekeurd financieel saneringsplan. Een tarief van 0% geldt voor schenkingen aan federale of regionale overheden (Gewesten, Gemeenschappen of de federale staat) en de instellingen die vergelijkbaar zijn en opgericht overeenkomstig en onderworpen aan de wetgeving van een andere lidstaat van de EER. De schenkbelasting bedraagt € 100,- voor de schenkingen, met inbegrip van inbrengen om niet, gedaan aan de stichtingen of bepaalde rechtspersonen, zo de schenker zelf één van die stichtingen of rechtspersonen is.
Het Waalse Gewest heeft een eigen regeling voor schenkingen van ondernemingen tegen een vlak tarief van 0%.